Het is ondertussen vijf jaar geleden dat Emile Mpenza zijn voetbalschoenen definitief aan de haak hing. Daarna verzeilde de voormalige goalgetter van de Rode Duivels een tijd lang in de voetbalanonimiteit, tot hij afgelopen zomer via Luciano D’Onofrio terechtkwam bij FC Antwerp als jeugdtrainer. Nu het einde van zijn eerste seizoen op de Bosuil nadert, spreekt Mpenza over het trainerschap, zijn bewogen profcarrière en de Rode Duivels.
Iedereen die er al is geweest, zal het beamen: de recent vernieuwde hoofdtribune van het Bosuilstadion is een pareltje – en zeker wanneer ze wordt overgoten door zomerse zonnestralen. Tussen al die pracht en praal wacht op de vierde verdieping Emile Mpenza (40). De Congolees-Belgische oud-voetballer voelt zich duidelijk op zijn gemak in deze moderne omgeving en raar is dat niet: ‘Magic’ Mpenza, een pijlsnelle spits met een neus voor goals, was het enkele jaren geleden immers nog gewoon om in voetbaltempels als de Veltins-Arena (Schalke 04), het Volksparkstadion (Hamburger SV) en het Etihad Stadium (Manchester City) te spelen. Sinds juli 2018 neemt hij de jonge spitsen van The Great Old onder zijn hoede.
Emile, je eerste seizoen als jeugdtrainer bij Antwerp zit er bijna op. Hoe heb je dat tot dusver ervaren?
EMILE MPENZA: “Het is een erg mooie ervaring tot nu toe. Ik dacht aanvankelijk dat ik het moeilijk zou hebben als beginnend trainer, maar alles is erg vlot verlopen. De klik met de jonge spelers was er meteen.”
Je bent het seizoen begonnen als spitsentrainer van de U11 tot en met de U13. Was het een weloverwogen keuze om met de jeugd te werken?
MPENZA: “Ja. Het is belangrijk om als trainer eerst ervaring op te doen bij de jeugd en dan stap voor stap te groeien. Momenteel werk ik met de spitsen van de U16 en U18. In het begin was de overgang naar die leeftijdscategorieën moeilijk, maar nu vind ik dat ze me beter liggen dan de U11 tot U13.”
Heb je reeds progressie opgemerkt bij je spelers?
MPENZA: (zelfverzekerd) “Zeker en vast. Ik had niet verwacht dat ze zo snel zouden evolueren. Er worden dit jaar specifiekere trainingen gegeven en alle jeugdtrainers hier op de club merken dat de spelers veel progressie boeken. Het is voor mij een grote eer als ik een van mijn spelers tijdens een wedstrijd een actie zie doen die ik enkele maanden daarvoor op training aangeleerd heb.”
Ben je dan ook aanwezig op al die wedstrijden?
MPENZA: “Dat klopt. Ik kom naar alle thuiswedstrijden kijken en ook op verplaatsing ga ik soms mee.”
Als spits stond je voornamelijk bekend om je snelheid en explosiviteit. Leg je hierop de nadruk tijdens je trainingen?
MPENZA: “Ja. Bij elke oefening benadruk ik het belang van de snelheid waarmee de oefening wordt uitgevoerd. In het hedendaagse voetbal, waarbij de keepers vaak ver uit hun doel komen, moet een aanvaller snel zijn. Als hij daarnaast ook nog eens een goede spelintelligentie heeft, kan hij gemakkelijk voor het doel van de tegenstander opduiken.”
Iets anders dan. Je spreekt momenteel nog geen Nederlands, maar wel Frans. Vormt het Frans geen struikelblok voor de jonge Antwerpenaren?
MPENZA: “In het voetbal spreekt men een universele taal en dat is die van de bal. Wel is het zo dat het Engels, dat de Vlamingen doorgaans erg goed onder de knie hebben, vaak helpt.”
D’accord. Wat zijn je trainersambities op korte en lange termijn?
