“Aan de WK-gekte valt toch nergens meer te ontsnappen”, zei de voetbaldummie en ze nam het vliegtuig naar Brazilië. Op dinsdag 17 juni, toen de Rode Duivels hun openingsmatch tegen Algerije speelden, landde Emmeline (23) in Rio De Janeiro. Ze houdt een blog bij vanuit de favela’s.
“Dus je bent Belgisch, maar je staat hier met de Nederlandse vlag op je gezicht geschilderd? Dat is wel heel erg op z’n vrouws hé”, brult een oranjefan in mijn oor. Ik ben in de FIFA-fanzone op het strand van Copacabana, de officiële uitvalsbasis voor voetbaltoeristen die geen kaartje voor de match hebben bemachtigd.
Hier worden de wedstrijden op groot scherm getoond en juichen fans hun nationale elftal vanop afstand toe. Dresscode? Strandkledij waar zo min mogelijk stof aan verloren is gegaan. Of gewoon een laag bodypaint en de vlag van je land om de schouders. (Die van een ander land mag ook, vind ik: België kan niet elke dag zegevieren.)
Cocktails op het strand
Waar toeristen samentroepen, valt geld te rapen. Daar heeft FIFA binnen de hekken van de fanzone het alleenrecht op. Rond die zone leuren Brazilianen en bezoekers uit de buurlanden met sandwiches, drank of zelfgemaakte juwelen.
Ik raak aan de praat met een troep Argentijnen die met een busje richting wereldbeker reden. “Na tweeduizend kilometer arriveerden we in Rio met vijf euro, drie liter benzine en een koffer vol drank.” Ze verkopen cocktails op het strand om de rest van hun trip te financieren.
Boule de Berlins
Jonathan, een Franse vriend die ook in de favela logeert, gaat rond met donuts en boules de Berlin. Die haalt hij ‘s morgens bij de bakker in de buurt. De eerste dag een dertigtal, de volgende dag vijftig, ondertussen slaat hij elke dag meer dan honderd koeken in. Het zaakje draait.
“Bovendien is het plezant en leerrijk. Ik praat met mensen uit alle hoeken van de wereld, oefen nieuwe talen en kan ondertussen best hard onderhandelen,” vertelt hij. “Zin om mee te doen?” Ik knik en laad een schaal vol zoetigheid. “Mooi zo. Welkom op de street university!”
Een uur of drie later tellen we onze centen. “Another day at the office”, grinnikt Jonathan. Voeten in het zand, caipirinha in de hand. “We hebben goed verkocht vandaag. We zullen uw foto hier moeten ophangen: werknemer van de maand!”
Metrokleuren
Onderweg naar huis doorkruisen we per metro haast de hele stad. Het strand van Copacabana ligt in Zona Sul, het rijke zuiden van Rio De Janeiro. De favela waar ik logeer ligt in Zona Norte, twintig kilometer hogerop.
De diversiteit onder de metropassagiers is een mooie weerspiegeling van de Braziliaanse melting pot: op geen van de pendelaars valt makkelijk een ‘blank’ of ‘zwart’ etiket te plakken. De meeste Brazilianen kunnen zowel inheemse indianen als Portugese kolonisten, zowel Afrikaanse slaven als recentere migranten uit Europa of Azië tot hun voorvaderen rekenen.
Die raciale mix is een bron van nationale trots. Maar hoewel Brazilië haar smeltkroes-imago koestert, heerst ook hier heel wat racisme. Veel van de sociale ongelijkheid in het land loopt langs een zwart-witte as. Hoe dichter bij huis ik kom, weg van het rijke Zona Sul, hoe donkerder het publiek in de metro kleurt. Lager op de sociale ladder vind je meer pigment.
”Kijk maar naar het haar van Neymar,” merkt een huisgenote in Baracco#55 op. “Aan het begin van zijn carrière had hij een afrokapsel. Maar nu hij goed boert als topsporter, heeft hij zijn krullen gladgetrokken en geblondeerd."
“Geen haantjesgedrag alsjeblieft”
Terwijl Neymars populariteit in de media toeneemt, krijgt de sterspeler op straat steeds minder krediet. “Hij is goed natuurlijk, maar goed is de Braziliaanse norm,” klinkt het. “Het jongetje van de buren twee huizen verder kan je zo met hem het veld opsturen.” Brazilië hoeft geen nationale held die naast zijn voetbalschoenen gaat lopen.
De sterrenstatus van één speler brengt volgens sommige supporters de nationale teamgeest in gevaar. “Voetbal is het spel van de man in de straat, een ploegsport die geen haantjesgedrag verdraagt. Met elf sterke spelers kom je ver, maar om straks die wereldbeker binnen te halen hebben we bovenal één sterk team nodig.”
Ik stem in, reken mezelf al tot die wij. Telkens België speelt, ga ik als een dolle voor de Duivels supporteren. Maar morgen schilder ik de Braziliaanse vlag op mijn gezicht. Lekker op z’n vrouws.
© 2014 – StampMedia – Emmeline Vandeputte
Dit artikel werd gepubliceerd door MO* - online op 27/06/2014