Alexander De Croo (Open VLD) maakte zondag bekend dat ons land 36 miljoen euro uittrekt voor onderwijs in de minst ontwikkelde landen. Wij praatten met de minister voor zijn vertrek naar Washington. “We doen niet aan ontwikkelingshulp om aan lokale politiek te doen, wel om de lokale bevolking te helpen.”

Alexander De Croo is minister van Ontwikkelingssamenwerking, Digitale Agenda, Telecom en de Post. Een erg gevarieerde ministerportefeuille, dus onze eerste vraag ligt voor de hand:

Is het moeilijk om tegelijk bezig te zijn met uiteenliggende thema’s als Ontwikkelingssamenwerking en Telecom?

“Mijn vader zei ooit: “Ministers met langste titel hebben het minst te zeggen”. Dat is niet handig (lacht). Nee, het is waar: mijn taken zijn heel uiteenlopend, en dat is best moeilijk soms - ik had het op voorhand wat onderschat. Maar tegelijk is het ook net interessant om je attention span zo breed te moeten maken. Ontwikkelingssamenwerking is een heel boeiend onderwerp, waarbinnen ik nieuwe klemtonen probeer te leggen. Dat is een hervorming van lange adem, waarvan de gevolgen hopelijk te zien zullen zijn tegen het einde van de legislatuur.”

“Digitale agenda is dan weer een heel economisch onderwerp, maar ook daar is een verband met ontwikkelingssamenwerking: België wil immers digitalisering naar voor schuiven als een vorm van ontwikkeling. Volgens mij is technologie één van de dingen die mensen het meest vrij heeft gemaakt. Daar moeten we volop op inzetten.”

U lanceerde al een uitgebreid plan om digitale start-ups te ondersteunen. Welke impact verwacht u?

“Dat plan komt eigenlijk recht uit de ondernemingswereld zelf: het is geïnspireerd op het Startup Manifesto dat een groep ondernemers ons heeft voorgelegd. De belangrijkste maatregel is het ontwikkelen van een tax shelter voor startups. In het Verenigd Koninkrijk leidde de invoering van zo’n tax shelter sinds 2009 tot wel 40% meer startende ondernemingen!”

“Het is een maatregel die dicht bij de economie staat: het gaat om mensen die investeren in andermans bedrijf, zonder overheidstussenkomst, zonder subsidie. Het idee is om de mensen die risico nemen met hun geld, fiscaal te ondersteunen. Dat is een simpele, maar effectieve maatregel. Er is een analoge regel voor de filmindustrie die zeer succesvol is.”

Telecom zit ook in uw portefeuille. Onlangs werd de opheffing van Europese roamingkosten uitgesteld, en België zit in vergelijking met omliggende landen nog steeds met zeer hoge facturen op vlak van telefonie en internet. Is er ook goed nieuws te melden?

“België heeft enkel hoge facturen voor de zogenaamde packs, met internet, TV en vaste telefonie samen - op vlak van mobiele telefonie is er niet zo’n probleem. We zijn bezig om ook daar meer concurrentie te garanderen. Zo hebben we net een maatregel doorgevoerd die het gemakkelijker moet maken om van de ene naar de andere provider over te schakelen, zonder administratief gedoe. Kwalitatief zit de markt wel prima: we hebben bijvoorbeeld het snelste internet in Europa.”

“Roaming is natuurlijk iets dat in Europa moet geregeld worden, dat kun je niet alleen. Ik hoop dat de afschaffing er snel komt via het Europees parlement, want het is ook symbolisch een belangrijk dossier. Roamingkosten zorgen voor een verdeelde Europese markt: als je die afschaft, geef je een sterk signaal dat je achter een ééngemaakte markt staat.

Wat zijn voor u de grootste speerpunten op vlak van ontwikkelingssamenwerking? 

“We werken op twee assen. Ten eerste: economische groei. We doen niet aan ontwikkelingshulp om aan lokale politiek te doen, wel om de lokale bevolking te helpen. Dat kan alleen maar als je economische groei creëert, die bovendien duurzaam en inclusief moet zijn. De tweede as is mensenrechten. In elk land is nood aan vrijheid van ideeën: er moet ruimte zijn voor oppositie, voor een clash van woorden zonder wapens. België kiest daarbij bewust voor de meest risicovolle regio’s, waar andere landen wegtrekken. Eén miljard mensen leeft in extreme armoede - dat is niet eenvoudig weg te werken, maar het is een uitdaging die we moeten aangaan.”

Corruptie is een groot probleem in veel landen waar ontwikkelingshulp naartoe gaat. Hoe zorgt de regering ervoor dat het geld op een goede manier gebruikt wordt?

“We doen zeer weinig aan budgetontwikkelingshulp: we geven quasi nooit geld aan overheden. In plaats daarvan doen we projecten. Hoe meer je de lokale gemeenschappen gebruikt, hoe effectiever de hulp. Wat we ook vaak doen, is een commerciële dimensie geven aan onze projecten. Dat is een beetje controversieel, maar het werkt heel goed.”

“In Kinshasa hebben we zo putten gegraven voor water. Vaak is die investering vijf jaar later verwoest; maar nu hebben we de lokale bevolking verplicht het water te verkopen in plaats van het weg te geven. Dat maakt mensen voorzichtiger met hun water, maar het zorgt er ook voor dat ondernemers - vaak vrouwen - de putten onderhouden. Met de winst investeren ze in medische hulp, of bouwen ze scholen. Er ontwikkelt zich zo een kleine economie, die dient als tegengewicht voor overheidscorruptie.”

Wat vindt u van de zogenaamde nieuwkomerstaks die minister Theo Francken (N-VA) wil invoeren? Die treft toch ook studenten uit ontwikkelingslanden? 

“We zijn aan het kijken hoe we vanuit  de ontwikkelingssamenwerking verantwoordelijkheid kunnen nemen in dat verband. Een van onze belangrijkste projecten is immers universitaire ontwikkelingssamenwerking. Ik ben daar groot voorstander van, omdat we zo op gelijke voet met elkaar omgaan: beide landen leren van elkaar. Dat mag niet verloren gaan. We zoeken dus een oplossing, hoewel volgens mij het probleem niet zo groot is als sommigen het maken.”

Uw vader vierde afgelopen maand zijn 47ste ‘verjaardag’ in het parlement. Ziet u zichzelf in zijn voetsporen treden?

(lacht) “Ik heb mijzelf nooit in zijn voetsporen zien treden, ik heb altijd gezegd dat ik nooit aan politiek zou doen. Ik was het ook beu om altijd op mijn achternaam aangesproken te worden. Ik ben dus bewust de ondernemerswereld ingegaan om me af te zetten tegen mijn ouders. Het grappige is dat mijn vrienden op een bepaald moment zeiden: “Ge zegt wel dat ge dat nooit van uw leven wilt doen, maar ge praat over niets anders” Dat heeft mij aan het nadenken gezet, en toen is het heel snel gegaan.”

“Tot vijf jaar geleden vond ik de mooiste job ter wereld ondernemer zijn. Ik deed dat doodgraag. Maar toen ben ik van de politiek gaan proeven, en merkte ik dat dat me nog beter beviel. Wie weet hoe ik er over tien jaar over denk. Geen idee of ik in mijn vaders voetsporen zal treden, dus. Maar  ik heb wel veel bewondering voor hem, dat hij het zo lang heeft uitgehouden en het nog altijd met ongelooflijk veel ambitie en goesting doet.”

© 2015 - StampMedia - Maya Witters



Dit artikel werd gepubliceerd door Knack.be op 20/04/2015