© Bert Roymans

Cato werd geboren in een Vietnamees weeshuis als Thi Huyen. In haar puberteit kreeg ze het erg moeilijk met haar adoptieverhaal en voelde ze zich anders dan haar leeftijdsgenoten. Dankzij intensieve therapie is Cato vandaag gelukkig met haar studies, haar kot en haar gezin.

Mijn naam is Cato. Zo heet ik alleszins toch sinds ik hier in België woon. Mijn echte of beter gezegd eerste naam was Thi Huyen. Zoals de naam misschien al verklapt, ben ik geboren in Vietnam. Mijn eerste levensmaanden heb ik voornamelijk doorgebracht in een weeshuis ergens in het Noorden van Vietnam gelegen in het district Cam Ninh (dichtbij de hoofdstad Hanoi). Ik ben geboren eind oktober 1998. Toen mijn adoptieouders me kwamen halen, was ik bijna één jaar oud (begin oktober 1999). Ik kan in alle eerlijkheid vertellen dat ik hier in België ben terecht gekomen in een heel warm, fijn en actief gezin. Hier had ik dan ook plots een oudere zus (geboren in 1994), zij was de biologische dochter van mijn adoptieouders.

Als klein kind leefde ik een vrij normaal leven. Ik volgde net als de andere kinderen gemeentelijke kleuter- en basisonderwijs, was een sportief en vrolijk meisje en zat al van jongs af aan bij de jeugdbeweging. Toen ik in het eerste leerjaar zat, besloten mijn ouders om nog een kindje te adopteren. Ze kozen deze keer voor een meisje uit China. Ondertussen is ze 13 jaar bij ons, ze werd geadopteerd op 2,5 jarige leeftijd (nu dus bijna 16 jaar oud). Met haar heb ik altijd een vrij hechte band gehad. Hierdoor was het bij ons thuis bijna altijd wel twee tegen één. Mijn zusje is een open en vrolijk meisje dat weinig moeite heeft met haar adoptieverhaal. Ze is een sterke persoon en fladdert bij wijze van spreken door het leven. Dit alles toch wel in tegenstelling tot mezelf.



Ik heb tot nu toe een leven gehad in een echte rollercoaster (van emoties). Al op vroege leeftijd kwam ik vaak in contact met het ziekenhuis. Ook kreeg ik vroeg te maken met eet- en groeiproblemen, dit had te maken met de ondervoeding tijdens mijn eerste levensjaar. Omwille van de vroegtijdige detectie ben ik snel opgevolgd door een professionele kinderarts, Inge François, te UZ Leuven. Rond mijn 10 à 12 jarige leeftijd werd al snel duidelijk dat ik echt groeiproblemen had. Ik viel altijd vrij ver onder de gemiddelde waarden.



Toen ik in het eerste middelbaar terecht kwam, kreeg ik voor het eerst bewust te maken met mijn hechtingsproblemen, dit met mijn toenmalige beste vriendin. We waren doorheen de lagere school als twee handen op één buik. Beste vriendinnetjes, in het middelbaar kwamen we dan samen terecht in eenzelfde klas. Al snel was het voor mijn vriendin heel makkelijk om nieuwe vriendinnen te maken en voornamelijk met één iemand in het bijzonder. Ik kende een groot gevoel van jaloezie, ik wou altijd beter doen en opboksen tegen de andere. Dit alles heeft op het einde van het 1e middelbaar voor een breuk in onze vriendschap gezorgd.



Op mijn twaalfjarige leeftijd kreeg ik van mijn adoptieouders een doos, een doos met persoonlijke informatie. In de doos zaten brieven, foto’s en een paar juweeltjes, ze waren allemaal afkomstig van mijn biologische moeder. Het was erg ontroerend en er zaten zwaar emotioneel geladen brieven in. Brieven over de reden van haar afstaan, over het gemis en de afstand. Ook wou of kon ze weinig zeggen over mijn biologische vader, in elke brief die mijn ouders haar gestuurd hadden om meer informatie over mijn vader te vragen, negeerde ze dit. Van dan af kreeg ik het stilaan moeilijker. Plots kwam mijn hele adoptieverhaal erg hard op de voorgrond. Ik sliep slechter, stelde mezelf verschillende vragen en was over het algemeen gewoon geraakt en aangedaan. Op school hield ik een masker op, ik was eigenlijk het ‘vrolijkste’ meisje van de school. Ik fladderde rond, was goedlachs en kon bij iedereen wel een babbeltje slaan, maar van binnen bleven de vragen en het verdriet zich maar opstapelen.



Toen ik enkele maanden later nogmaals op controle moest bij de kinderarts kreeg ik slecht nieuws, alleszins zo nam ik het toch op. Omwille van verschillende onderzoeken konden de artsen vaststellen dat ik later maar met veel moeite net 1 meter 53 zou kunnen worden. Dit was een extra harde klap in mijn gezicht. Ik ben meteen beginnen wenen, gevoelens van onzekerheid en angst kwamen naar boven. Opnieuw die bevestiging van het ‘anders’ zijn, anders dan de anderen. Vanaf dat moment stond mijn leven op zijn kop. Crisis, dat is eigenlijk het juiste woord. Ik werd ongelukkiger, killer en prikkelbaarder. Mijn ouders zochten naar een oplossing want thuis hield ik het niet meer uit.



