Célina (13) zit vier jaar in de jeugdzorg. Nadat ze tien jaar huiselijk geweld meemaakte, werd ze geplaatst. Het is een stevige emotionele rollercoaster. “De jeugdzorg is geen veilige plek. Ik zit hier de straf van mijn dader uit.”
Jeugdzorg voelt aan als een straf, niet als een veilige plek voor slachtoffers. Het voelt alsof ik de straf uitzit van mijn dader, die wel nog vrij van zijn leven geniet. Probeer iemand maar eens wijs te maken dat die de straf van zijn of haar dader moet uitzitten.
De jeugdzorg heeft me op manieren beschadigd waarop mijn dader het nooit kon. Er wordt zout in mijn diepste wonden gestrooid.
Door mijn verleden ben ik bang voor camera’s, maar in de isoleercel hangt er één. De begeleiders houden geen rekening met mijn trauma.
Alarm in mijn hoofd
De vrijheidsbeperkingen binnen de jeugdzorg hebben me doen doordraaien. Als ik de deur van mijn kamer open, gaat er een alarm af. Zelfs als dat alarm niet afgaat, hoor ik het de hele dag in mijn hoofd. Activiteiten buiten de instelling zijn zeldzaam, en als ze er zijn, is het voor de begeleiders iets waarmee ze kunnen dreigen. Als ik me misdraag, mag ik niet meedoen.
Ze zeggen dat ik dankbaar moet zijn dat ik mijn basisrechten nog heb, ik vind dat absurd. Zorg staat hier gelijk aan vrijheidsbeperkingen en aan vastzitten tussen vier muren. Ik heb zo weinig contact met mensen dat ik me mentaal moet voorbereiden om naar de supermarkt te gaan.
Ik heb een veilige omgeving nodig, iets wat geen enkele volwassene me ooit heeft gegeven. Ook niet in de jeugdzorg.
Ik vraag me vaak af of het allemaal mijn fout is. Daar kan ik uren over piekeren. Maar telkens eindig ik zonder antwoorden. Ik worstel met een schuldgevoel. Als ik stil was gebleven, zaten mijn familie en ik nu niet in deze situatie. Dan zou ik een kind kunnen zijn dat gewoon naar school gaat en op een normale manier deelneemt aan de maatschappij.