Op 3 juni erkenden de VN in een rapport internet als een mensenrecht. Op dezelfde dag sloot Syrië het netwerk af. Dat maakt de vraag naar het belang van internet en sociale media in de Arabische lente bijzonder relevant. Syrië is namelijk het enige land dat internettoegang als wapen gebruikt.
Het VN-rapport was in eerste instantie een reactie tegen een controversieel wetsvoorstel dat Frankrijk en Groot-Brittannië onlangs goedkeurden. Internetpiraten kunnen daar vanaf nu een internetverbod krijgen als ze betrapt worden. Frank La Rue, de Speciale Gezant van de VN-mensenrechtenraad, gaat daar lijnrecht tegenin: het internet moet als een mensenrecht voor zowel groepen als individuen gelden. De raad veroordeelt daarmee ook de manier waarop verschillende regimes in het Midden-Oosten de recente golf van revolutionaire gevoelens proberen te stoppen.
Oppositiebewegingen zouden namelijk volop gebruik maken van sociale media zoals Twitter, YouTube en Facebook. Hoe belangrijk die middelen zijn blijft moeilijk om in te schatten.
Ophefmakende beelden op het net
Voor de Egyptenaar Wael Ghoneim, de manager bij Google die mee aan de basis ligt van de Egyptische revolutie, is het eenvoudig: "Als je een volk vrij wil maken, geef hen dan internet!" Ghoneim richtte met enkele vrienden de Facebookpagina We Are All Khaled Said op om te protesteren tegen politiegeweld en corruptie. De oorspronkelijke Arabische versie van de pagina telt intussen al bijna anderhalf miljoen leden.
Khaled Said was een jonge Egyptenaar, doodgefolterd door de politie in Alexandrië. De gruwelijke foto’s van zijn mishandelde lichaam werden op Facebook gepubliceerd en zorgden voor een schok van verontwaardiging. Honderdduizenden mensen kwamen op de been. Said werd het gezicht dat de Egyptische revolutie op gang trok. In Tunesië was dat Mohammed Bouazizi, de fruitverkoper die zichzelf uit protest in brand stak, terwijl in Iran de dood van Neda Agha-Soltan door een sluipschutter een mensenmassa op straat bracht. In Syrië valt de twijfelachtige eer te beurt aan Hamza al-Khateeb, een dertienjarige jongeman die net als Khaled Said doodgemarteld werd. Hun dood werd een duidelijk symbool voor de gruweldaden van het regime, een symbool waarmee oppositiebewegingen erin slaagden groepen samen te brengen met uiteenlopende belangen: links, rechts, seculier, orthodox, ...
Zichtbaar in het buitenland
De symboliek van hun dood beperkte zich niet tot eigen land: de beelden kwamen online via Facebook, YouTube, ... en maakten op die manier het conflict zichtbaar in het buitenland.
Alle YouTubefilmpjes, Twitterberichten en Facebookupdates speelden een steeds belangrijkere rol toen de internationale media uit het land geweerd werden - zoals nu het geval is in Syrië. Door de constante stroom van informatie via die informele bronnen slaagden de regimes er zo goed als niet in het verhaal van de opstanden te sturen: de internationale media - met al-Jazeera op kop - duidden de oppositiebewegingen al snel aan als 'pro-democracymovements’.
Onstuitbare golf
In een ultieme poging om toch vat te krijgen op de beeldvorming en op die manier steun en geloofwaardigheid terug te winnen, besloten de verschillende regimes drastische maatregelen te nemen en het hele netwerk af te sluiten. Op die manier konden ze ook de communicatie tussen demonstranten, die deels via internet verliep, afsnijden. De staatsmedia bleven ondertussen een niet-aflatende stroom propaganda uitzenden.
In Egypte werd het internet op bevel van staatsveiligheid zes dagen platgelegd, maar in plaats van het beoogde doel gebeurde het tegenovergestelde: meer mensen trokken de straat op. Volgens Hussein, een ontwikkelaar bij een softwarebedrijf in Caïro die verder niet bij naam genoemd wil worden, bewijst dit hoe hard het regime het contact met de bevolking verloren had: "Ze hebben geen flauw besef van wat zich afspeelt in hun eigen land. Toen het internet afgesloten werd, ging ik net de straat op om te zien wat er aan de hand was in plaats van binnen te blijven. Mubarak schoot zich in zijn eigen voet met deze onzin. Vandaar liep het steeds verder uit de hand tot ze inzagen dat het zo niet meer verder kon en na een week werd het internet dan maar weer opengezet."
