Factchecken. Het concept waarbij de feitelijke juistheid van uitspraken of beweringen wordt achterhaald, vond begin jaren 2000 zijn oorsprong in de Verenigde Staten, maar waaide sinds enkele jaren over tot in Vlaanderen. Vandaag de dag binden verschillende Vlaamse factcheckers de strijd aan met desinformatie. “Je merkt dat die nood vanuit de maatschappij er is.”

Met een wekelijkse factcheck in Knack zorgde Jan Jagers in 2012 voor een omwenteling in het Vlaamse medialandschap. “Vandaag is factchecken een genre an sich, net zoals een interview of een opiniestuk dat is”, zegt hij.  Geënt op wat buitenlandse kranten al deden, ging Jagers als vaste factchecker aan de slag. “Dat kon je zien als een nieuwe vorm van journalistiek die er in Vlaanderen toen nog weinig of niet was.”

Na zeven jaar factchecken kreeg Knack in 2019 een certificaat van het International Fact-Checking Network (IFCN) dat de kwaliteit van dergelijke checks tracht te garanderen. Mediabedrijven die een label wensen te verkrijgen, dienen aan een resem standaarden te voldoen. “Kenmerkend is bijvoorbeeld bronnentransparantie. In een factcheck onderzoeken we of een claim klopt of niet. Het bewijs, de bronnen en middelen die we gebruiken om tot een conclusie te komen, geven we allemaal mee”, legt Jagers uit. “Op die manier kunnen lezers niet alleen het onderzoek overdoen, maar ook ons controleren.” 

Factcheckorganisaties

Naast Knack zijn er de laatste jaren heel wat andere organisaties begonnen met factchecken. “Al enkele jaren vind je op de website van Gezondheid & Wetenschap factchecks over medisch nieuws. In 2019 is ‘factcheck.vlaanderen’ erbij gekomen en sinds begin 2020 heeft de VRT ook een extra inspanning gedaan met hun checkrubriek.”  

“De bedoeling is om de verschillende factcheckorganisaties op één lijn te krijgen en alle factchecks onder te brengen in een centrale verzamelplaats.”

Vooralsnog blijft Knack het enige Vlaamse medium met de IFCN-certificering, al komt daar in de toekomst mogelijk verandering in. Amra Dorjbayar, datajournalist en factchecker bij VRT NWS, hoopt namelijk een standaardformat voor alle factchecks in Vlaanderen te introduceren. “De bedoeling is om de verschillende factcheckorganisaties op één lijn te krijgen en alle factchecks onder te brengen in een centrale verzamelplaats”, legt hij uit. 

“Zo een algemeen format brengt heel wat technologische mogelijkheden qua automatisering met zich mee. Als die factchecks dan ook nog eens aan de IFCN-standaarden voldoen, is dat een win-winsituatie”, klinkt het. “Maar dat is nog toekomstmuziek. Nu moeten we eerst afwegen in hoeverre een dergelijk concept mogelijk is.”

Sociale media

Ook Knack zelf zat de afgelopen jaren niet stil: naast Jagers zijn er nog verschillende andere factcheckers actief voor zowel het magazine als voor de website. Journalist Brecht Castel (30) werkt sinds een jaar als volwaardig factchecker bij het medium. Hij richt zich vooral op de samenwerking met Facebook. “Ik schrijf ongeveer een achttal factchecks per maand over diverse berichten die online verschijnen. Van zodra een factcheck klaar is, verschijnt er een label dat aangeeft of het bericht waar of onwaar is, en of het aan context ontbreekt.” 

Dankzij de samenwerking kan Knack een kijkje nemen achter de schermen van de mediagigant. “Facebook stelt een tool ter beschikking waardoor we eenvoudig kunnen nagaan welke berichten viraal gaan en wat door mensen wordt gerapporteerd als mogelijk misleidend”, legt Castel uit. “Maar natuurlijk hebben we ook eigen tools waarmee we kunnen zien wat er allemaal online circuleert.” 

Onjuiste informatie op Facebook

Niet alleen op Facebook wordt in groten getale foutieve informatie verspreid. Ook op Twitter en Instagram verschijnen voortdurend dubieuze berichten. Vincent Merckx (34), factchecker bij VRT NWS, houdt de verschillende platformen nauwkeurig in de gaten. “Op Twitter houd ik enkele lijsten bij met informatie over andere factcheckorganisaties, klimaat- en milieunieuws, maar ik heb ook meerdere valse profielen op die platformen die ik regelmatig check.”  

Via zulke valse profielen simuleert Merckx bepaalde informatiebubbels. Het algoritme van de platformen selecteert op basis van interesses welk nieuws al dan niet getoond wordt.  “Door bewust andere berichten te gaan liken en delen dan ik normaal op mijn eigen profiel zou doen, kom ik terecht in andere informatiestromen”, legt hij uit. 

Deel van het complot

Een dergelijke informatiebubbel kan ervoor zorgen dat mensen zodanig geïsoleerd raken dat ze enkel nieuws vergaren in lijn met hun eigen standpunten. Ook complotdenkers verzeilen regelmatig in het systeem van het algoritme en zijn geen onbekenden voor factcheckers. “Als je daar actief naar op zoek gaat, zie je zulke mensen vaak passeren. Een klein deel van de samenleving zijn complotdenkers, maar ze hebben wel een grote invloed”, meent Merckx. 

