Onze EVS-vrijwilliger Chiara Bonardo uit Italië zocht in België de – je kan het al raden – Italiaanse gemeenschap op en bundelde die ontmoetingen in volgende reeks. Vandaag aan het woord: Nella Iacino, die in haar jeugdjaren naar België migreerde.
Nella Iacino werd in 1939 geboren in Cellara, Zuid-Italië. Op haar dertiende verhuisde ze met haar familie naar België, waar haar vader in de mijnen kwam werken. In haar huis in Beringen vertelt ze over de migratie en haar jeugd.
Nella ontvangt me in het gezellige keukentje van haar typisch Vlaamse rijtjeshuis in Beringen. Op de televisie speelt een aflevering van Forum, een Italiaanse soap. Ze becommentarieert de personages met een kwinkslag, terwijl ze me met trots haar gigantische collectie videobanden met Italiaanse programma’s toont, allemaal zelf opgenomen van de televisie. Ik krijg koffie en koekjes aangeboden.
Hoewel Nella sinds haar dertien in België woont, is ze haar Zuid-Italiaanse karakter en de bijbehorende gastvrijheid duidelijk niet kwijtgeraakt, ondanks het harde leven dat ze gekend heeft. 41 jaar geleden kwam haar echtgenoot in de mijnen om het leven. Ze toont mij zijn portret, dat op de schoorsteenmantel staat, en begint te vertellen.
Was je echtgenoot ook Italiaan?
Ja, hij kwam uit Lecce. In december is het 41 jaar geleden dat hij om het leven kwam bij een ongeval in de mijn. Sindsdien sta ik er alleen voor. Diep in de mijn ontspoorde een wagon, mijn man stond op de verkeerde plaats op het verkeerde moment en werd verpletterd. Hij werd naar het ziekenhuis overgebracht.
Mijn dochter Anna was nog maar een klein meisje, en elke ochtend kwam ze mij vragen: “Hoe gaat het met hem? Hoe gaat het met hem?”. Ik kon alleen maar antwoorden: “Hetzelfde als gisteren”. Maar na drie dagen is hij overleden, de dokters konden hem niet meer helpen. Hij was maar 39
Was het moeilijk voor jou als jong meisje om in België te integreren?
Het moeilijkste was dat ik op school niet begreep wat de leerkracht zei en de andere kinderen niet kon verstaan. Na een tijdje ben ik gestopt met school. Mijn moeder was zwanger en had mijn hulp nodig thuis, ik was het enige meisje.
Mijn moeder was huisvrouw en mijn vader zag ik nauwelijks, die was altijd aan het werk. Nadat hij thuis kwam van de mijn, ging hij aan de slag als schoenlapper. Alle mijnwerkers kwamen naar hem en vroegen hem om dingen voor hen te repareren.
Werkte hij in Italië ook al als schoenlapper?
Nee, in Italië was geen werk in die tijd, alleen hongersnood en armoede. Mijn vader had de oorlog meegemaakt, hij had gevochten in Afrika met zijn broer, die daar is omgekomen. Ik was maar een kind. Ik hielp mijn moeder met koken en brood bakken.
In Italië kochten we nooit brood, we bakten het zelf. Ik speelde graag met de bloem, maar mijn moeder zei altijd dat ik moest leren brood bakken voor later als ik groot was. Eens we hier in België woonden, maakten we nooit meer brood. De bakker bracht het aan huis.
Hoe was het voor jullie toen je vader terugkwam van de oorlog?
Hij was bijna tien jaar weg dus we kenden hem niet. Mijn moeder was zwanger van mij toen hij vertrok, ik heb hem pas op mijn negende ontmoet. Hij kwam terug op een trein vol met soldaten. Mijn moeder was te geëmotioneerd om hem te gaan ophalen, dus stuurde ze mij, mijn broers en mijn grootvader.
We konden de trein van ver horen aankomen. We hielden ons goed vast aan mijn grootvaders jas en stonden in een hoekje. We kwamen van het platteland en hadden nog nooit zoveel mensen samen gezien: allemaal moeders en vrouwen die de soldaten opwachtten.
Ik herkende mijn vader niet toen hij op mijn grootvader af kwam gestapt en riep: “Papa!”. Hij knuffelde mijn grootvader en begon te wenen. Toen zag hij ons en vroeg: “Wie zijn dit?”. “Je kinderen!”, zei mijn grootvader. Hij pakte ons vast, zei dat hij ons vreselijk gemist had, en beloofde dat hij van toen af niet meer weg zou gaan. Hij leek helemaal niet mijn vader, want ik kende hem niet, maar dat was een belangrijk moment voor ons
Daarna ging hij wel weer weg, naar België, nietwaar?
In de tijd na de oorlog was er niks – geen brood geen olie, helemaal niks. Mijn vader kon ons niet onderhouden. Toen begonnen posters op te duiken van jobs in de Belgische mijnen. Zijn vrienden vertelden hem dat het goedbetaalde jobs waren, dus ging hij ervoor. Mijn moeder moest acht jaar wachten voor ze hem eindelijk kon volgen.
Hij was helemaal alleen, en werkte de hele tijd. Hij gebruikte het geld van zijn schoenlapperswerk om zichzelf te onderhouden en stuurde zijn mijnwerkersloon op naar Italië. Elke donderdag kreeg mijn moeder een brief van mijn vader. Dat was hun afspraak: hij schreef haar op maandag, zodat zij de brief op donderdag kreeg, en zij schreef de brief op donderdag, zodat hij die op maandag kreeg. Is dat niet mooi?
© 2016 – StampMedia – Chiara Bonardo; vertaling Maya Witters
Dit artikel werd gepubliceerd door Het Nieuwsblad - online op 21/12/2016
Dit artikel werd gepubliceerd door Het Belang van Limburg - online op 21/12/2016