(Erasmix) Diversiteit in de media: een onderwerp waar heel wat rond te doen is. Terwijl de Cel Diversiteit van de VRT allochtonen wil binnenhalen op de zender, heeft journalist Faroek Özgünes liever dat hij erkend wordt om zijn talenten, niet om zijn huidskleur. Met zijn Telefacts Crime-reportage over Guantanamo Bay won hij zopas voor de tweede keer de prestigieuze Dexia-prijs. Wij vroegen aan enkele mediaspecialisten welke richting deze trend uitgaat en hoe diversiteit in de media zal evolueren.

Als we Katleen De Ridder, spreekbuis van het Minderhedenforum en auteur van het boek ‘De Witte Media’ mogen geloven, wordt het hoog tijd voor nieuwe impulsen in de media. Journalisten richten zich te weinig op de allochtone bevolking en mediahuizen hebben geen kaas gegeten van een divers publiek in hun producties. Cel Diversiteit doet er al-les aan om meer allochtonen op het scherm te krijgen, terwijl journalisten van een andere nationaliteit graag van dat label afwillen.

Diversiteit is 'hot'

Hoewel de media blijven evolueren, is er nog veel werk aan de winkel: de Cel Diversiteit haalde slechts 1,06% van de opgelegde quota voor meer allochtone werknemers, ongeveer de helft van wat ze voor ogen had. Voor Lijst Dedecker genoeg stof tot nadenken voor de media, volgens socioloog Ignace Glorieux geen reden tot paniek: "Ik denk niet dat allochtonen met hun 17% ondervertegenwoordigd zijn in de media. Integendeel, tegenwoordig is het hip om allochtonen binnen te halen. Het is een fenomeen om te zeggen: 'Kijk, wij zijn multicultureel, want we werken met kleurlingen.' Trouwens, niet alleen de media doen dit, kijk maar eens naar hogescholen en universiteiten. Ze vinden het allemaal noodzakelijk om de samenleving te weerspiegelen, terwijl dit een erg moeilijk proces is."

"En toch zijn we blij dat diversiteit een 'hot' item is", zegt Geertje de Ceuleneer van de Cel Diversiteit. "Dat is ook niet zo verwonderlijk: het is van belangrijke maatschappelijke waarde om deze debatten te voeren."

Volgens Katleen De Ridder worden de debatten rond allochtonen in de media helemaal verkeerd gevoerd: “Het werd hoog tijd om alle problemen en eventuele oplossingen op een rij te zetten. Ik geloof wel dat ik daar met mijn boek ‘De Witte Media’ in geslaagd ben.”
Op de vraag waarom allochtonen zo weinig aan bod komen in de media krijgen we vrij diverse antwoor- den: onderwijs, taalachterstand en rolmodellen. Ignace Glorieux: “Wanneer er dan toch sprake is van ondervertegenwoordiging, ligt dit niet zozeer aan discriminatie op de werkvloer. Allochtonen vinden te moeilijk de weg naar het hoger onderwijs. Ze mis- sen de stimulansen om verder te studeren, waardoor taalachterstand ontstaat.”

Met dat laatste is ook Faroek Özgünes, mediaspecialist en nieuwslezer bij VTM, het helemaal eens: “Het taalkundig aspect in de media is zeer belangrijk. De tweede en derde generatie allochtone kinderen hebben behoorlijk wat moeilijkheden om die taalachterstand weg te werken en blinken dus ook niet uit. Zelf probeer ik mijn kinderen te stimuleren door de kranten door te nemen met hen en het radio- en televisienieuws aan te zetten. Het nieuws behoort tot onze thuiscultuur.“

Ook De Ridder haalt het probleem van de taalachterstand aan, maar haalt tevens uit naar de underdogpositie van een journalist: “Van journalistiek word je niet rijk, journalisten bengelen ergens onderaan het rijtje en behoren bovendien tot een elitair clubje, waar allochtonen niet bij horen. De allochtonen hebben te weinig inbreng en dat hebben de media puur aan zichzelf te danken.” De Ceuleneer sluit zich hierbij aan: “Wanneer allochtonen dan toch hogere studies beginnen, kiezen ze niet snel voor een beroep in de media. Ze zullen eerder studeren voor prestigeberoepen zoals dokter, advocaat of ingenieur.”

Stereotypering

In 1997 voerde de VRT Mo op in ‘Thuis’. Volgens De Ridder diende hij om de kijkers uit te leggen wat een allochtoon is. Hoewel De Ceuleneer Mo niet echt als een probleem ziet, voelt ze wel aan dat zijn rol is uitgespeeld: "Ideaal zou zijn dat we verschillende allochtone personages kunnen tonen zodat je ook de diversiteit binnen die groep kan weergeven. Dé allochtone gemeenschap bestaat niet. Binnen die groep heb je mannen, vrouwen, gelovigen, progres- sieven, conservatieven, ..."