Een klein deel van de samenleving zijn complotdenkers, maar ze hebben wel een grote invloed

In discussie treden met zo'n mensen heeft volgens Castel dan ook weinig zin. “In de regel probeer ik altijd wederwoord te bieden, maar dat lukt niet altijd. Sommigen staan dermate ver van de realiteit dat een gesprek vaak niet de moeite is. Er is weinig overlap, waardoor een consensus op basis van wetenschappelijk onderbouwde argumenten moeilijk te bereiken valt. 

Het gebeurt ook soms dat complotdenkers kwaad op ons zijn”, gaat hij verder. “Wij maken deel uit van het probleem en vertellen enkel onze waarheid. Dat is absoluut niet het geval, maar zo’n verwijten krijgen we geregeld naar ons hoofd geslingerd.” 

Complotdenkers overtuigen blijft dan ook een lastig vraagstuk zegt Merckx. Hij was acht jaar lang online redacteur voor het programma Vranckx en ziet de gelijkenis met het radicaliseringsproces van jonge moslims die naar Syrië trekken. “Op een bepaald moment zie je zo’n jongeren in een parallelle realiteit vallen waardoor je er gewoonweg niet meer aangeraakt. Hetzelfde met complotdenkers.” 

Een complotdenker, altijd complotdenker

Zo’n mensen terughalen die volledig overtuigd zijn, is haast onmogelijk volgens Merckx. “Af en toe gebeurt het dat complotdenkers zelf een inconsistentie zien”, begint hij. “Op Reddit getuigde iemand die inzag dat de QAnon-theorie vol gaten zat.”

“Die man, zelf een IT-er, kwam volledig tot inkeer wanneer iemand binnen die beweging zeven supercomputers van de FBI offline zou hebben gehaald”, gaat hij verder. “Trouwe aanhangers beweerden dat hun internetverbinding daardoor sneller was geworden. Complete onzin waardoor die man zijn hele wereldbeeld in twijfel trok.”

Twijfelaars en mediawijsheid

Het beoogde doelpubliek van factchecks zijn daarom niet de complotdenkers, maar twijfelaars die niet weten wat te geloven. “Als je zo’n mensen kan duidelijk maken dat een bepaald bericht niet klopt en ook waarom het niet klopt, zetten we al een stap vooruit”, zegt Castel. “Die kan je nog overtuigen, een hardnekkige complotdenker daarentegen bereik je niet met een simpele factcheck.” 

Bovendien is de groep twijfelaars groter dan de complotdenkers denkt Merckx. “Ik moest duidelijk maken aan mezelf dat ik geen factchecks schrijf om complotdenkers op andere gedachten te brengen. Het zijn net die twijfelaars die je een hulpmiddel probeert aan te reiken aan de hand van een beetje waarheid, met dingen die ze wel kunnen vertrouwen”, klink het. 

Factchecken is als whac-a-mole: je verifieert één bericht terwijl er ergens anders vijf andere opduiken

“Als je een factcheck schrijft, speel je soms ook juist in de kaart van complotdenkers”, geeft hij aan. “Je ontkracht een bepaalde stelling of theorie waardoor er altijd wel een aantal mensen er steevast van overtuigd zijn dat ze het toch bij het rechte eind hebben. Een factcheck werkt dan averechts.”  

De stroom aan desinformatie lijkt eindeloos. Toch hebben factchecks een tweede functie volgens Castel. “Factchecken is soms een beetje whac-a-mole: je verifieert één bericht terwijl er ergens anders vijf andere opduiken. Je kan dat niet winnen”, legt hij uit. “Daarom zie ik factchecks ook als een manier om mensen enige mediawijsheid bij te brengen, daarin zijn ze wel enorm goed.” 

Ook Jagers is overtuigd van het bijkomende nut. “Het enige middel dat helpt tegen desinformatie op lange termijn is het publiek daar weerbaar tegenover maken. Alle factchecks die we publiceren, zijn in principe een les mediawijsheid”, legt hij uit. 

Mensenwerk

Ondanks dat het factchecken in Vlaanderen er de laatste jaren op vooruit is gegaan, blijft Jagers kritisch. “We weten al veel. Maar veel ook nog niet. Hoe krijgen we factchecks het best bij mensen die er zelf niet naar zoeken, bijvoorbeeld? Wat werkt voor wie, en wat net niet?” 

De impact van de factchecks zelf zouden ook nog flink wat beter kunnen. “De factchecks bijvoorbeeld in andere formats zoals filmpjes, memes of gifs verspreiden, zouden al een groter bereik kunnen opleveren”, zegt Jagers. “Maar het doel dat we echt voor ogen moeten houden, is om zoveel mogelijk mensen zelf factcheckers te laten worden.” 

Met de opkomst van deepfakes zal het factchecken ook steeds belangrijker worden. “We leven nu eenmaal in tijden die bevorderlijk zijn voor desinformatie”, zegt Merckx. “Er zal de komende jaren dus hard op factchecken worden ingezet. Je merkt dat die nood vanuit de maatschappij er is.”  

Volgens Castel zal technologie een alsmaar grotere rol spelen in de toekomst. Ook voor factcheckers. “Factchecken is een combinatie van technologie en mensenwerk”, geeft hij aan. “Sommige dingen kan je automatiseren, maar voor de complexere taken zal je nog steeds een journalist nodig hebben.”

vorige volgende