De knip in het hoger onderwijs is een feit. Het is een ‘harde knip’ geworden, harder dan in het regeerakkoord stond. Studenten mogen vanaf het academiejaar 2023-2024 geen eerstejaarsvakken meenemen naar de derde bachelor. In het regeerakkoord werd voorgesteld om geen vakken uit de eerste bachelor mee te mogen nemen naar de master.
De knip wordt dus een jaartje vroeger ingevoerd. Volgens minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) is er vandaag sprake van een “doorgeslagen flexibiliteit” in het hoger onderwijs. Hij wil vermijden dat studenten blijven aanmodderen met een licht studiepakket. Daartegenover staat dat alle studenten recht krijgen op studiebegeleiding. Ook worden er starttoetsen ingevoerd voor studenten in de eerste bachelor van verschillende richtingen.
Terug naar het oude systeem
Julien De Wit, bestuurder Sociale Zaken en Diversiteit van de Vlaamse Vereniging van Studenten, is niet tevreden met het resultaat. “De knip is veel te hard en lost geen problemen op. Het is symptoombestrijding”, aldus De Wit. “Eerst moet er diepgaander worden gewerkt aan de oorzaken: waarom nemen studenten vakken mee?”
Volgens De Wit spelen er meerdere factoren mee. De thuissituatie, kansarmoede of psychische redenen kunnen aan de basis liggen van het meenemen van vakken. “Door de knip wordt een bepaalde groep studenten benadeeld.” Een knip in de overgang van bachelor naar master was volgens hem logischer geweest.
Peter Van Petegem, hoogleraar Onderwijswetenschappen (Universiteit Antwerpen) beaamt dat de gezinssituatie van de student een rol speelt in het studietraject. “Studenten uit welvarende gezinnen hebben meer mogelijkheden dan studenten uit minder welgestelde families. De knip is dus ook een sociale maatregel.”
Toch wijst Van Petegem erop dat de knip ook nuttig kan zijn om studenten tegen zichzelf te beschermen en te vermijden dat ze ‘de eeuwige student’ worden. “Voor bepaalde vakken, ik denk dan aan vakken zoals statistiek, kan het voordelig zijn de oude maatregel opnieuw in te voeren en de vakken in hun totaliteit te delibereren.”
Martin Valcke, onderwijsexpert aan de Universiteit Gent, is wel voorstander van de ingevoerde knip. “Vroeger had je kandidaturen en licenties. Pas als je twee volledige jaren kandidatuur had afgerond, kon je overgaan naar een licentie. Door de invoering van het bachelor-mastersysteem kregen studenten credits die ze zelf kunnen spreiden zoals ze willen. Die flexibiliteit brengt rampen met zich mee: studenten doen soms vijf jaar over hun studie en ronden hun masterproef af, maar toch kunnen ze niet afstuderen, want ze nemen nog vakken mee uit de bachelor.”
Valcke kaart het financiële plaatje aan. “Hoger onderwijsinstellingen worden gefinancierd op basis van het aantal behaalde credits. Een student die niet succesvol afstudeert, kost de overheid veel geld.”
Recht op studiebegeleiding
In het decreet staat ook te lezen dat elke student recht heeft op studiebegeleiding. De Wit is hoopvol, maar heeft wel zijn bedenkingen. “Er moeten ook voldoende middelen zijn om dat te realiseren. Je kan wel zeggen dat iedere student begeleid kan worden, maar iemand zal die begeleiding moeten uitvoeren.”
Van Petegem beaamt dat: “De extra financiering voor begeleiding is in feite peanuts. Er is een budget voorzien van twee miljoen euro voor alle hogescholen en universiteiten. Voor de Universiteit Antwerpen betekent dat we twee of drie begeleiders tewerk kunnen stellen. Extra begeleiding voor alle studenten zal in de praktijk dus neerkomen op extra werk voor de mensen die al in dienst zijn.”
Valcke wijst erop dat studenten te weinig gebruikmaken van de voorziene begeleiding. “Studenten die slagen maken er gebruik van, maar studenten die buizen niet. Men kan beter naar de studietrajectbegeleider stappen in plaats van te geloven dat het wel zal lukken en dan niet slagen.”
Knip in de derde bachelor in plaats van in de master
Moest de knip worden ingevoerd in de overgang van de tweede naar de derde bachelor in plaats van naar de master? Valcke vindt van wel. “In Vlaanderen wordt er bijna niet gewerkt met ingangsexamens. Je hebt hier dus geen selectie ‘aan de poort’.” Het eerste jaar dient volgens hem als een soort proefjaar. Studenten moeten wennen aan de werking van het hoger onderwijs. Daarom is het logisch dat in het tweede jaar wordt gekeken naar de competenties.