(rekto:verso) Het stripwerk van Brecht Evens wordt sinds enkele jaren in binnen- en buitenland gevierd om de frisse kleuren, de ‘levensechte’ dialogen, de feestelijke verhalen. Ook zijn laatste boek De liefhebbers is een zeer hedendaagse graphic novel. Maar die is klassieker dan hij lijkt. Zeker wanneer je hem leest met de bril van stripkenner Thierry Groensteen, die onlangs een update uitbracht van zijn vermaarde stripgrammatica.
Kleuremancipatie
In 1999 sloot theoreticus Thierry Groensteen zijn Système de la bande dessinée af met de ‘visuele verzelfstandiging’ die het medium stripverhaal had meegemaakt sinds eind jaren 1980. Hij stelde vast dat nieuwe technieken en benaderingen van het beeld waren overgewaaid uit de beeldende kunsten en dat die zorgden voor andere soorten verhalen. Strips werden voortaan eerder ‘literair, immobiel, poëtisch, zintuiglijk en introspectief’. Deze trend bevestigt Groensteen in zijn opvolger: Bande dessinée et narration. Meer dan het decennium tussen deze twee studies had het Vlaams Fonds der Letteren niet nodig om een veelvormige scene te promoten. Brecht Evens is daar sinds enkele jaren de meest gevierde telg van. Hij hanteert immers een voor stripland vrij ongewone grafiek. Onder invloed van zijn opleiding in de illustratie (Sint-Lucas Gent) ontwikkelde hij een beeldtaal die je voordien vlugger zag in geïllustreerde kinderboeken. Dat merk je niet enkel aan het opvallende coloriet en de grote prenten. Ook het gebrek aan kaderranden of het weglaten van tekstballonnen en harde contourlijnen geven dat aan. ‘Eigenlijk zijn de tekeningen gemaakt alsof het zeefdrukken zouden zijn,’ zei hij in een recent interview in de Alumnikrant van Sint-Lucas, ‘lijnen, vlakken en kleuren worden op elkaar geplaatst, alleen dan met een transparante inkt (...). Enfin, eigenlijk is het schilderen.’ Uiteraard duiken deze technieken al langer op in de marges van het stripverhaal. Maar dat ging doorgaans gepaard met onconventionele verhalen. In de media heet het vaak dat Evens’ vertellingen ‘toegankelijk’ blijven, zeg maar gerust ‘klassiek’.
Strips vol interieurs ...
Evens’ boeken zijn 100% strips, dat staat buiten kijf. Na het ‘Vosje’ van de Vlaamse Onafhankelijke Stripgilde (2009) kreeg het jonge talent de vers in het leven geroepen Willy Vandersteen-prijs (2010). Begin dit jaar volgde voor zijn vorige boek Ergens waar je niet wilt zijn (2009) een Prix de l’Audace van het internationaal stripfestival in Angoulême. Deze erkenning binnen de sector moet niet verbazen: een groot deel van zijn werk bestaat uit beeldende sequenties. De weelderige kleuren tooien eenvoudige opeenvolgingen van acties en dialogen, van opgetekende mimiek en gestiek. Toneel van ecoline, (kort)film op papier. De scènes komen tot stand dankzij de gangbare découpage van een handeling, zoals in drie ‘hoofdmomenten’ van iemand die over een bananenschil uitglijdt. Bij Evens duiken eerder repetitieve reeksen op: pratende figuren, ten voeten uit getekend, herhalen zich tegen een witte achtergrond. In De liefhebbers wisselen blanco ruimtes af met gevulde bladzijden. Bloeiende landschappen besparen de lezer een horror vacui. De auteur pingpongt soms wel een beetje rusteloos tussen die ritmische acteerscènes en de contemplatieve taferelen. Zijn vorig boek leek evenwichtiger opgebouwd uit rijk gevulde interieurs waar je als lezer op zoek moest naar de personages. Niet verwonderlijk dat Evens daarmee kans maakte op een Will Eisner Award in de categorie ‘Best Painter/Multimedia Artist (interior art)’! Volle taferelen blijven echter zijn grootste troef: in De liefhebbers krijg je meteen een spread vol nachtelijk stadsleven en wat verderop een diptiek die een huiselijke woonkamer uitspeelt tegen een lokale tv-studio.
... en vol anektodiek
In De liefhebbers botviert de auteur ook zijn voorkeur voor het relationele en het amoureuze. Het gaat bij Evens echter nooit om De Liefde of De Vriendschap. Zoals in vele contemporaine stripboeken primeert de (psychologische) anekdotiek. Vincent (2006) draaide al om de peripetieën van een student op Erasmus, Ergens waar je niet wilt zijn (2009) contrasteerde de introverte Gert tegenover de populaire Robbie. En ook in De liefhebbers hangt een zweem van autobiografie of op zijn minst typische jeugdervaringen. Hoofdpersonage is Pieterjan, een kunstenaar uit de stad die in het dorp Beerpoele een amateurkunstenfestival helpt opzetten. Het contact met de locals verloopt eerst moeizaam, de kunstenaar zondert zich vaak af, belt en sms’t met zijn vriendin (om te ruziën). Natuurlijk vormt een jonge deerne de verwachte vrijgeleide ... Zo wordt de titel even letterlijk als zijn grafische plaatsing: de titel staat immers enkel op de rug en zweeft boven het meisje van wie sprake. Op het voorplat tref je dan weer de overige vijf personages, telkens relatief getypeerde mannen: de voortrekker, de introvert, de trieste clown, etc. Alleen dorpsgek Dennis staat niet op de cover. Hij verdwijnt nogal abrupt uit het relaas, met name naar het cachot. De anderen timmeren gedurig voort aan het lokale hoogtepunt. Kortom, kleine, menselijke bewegingen stofferen meer dan 200 pagina’s. Met zo’n volume is het niet makkelijk om te blijven boeien en het relaas sputtert dan ook een beetje. Evens heeft die ruimte echter nodig aangezien hij zijn intimistische verhaal wil vertellen met paginagrote prenten.