Özgünes daarentegen vindt niet dat er altijd al- lochtonen opgevoerd moeten worden, maar clichés moeten wel verdwijnen: “Enkele jaren geleden had je bij VTM het programma ‘Bompa Lawijt’, waarin een allochtoon voorkwam die gespeeld werd door een Vlaming. Alle clichés werden toen naar boven gehaald: slecht Nederlands spreken, stuntelig wandelen en natuurlijk de obligate snor. Dat is compleet fout. Een allochtoon personage moet zichzelf spelen, met zijn goede en slechte kanten.”

Stereotypering vindt De Ridder niet het grootste probleem, wel het creëren van illusies: “Journalisten kijken met een witte bril naar de realiteit. Ze zien enkel hun eigen belangen aangetast terwijl het niet enkel om hen gaat. Neem nu de berichtgevingen over het tekort aan plaatsen in kleuterscholen. De media toonden toen enkel blanke ouders, terwijl het wel over Brussel en Antwerpen ging. Op die manier lijkt het alsof allochtonen voor niets anders dan problemen zorgen. Ik heb wel duizenden van die voor- beelden”, aldus De Ridder.

Verborgen talent

Om meer allochtonen bij de media te betrekken, biedt de Cel Diversiteit nu stages aan waarin zes deelnemers gedurende zes maanden een opleiding kunnen volgen. De Ceuleneer is ervan overtuigd dat er bij de kandidaten heel wat verborgen talent schuilt en dat de stages hun vruchten zeker zullen afwerpen.
Maar over het nut van de Cel is De Ridder niet helemaal zeker: ”Ik weet niet of zo’n Cel de beste oplossing is. Een belangrijke dienst bij de VRT is de nieuwsdienst, maar zij zitten eigenlijk op één groot eiland. Het zou interessanter zijn wanneer daar iemand wordt aangenomen met de nodige expertise, iemand die het mediahuis goed kent en toekijkt op diversiteit binnen deze dienst. Voor een cel buitenaf ben ik niet echt gewonnen. Journalisten hebben trouwens een groot ego, ze laten zich niet graag dragen van buitenaf. Het zou beter zijn wanneer iemand van binnenuit hen opleidt.”

Voor Özgünes moet er zeker niet opzettelijk naar allochtonen gezocht worden: “Bij straatinterviews maakt een afkomst niet uit. Het maakt wel uit dat iemand een mening heeft. Het is toch de kwaliteit die telt? We moeten stoppen met te denken in quota. Ik vind wel dat de media een waarheidsgetrouwe weerspiegeling van de samenleving moeten geven. Er zijn nu eenmaal veel allochtonen in België, maar de media blijven bijna volledig blank. In buurlanden als Nederland en Groot-Brittannië is het normaal dat iemand met een andere huidskleur het nieuws presenteert. Ik vind het gewoon merkwaardig dat dit hier nog steeds niet het geval is. Maar om nu speciaal op zoek te gaan naar minderheden? Dat is toch onzin?”

Koudwatervrees

De Ridder omschrijft de evolutie als ‘koffiedik kijken’: “Ik zie pas een evolutie mogelijk wanneer we mediahuizen en adverteerders kunnen overtuigen dat allochtonen belangrijke consumenten zijn. De VRT kan iets in beweging zetten, maar waar het stroef zit is op de markt. Veel adverteerders hebben koudwatervrees om te adverteren rond een programma dat ook over interculturaliteit gaat.”

“Ze vinden dat daar geen geld te rapen valt. Zo kon een Vlaamse zender fluiten naar een programma rond humor en interculturaliteit, omdat er geen adverteerders bereid waren om rond dit soort van programma’s te adverteren. En waarom niet? Omdat het programma geen ‘wit’ publiek zou trekken en allochtonen niets te besteden hebben. Adverteerders willen een afgebakende doelgroep en luisteren alleen naar het verhaal van het geld. Niet verstandig wanneer je weet dat op tien jaar tijd de koopkracht van allochtonen verdubbelde.”
“Weet je, adverteerders vragen me vaak of ze het businessmodel van allochtonen niet kunnen krijgen, maar er bestaat gewoon geen geheim recept. Mediahuizen en adverteerders moeten leren en lezen over verschillende gemeenschappen. Ze moeten leren wat er in hen omgaat en media maken die ook deze groepen aantrekt. Net zoals er een krant wordt geschreven voor u en voor mij.”

© 2011 - Erasmix - Rhea Moonen en Arnaud Roobaert


Dit artikel werd gepubliceerd door MO* - online op 16/06/2011