MPENZA: “In de eerstvolgende jaren wil ik doorgaan als spitsentrainer bij de jeugd van Antwerp. Als László Bölöni (de huidige coach van de eerste ploeg van Antwerp, red.) me daarna vraagt om spitsentrainer van de eerste ploeg te worden, dan doe ik dat met plezier. Op lange termijn heb ik ook de ambitie om ooit hoofdcoach van een ploeg te worden, maar dat zal pas voor binnen een jaar of tien zijn. Ik wil eerst de nodige ervaring opdoen als spitsentrainer. Het is belangrijk om je tijd te nemen, veel bij te leren en zeker niet te snel te willen gaan. Kijk maar naar Thierry Henry. Na zijn periode als spitsentrainer bij de Rode Duivels werd hij coach bij AS Monaco, maar dat avontuur kwam al snel tot zijn einde. Trainer zijn is iets totaal anders dan voetballer zijn en het is niet zo dat een oud- profvoetballer automatisch een goede trainer is.”
Globetrotter en woelwater
Het is ondertussen ook al vijf jaar geleden dat je het professionele voetbal gedag zei. Mis je het leven als profvoetballer?
MPENZA: “Ik mis het leven als profvoetballer niet, maar de overgang naar het gewone leven is moeilijk. Tijdens je carrière denk je niet na over wat je na het voetbal zal doen, maar eigenlijk moet je dat wel doen. Vandaag zie je dat veel voetballers na hun carrière terugkeren in de voetbalwereld. Ikzelf had nooit gedacht dat ik trainer zou worden, maar kijk: heel mijn leven heeft rond voetbal gedraaid en ik haal er nog steeds veel plezier en voldoening uit.”
Tijdens je carrière heb je voor tien verschillende ploegen in zes verschillende landen gespeeld. Welke ploeg verdient er nu een speciale plaats in je hart?
MPENZA: “Schalke 04. Dat was mijn eerste transfer naar het buitenland en ik ben er erg goed ontvangen geweest door de Duitsers. Aanvankelijk had ik wat schrik om naar Duitsland te verkassen vanwege het racisme daar, maar uiteindelijk heb ik er niet mee te maken gekregen. Daarnaast was mijn eerste seizoen bij Schalke ook op sportief vlak erg succesvol. We werden tweede in de competitie en op het gala van de Gouden Schoen werd ik uitgeroepen tot beste Belg in het buitenland.”
Ben je elders wel in contact gekomen met racisme op het veld?
MPENZA: “Nee. Ik heb gelukkig nooit echt last gehad van racistische zangkoren, maar op televisie zie ik wel dat het nog steeds een probleem is, en dan vooral in Italië. Daar moet iets aan gedaan worden – hoe moeilijk dat ook is – want één racist in het stadion kan de hele sfeer verzieken.”
Op persoonlijk vlak was je periode bij Standard in het seizoen 2003-2004 de meest succesvolle. Je scoorde toen 21 goals in 28 wedstrijden. Toch verkies je Schalke boven de Rouches?
MPENZA: “Schalke is nog net iets groter en prestigieuzer dan Standard. Toen ik in Gelsenkirchen aankwam, was Schalke nog niet zo bekend als vandaag, maar tijdens mijn drie seizoenen daar werd de club steeds groter. We eindigden tweede in de Bundesliga, er werd een nieuw stadion (de Veltins-Arena, red.) gebouwd en ondertussen kent iedereen Schalke. In feite doet mijn periode bij die Königsblauen me denken aan wat er zich vandaag afspeelt bij Antwerp: er wordt een nieuw stadion gebouwd en ook op sportief vlak worden er goede resultaten behaald.”
Ook tijdens je periode bij Schalke haalde je, voor de tweede keer in je carrière, het nieuws door een auto-ongeluk met je Porsche. Door dat en nog enkele andere extrasportieve voorvallen – zoals dronken rijden en amoureuze perikelen – werd je bestempeld als een woelwater. Hoe kijk je vandaag terug op die gebeurtenissen?