Als snel ben ik een week in crisisopname geweest bij de kinderpsychiatrie te UZ leuven. In de eerste plaats met de bedoeling om tot rust te kunnen komen. Toen ik achteraf terug thuis was, ben ik meteen samen met mijn ouders op zoek gegaan naar externe hulp, een psycholoog. Alle gevoelens waarmee ik verkeerde voelden negatief, zwaar en waren moeilijk voor me om een plaats te kunnen geven. Ik had iemand nodig die mij extra ondersteunde, die naar me luisterde en die alles behalve mijn eigen adoptieouders was. Ik leefde met enorme schuldgevoelens, ik wou niet vertellen hoe slecht ik mij in dit leven voelde en ik wou hen alles behalve pijn doen. Ik voelde me niet thuis. Ik voelde me volledig anders, een buitenstaander, een ‘bijkomer’. Mijn familie heeft het zwaar te verduren gehad met me. Stilaan werd ik een emotioneel wrak met alle nood aan affectie en bevestiging en tegelijkertijd was ik de wegloper en het kind dat alleen wilde zijn.



Toen ik in het derde middelbaar terecht kwam en dus midden in mijn puberteit zat heb ik tijdens één van mijn dieptepunten een poging tot zelfdoding ondergaan. Dit kon zo gewoon niet verder, ik bleef emotioneel achteruit gaan en mijn gezin stond elk moment op instorten. Samen met mijn vaste psycholoog en mijn gezin ben ik op zoek gegaan naar nog een extra vorm van hulpverlening. Uiteindelijk ben ik terecht gekomen in een openbaar psychiatrisch zorgcentrum: OPZ te Geel. De bedoeling was om er acht weken te verblijven, uiteindelijk ben ik er zes maanden geweest. Tijdens mijn opname stond alles in het teken van mijn identiteit, adoptie, mijn gezin en ik als persoon. Het was een vrij intensieve opname en emotioneel was het heel zwaar. Adoptie stond vaak onbewust in het middelpunt, maar we keken voornamelijk naar nu, naar hoe het verder moest met mij en wie ik als persoon nu ben (geworden) ondanks mijn adoptie. In het weekend mocht ik naar huis, dit was in het begin niet altijd even evident. Ik had grote moeite met, in de eerste plaats, het feit dat ze me lieten opnemen en anderzijds het afscheid dat ik elke week opnieuw moest nemen.



Toen ik na zes maanden uit de opname kwam, was ik wel aangesterkt maar nog zeer kwetsbaar. Ik was me er van bewust dat de storm nog niet volledig was gaan liggen en dat het nog veel tijd en energie zou kosten om mezelf te aanvaarden in deze maatschappij. Alles stap voor stap. In het begin startte ik met enkele dagen in de week terug naar school te gaan en heel af en toe weer af te spreken met vrienden, zo bouwde ik alles stilaan weer op. Makkelijk was het niet. Ik werd erg snel emotioneel en nam veel zaken erg persoonlijk op. Stilaan bouwde ik mijn weg, met up’s en duidelijk wel wat meer down’s dan de anderen.



Ik had op dat ogenblik, en eigenlijk al wel meerdere jaren, maar één iets waar ik naar uit keek en dat was naar het verder studeren. Een nieuwe start, met nieuwe mensen die mijn geschiedenis niet kende. Want uiteraard bleef mijn verleden mij achtervolgen gedurende mijn laatste jaren in het middelbaar. Het laatste jaar in het middelbaar was ik dan ook duidelijk aan het aftellen, mijn vrienden en vriendinnen van toen konden dit dan ook aanvoelen. Ik begon meer en meer afstand te nemen, meer mijn eigen ding te doen en ik had veel minder aandacht voor hen. Ook dit heeft weer voor een breuk gezorgd, een breuk die me enorm zwaar lag en waar ik nog heel lang, heel vaak verdriet over voelde, maar achteraf gezien was dit wel beter. Het waren vrienden die zoveel anders in het leven stonden als ik. Ze waren veel materialistischer. Terwijl ik vooral uit was op vriendschap, hechting en warmte. Gelukkig kon en kan ik nog steeds terecht bij mijn vrienden van de chiro. Ondertussen besef ik heel goed dat zij mijn echte vrienden zijn, dat zij mij door en door kennen en mij 100% accepteren voor wie ik ben.



Toen ik eindelijk naar het hoger ging, was voor mij mijn leven pas echt begonnen. Stilaan begon ik mezelf te vinden, eerst in hele kleine stapjes maar nu, drie jaar later, durf ik oprecht zeggen dat ik een gelukkig persoon ben. Eigenlijk ben ik nog nooit zo gelukkig geweest. Mijn adoptiemama daarentegen heeft het niet altijd gemakkelijk, ze is erg bezorgd en bang. Ze wil graag alle moeilijkheden in mijn leven voorkomen en voor zijn. Ze heeft het nog steeds moeilijk met het geloof in mij en vooral met het geloof dat het echt wel goed met me gaat.



In mijn gezin is de afstand-nabijheid relatie met mijn adoptiegezin veel relaxter en veel beter nu ik door de week op kot ben. Ik kom nu graag in het weekend thuis, maar op zondagavond vertrek ik weer even graag terug naar mijn eigen vertrouwde kot in Leuven. Op dit moment studeer ik aan de hogeschool voor de richting ‘sociale readaptatiewetenschappen’ (welzijnswerk specifiek gericht op kinderen en jongeren ) een richting die perfect op mijn lijf geschreven is. En kijk mij nu, in mijn tweede jaar liep ik stage bij Steunpunt Adoptie waar ik met plezier en passie meedraaide. Iets wat enkele jaren geleden enkel maar een droom zou kunnen geweest zijn.


Dit artikel werd gepubliceerd door A-Buddy

vorige volgende