Omgekeerde wereld
In Syrië waren de opstanden in Tunesië en Egypte een signaal om de strenge censuur op sociale netwerksites terug te schroeven: Syriërs konden plots ongestoord op Facebook en Twitter, wat daarvoor enkel mogelijk was met proxies (servers om quasi anoniem op geblokkeerde sites te surfen). Syrisch president Bashar Al-Assad hoopte met die toegevingen demonstraties te voorkomen. Ook de buitenwereld reageerde voorzichtig optimistisch op al-Assads beslissing. Mazen Darwish van het Syrian Centre for Media and Freedom of Expression stelde in een interview met al-Jazeera dat het regime zou kunnen openstaan voor verandering en modernisering.
Maar volgens andere geruchten infiltreert de Syrische staatsveiligheid de oppositie via Facebook en Twitter. Een aantal gebruikers laat weten dat ze verdacht veel vriendschapsverzoeken van onbekenden krijgen en accounts zouden gekraakt worden.
Felle strijd online
Syrische bloggers die tips geven om de Syrische 'firewall' te omzeilen, worden opgepakt. En het gaat er online steeds grimmiger aan toe: Facebook verwijderde begin mei de officiële pagina van het Syrische leger, omdat er te veel propaganda op verscheen en de oprichters gebruikers opriepen de profielen van oppositieleden te saboteren.
De pagina van de revolutionaire beweging, aan de andere kant, telt intussen meer dan 200.000 leden en is een van de zeldzame bronnen van informatie uit Syrië, ondanks de tijdelijke internetblokkade.
De kosten van een wanhoopsdaad?
Bill Woodcock, directeur van het internet onderzoeksinstituut Packet Clearing House, stelt in een interview met de Wall Street Journal dat internetblokkades wel eens een averechts effect zouden kunnen hebben: "Hieruit blijkt dat Syrië eerder van moment tot moment aan het handelen is in plaats van strategisch te denken. Een regime dat het zo ver laat komen zit meestal aan het begin van het einde."
Bovendien heeft de afsluiting van het internet een hoog kostenplaatje. Volgens een schatting van de OESO, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, zou Egypte met het uitschakelen van het internet en telecommunicatie ongeveer 90 miljoen dollar verloren zijn, en dat bedrag zal nog veel verder oplopen. Eind mei veroordeelde een Egyptische rechtbank ex-president Mubarak tot een schadevergoeding van 34 miljoen dollar voor de internetblokkade.
Facebookrevolutie?
Het valt dus zeker niet te ontkennen dat het internet en sociale media een heel grote rol hebben gespeeld, maar hoe groot precies is een vraag die veel specialisten op dit moment bezig houdt. Een eenvoudig antwoord geeft niemand. In tegenstelling tot Wael Ghoneim blijft Mark Zuckerberg, oprichter van Facebook, bescheiden over het belang van zijn bedrijf in de revolutie: "Voor om het even welk technologiebedrijf zou het extreem arrogant zijn om te claimen een prominente rol gespeeld te hebben."
Volgens Zuckerberg waren de revoluties ook zonder Facebook uitgebroken. Uiteraard "hebben mensen de mogelijkheid om te communiceren", en veel wijder en universeler dan ooit tevoren, "maar dat hebben ze niet specifiek aan Facebook te danken. Wel aan internet", stelde hij op de recente e-G8 top.
Internet verlegt grenzen
In elk geval is het duidelijk dat de jongere generaties in het Midden-Oosten sociale media volop gebruiken. Niet alleen om te chatten met vrienden of spelletjes te spelen, maar ook om te protesteren tegen wanpraktijken die hun land al decennia lang in een wurggreep houden. De jongere generaties lijken komaf te maken met het fatalistische insha’allah - als God het wil - en nemen nu het heft in handen, tegen corruptie, tegen dictatuur, tegen onrecht en voor hervormingen en vrijheid. Voor jeugd en verandering, en tegen de oude mannen die niet meer van deze wereld zijn.
Het lijkt erop dat de revolutie de Egyptische politieke wereld helemaal opgeschud heeft. Intussen heeft de Hoge Militaire Raad in Egypte ook een eigen Facebookpagina. De raad, die na Mubarak de macht overnam, gebruikt de pagina om direct met de Egyptische jeugd te communiceren. Berichten worden niet alleen via staatsmedia maar ook op deze manier verspreid. En zelfs het Ministerie van Binnenlandse Zaken, dat zich tijdens de revolutie gehaat maakte door demonstranten uiteen te laten slaan, heeft intussen zijn eigen pagina. De naam? "Wij beschermen en dienen." De tijden kunnen veranderen.
© 2011 - StampMedia - Erik Aerts
Dit artikel werd eerst gepubliceerd door Apache.be op 24/06/2011
Dit artikel werd gepubliceerd door MO* - online op 24/06/2011