MPENZA: (even stilte) “Ik beschouw die incidenten als afgesloten. Als ik mijn leven zou moeten overdoen, zou ik hetzelfde doen als wat ik gedaan heb. Voor mij zijn al die incidenten immers niet ‘extrasportief’. Extrasportief betekent voor mij dat je niet op de training komt opdagen, omdat je te veel gedronken hebt. Als je elke dag op de training bent en je doet op het veld wat er van je verwacht wordt, dan zie ik geen probleem. Ik heb nooit een sanctie gekregen van een van mijn clubs en bovendien was er waarschijnlijk veel minder aandacht geweest voor mijn auto-ongelukken als ik met een Volvo reed in de plaats van met een Porsche. Vandaag hebben alle Rode Duivels zo’n wagen, maar in deze tijden vindt men dat normaal.”
Heb je dan soms het gevoel dat je tien jaar te vroeg geboren bent?
MPENZA: “Er zijn veel mensen die me dat zeggen. Ik ben in een goede tijdsperiode an sich geboren, maar ikzelf was wel tien jaar voor op die tijd. Vandaag spelen bijna alle Rode Duivels bij grote buitenlandse clubs, terwijl ik in mijn tijd de enige was samen met Marc Wilmots en Luis Oliveira. Bijgevolg kreeg ik enorm veel media-aandacht. Ik werd niet beschermd en het was altijd maar met de vinger wijzen. Vandaag zal je nooit iets slechts lezen over Hazard of Vertonghen, omdat we trots zijn dat er een Belgische voetballer bij Chelsea of Tottenham speelt, maar ik was daar ook al. Ik hoor dus meer thuis in de huidige tijdgeest dan in die van vroeger.”
Rode Duivels
Over Hazard en Vertonghen gesproken: aan het einde van je nationale carrière als Rode Duivel in 2009 speelde je nog samen met heel wat spelers van de huidige ‘gouden’ generatie, waaronder die twee. Hoe was dat?
MPENZA: “Ik voelde me thuis tussen die jongens en ik speelde met hen alsof dat normaal was. Als je kijkt naar de spelers waarmee ik daarvoor bij de nationale ploeg speelde, denk ik niet dat er veel zijn die op dat niveau zouden meekunnen. Ik denk misschien alleen Luis Oliveira en Enzo Scifo.”
Dacht je toen al dat die generatie het zo ver zou schoppen?
MPENZA: “Je zag toen al dat ze iets extra’s hadden, ja. Ik ben dus niet verrast dat ze het vandaag zo goed doen. We hebben een erg goede generatie spelers en na hen is het aan de volgende generatie om het even goed te doen. Dat is wat de supporters verwachten.”
Een statistiek om trots op te zijn dan: je scoorde in totaal 19 doelpunten voor onze nationale ploeg. Van de huidige generatie doen alleen Romelu Lukaku (45 doelpunten) en Eden Hazard (30 doelpunten) beter. Wat doe zo’n statistiek met je?
MPENZA: “Ik ben erg tevreden met mijn doelpunten voor de nationale ploeg, maar ik ben nooit echt bezig geweest met statistieken. Wanneer je dat wel doet en je gaat jezelf vergelijken met anderen, krijg je het gevoel dat je steeds beter en beter moet doen en dat geeft te veel stress. Je moet enkel naar jezelf kijken in het voetbal. Daarnaast vond het ik ook niet het belangrijkste om te scoren in wedstrijden, maar wel om het team aan de overwinning te helpen. Tijdens mijn periode bij Schalke heb ik bijvoorbeeld enorm veel assists gegeven voor Ebbe Sand. Wel is het zo dat ik zonder mijn vele blessures nog veel meer had kunnen scoren voor de Rode Duivels.”
Tot slot, zien we jou ooit nog scoren bij de Rode Duivels, maar dan als spitsentrainer?
MPENZA: “Misschien wel, ja. (lacht)”