Woorden zoals diversiteit en woke lijken precies buzzwoorden geworden in een tijd zoals deze. Langs alle kanten duiken ze op. En dan is er ook ‘kleur’. Sommigen vinden het noodzakelijk om ze expliciet te benoemen, anderen vinden dat het te ‘ver’ gaat om steeds kleur te benoemen, omdat het zorgt voor een verdeeldheid. Moeten we het altijd over kleur hebben? Het ongemak hierover is tastbaar, maar wat vertelt ons dat?
“Ik zie geen kleur, ik zie alleen mensen.” Die zin hoor je vaak. Het klinkt nobel, bijna als een pleidooi voor gelijkheid: “Het maakt mij niet uit als je wit, zwart, geel, groen, zwart of paars bent. We zijn allemaal mensen.” Dat wordt vaak gezegd met misschien goede bedoelingen, maar het negeert het feit dat mensen in het dagelijkse leven wel met kleur worden geconfronteerd. Want zelfs als iemand zichzelf probeert te overtuigen geen kleur te zien, blijft het één van de eerste dingen die we opmerken wanneer we iemand ontmoeten.
Het idee dat huidskleur er niet toe zou moeten doen, is mooi. Maar het strookt niet met de realiteit waarin kleur vaak wél van invloed is op hoe mensen worden gezien, behandeld en beoordeeld. Het ontkennen van kleur betekent ook dat je de ervaringen ontkent die daaraan verbonden zijn. Problemen verdwijnen niet doordat we er niet over praten.
De eerste keer dat ik besefte dat ik anders was, was niet toen ik meerdere keren met het n-woord werd uitgescholden, maar toen ik steeds weer dezelfde vraag kreeg: "Ben je geadopteerd?" Als het enige zwarte meisje op een vrijwel volledig witte middelbare school, werd die vraag bijna een standaard. Het leek voor velen ongewoon dat iemand met een donkere huid vloeiend Nederlands sprak en in een kleine stad naar school ging. De vraag leek onschuldig, maar hield het idee in stand dat iemand met een donkere huid hier niet thuis kan horen.
Het ongemak van kleur
Cognitieve dissociatie is een mechanisme waarbij mensen ongemakkelijke of pijnlijke onderwerpen vermijden door een mentale afstand te creëren. Natuurlijk is het makkelijk om je te distantiëren van iets waar je niet in het dagelijkse leven mee te maken krijgt. Maar wat gebeurt er als het ongemak blijft?
Als zwarte persoon praat ik ook niet graag over kleur. Het zou fijn zijn als ik het niet hoefde te benoemen, als het geen rol speelde. Maar dat kan ik me niet veroorloven, want het is eenmaal één van de eerste dingen die opvalt wanneer ik een ruimte binnenstap, en het is meestal ook de kern van de columns die ik schrijf. Het is niet dat ik wil dat gesprekken voortdurend over kleur gaan, maar het is vaak onvermijdelijk.
“Mensen willen laten zien dat ze open-minded zijn, maar wat ze onbedoeld doen, is de focus leggen op precies dat wat ze proberen te ontwijken: mijn kleur”
Mensen praten niet graag over kleur, omdat het ongemakkelijk voelt. Waarom kunnen we niet gewoon praten over mensen, hun talenten, persoonlijkheden, of gemeenschappelijke doelen? Hoewel dat allemaal mooi en wel is, is het een gevaarlijke reactie, want je vermijdt het hebben over kleur uit angst voor ongemak of verdeeldheid.
In gesprekken over kleur zie je vaak dat mensen op zoek zijn naar een manier om te laten zien dat ze ‘niet racistisch’ zijn. Maar opmerkingen zoals: ‘Ik heb een zwarte vriend, misschien ken je hem?’, net alsof ik alle zwarte mensen in België ken, of: ‘Je hebt een mooie kleur, ik wou dat ik ook zo kon bruinen.’ zijn eerder defensieve opmerkingen.
Als ik zoiets hoor, weet ik vaak niet hoe te reageren, lach ik het wat ongemakkelijk weg of zeg ik iets waardoor ik misschien als overgevoelig kan worden gezien. Zulke opmerkingen komen vaak voort uit een ongemak met kleur. Mensen willen laten zien dat ze open-minded zijn, maar wat ze onbedoeld doen, is de focus leggen op precies dat wat ze proberen te ontwijken: mijn kleur.
Laten we de conversatie over kleur openen
In plaats van te praten over wat er allemaal misgaat, kunnen we praten over hoe we deze gesprekken over kleur constructief en empathisch kunnen maken. Hoe kunnen we van het ongemak een hulpmiddel maken om samen vooruit te komen, in plaats van een reden om uit elkaar te groeien en deze moeilijke gesprekken te ontwijken? Misschien ligt het antwoord in het herdefiniëren van ‘kleur’ in gesprekken.
Het gaat niet alleen om huidskleur, maar om het erkennen van hoe iemands ervaringen – gevormd door die kleur – van invloed zijn op hun kansen. En ja, het kan confronterend zijn om te horen dat je misschien onbewust profiteert van systemen waar anderen door worden benadeeld. Het roept ongemakkelijke vragen op: gelijkheid vraagt niet alleen om het erkennen van andermans pijn, maar ook van je eigen privileges.
Het kunnen inzien dat sommige deuren voor je openstaan, puur om hoe je eruitziet, terwijl diezelfde deuren voor anderen vaak gesloten blijven. Het roept vragen op die moeilijk zijn te beantwoorden: ‘Ben ik onderdeel van het probleem?’, ‘Heb ik ooit onbedoeld bijgedragen aan ongelijkheid?’ Het is menselijk om jezelf defensief op te stellen. Maar juist door ongemak toe te laten, ontstaat er ruimte voor nadenken. Want het gaat hier niet over met de vinger naar mensen wijzen, maar om verantwoordelijkheid te durven nemen. Om in te zien hoe systemen in elkaar zitten en hoe je bewuste keuzes kan maken die zorgen voor verandering.
Misschien begint het gesprek niet met grote woorden. Misschien begint het gewoon met een vraag: ‘Hoe ervaar jij dit?’ En misschien moeten we niet bang zijn voor het antwoord. Want pas als we dat ongemak toelaten, kunnen we echt verder. Dus ja, soms moeten we het over kleur hebben. Niet om te verdelen, maar om te verbinden.