Wisselende vertoning
Groensteen wijst er terecht op dat in strips de verteller, anders dan in de roman, ons het vertelde vooral toont. De vertelling is in eerste instantie een vertoning. Het ontbrak de strip lange tijd aan literaire opties als indirecte rede of het verleggen van de focus. Maar het mixen van stijlen opent kansen die de manga al langer benut en die nu ook de graphic novel steeds vaker ontdekt. Zo werken abrupte stijlbreuken binnen eenzelfde stripboek van Dominique Goblet of Olivier Schrauwen vaak erg verhalend . Ook Evens speelt zo met toonwijzen, zoals de grafische parafrase op de binnenkaft. In een parodistische stijl vatten pseudomiddeleeuwse illustraties – type ‘mythe’ of ‘parabel’ – de plot samen, zoals je dat nog wel eens tegenkomt in strips. Subtieler zijn de droomscènes in primitief zwart-wit of de balken van een houten constructie als uit een haastig bouwschema. Eens je de (anti)climax bereikt, wordt de stijl losser en chaotisch: in het oog van de storm trachten ontroerde figuren hun kunstwerk te redden. Dergelijke wissels steken zinvol af tegenover de hoofdtoon. Op andere plaatsen blijven de stijlsprongen te lukraak. De kunsthistorische registers (nu eens expressionisme, dan weer pointillisme of art brut) lijken vaak meer grillen van de auteur dan bewuste modi van de verteller. Ook het anders zeer boeiend effect van transparantie, eigen aan Evens’ gebruik van ecoline, speelt hij slechts af en toe beduidend uit. Doet hij dat wel, dan geeft de doorschijnende gelaagdheid van personages, decors en objecten blijk van hun spookachtig bestaan of hun efemere handelingen. En dan zie je meteen wat een meer bewuste omgang kan opleveren.
Stille acteurs
Naast een ‘vertoner’ is de verteller in een strip ook steeds een verbale stem. Die stem klinkt door in de kaderteksten (als die er zijn) maar vooral in de dialogen. In De liefhebbers beantwoorden de dialogen, zoals in vele stripromans, aan een realistische esthetiek: ze willen ‘natuurlijk’ overkomen. Evens herneemt daarbij de handige, typografische truc om – bij gebrek aan tekstballonnen – vaste kleuren te gebruiken voor elk personage. Met de psychoot Dennis duikt zo een aparte modaliteit op: hij spreekt in zwarte kapitalen terwijl de anderen in eenzelfde, nogal genormaliseerd handschrift communiceren. De vertelstem steekt echter ook in de acterende personages zelf, herinnert Groensteen ons. De verteller speelt met bevroren lijven. Mimiek en gestiek horen dan sprekend te zijn. Die lichamelijkheid is in strips natuurlijk niet realistisch in de enge zin: stripfiguren trekken wel eens gekke bekken en lopen vaak disproportioneel. De Franse tekenaar Blutch, bijvoorbeeld, bespeelt dat burleske acteerwerk meesterlijk. Evens waagt zich nu en dan aan de emotionele verwringing van lichaamsbeelden maar doet dat behoedzaam. Terwijl de decors rijkelijk variëren, blijven de acteurs – nochtans van de expressionistische familie – er ietwat stemmig bij.
Topografisch panorama
De vertelwijzen blijven dus wat vaag en onzeker bespeeld, maar Pieterjan geeft ons aan waar het werkelijk om draait: ‘Observatie en interpretatie.’ Het gaat Evens om het zien: ‘Ik interpreteer “milieuschets” letterlijk als het tonen van een plek, want dat is iets waar een strip heel goed in is of zou moeten zijn. Ik bedoel: je het gevoel geven dat je een plek bezoekt waar je oog vrij kan dwalen.’ De auteur wil dus letterlijk omgevingen tonen. Het ‘oog’ van de lezer begrijpt hij veeleer als een fysiek orgaan. Onze verbeelding grenst dan letterlijk een beetje aan de bladranden. De lezer mag naar hartenlust chromatische bladspiegels aftasten in een verder louter lineair verhaal. En daar wringt, meen ik, een schoentje. Recensenten verheugen zich om de verbeterde dialogen en de strakkere spanningsboog in De liefhebbers. Men stelt zich in feite tevreden met de contouren van een klassieke Künstlerroman terwijl het boek op elk ogenblik briest om wilde tekencontreien. Suspense en karakterschets vormen nochtans een zwak alibi voor Evens’ onstuimige tekengenot, zoals hij eigenlijk zelf al aangeeft: ‘Ik zou een boek willen maken waarin ik de hele tijd het gevoel heb dat ik aan het scheppen en het uitvinden ben en niet dat ik iets aan het uitvoeren ben dat ik al geschreven heb.’ Dat is een kwestie die nogal wat graphic novelists vandaag kwelt. Schuilt er geen oplossing in de kracht van het beeld, wars van het causale feitenverslag? Dient het beeldverhaal niet verder visueel te verzelfstandigen, zichzelf te bevrijden van al te strakke scenario’s? ‘Een ander idee is om een boek te maken dat een panorama is’, zei Evens onlangs. Dat klinkt als een belofte. Als hij ze nakomt, barst zijn kleurenmagie straks ook los op ons geestesoog.
© 2012 - rekto:verso - Sébastien Conard
Sébastien Conard is stripauteur en doet artistiek onderzoek naar de beeldroman.