Op 8 december ging in Tervuren het vernieuwde AfricaMuseum open. Aanleiding genoeg voor Anouk Torbeyns en Jef Cauwenberghs, elk op geheel eigen wijze betrokken bij het debat, om elkaar aan te schrijven. Gezien hun verschillende achtergronden willen ze graag van elkaar weten welke indruk het omstreden museum op hen naliet.
Anouk Torbeyns verdiept zich als journalist en columnist voor Charlie Magazine al enkele jaren in het thema dekolonisatie. Dankzij de vele contacten die ze binnen de diaspora heeft, houdt ze de vinger aan de pols van wat er leeft binnen dit debat.
Jef Cauwenberghs is als journalist en masterstudent in de sociale en culturele Antropologie op meer educatieve en theoretische wijze thuis in het dekolonisatiedebat. Hij is geen echte insider, maar kijkt wel aandachtig naar de vele discussies die de afgelopen jaren zijn gevoerd.
Dag Jef,
Afgelopen weekend was het dan zo ver. Het beruchte Koninklijke Museum voor Midden-Afrika opende eindelijk haar deuren. Via de media, maar ook via vrienden en kennissen uit de Afrikaanse diaspora, kon ik de aanloop naar de opening op de voet volgen. Allerlei verhalen kwamen mij ter ore. De algemene conclusie: de goede bedoelingen waren talrijk, maar de kritiek des te talrijker. Hoog tijd dus om zelf naar Tervuren af te zakken en het AfricaMuseum met eigen ogen te aanschouwen.
Nu moet je weten dat ik het AfricaMuseum voor de rennovatie nooit heb bezocht. Echt vergelijken zat er dus niet in. Maar misschien is dat net geen slechte zaak. Op die manier kon ik het beruchte museum een faire kans geven. En tegelijk de mond snoeren van degenen die me probeerden te paaien met “ja maar, vroeger was het nog veel erger, zenne.”
“Het is niet slecht dat het museum finaal veel meer vragen oproept dan dat ze antwoorden biedt.”
Wanneer je het impressionante mineralenkabinet binnenwandelt of langs de planten en de grote opgezette dieren wandelt, besef je nog maar eens hoe rijk Congo, of bij uitbreiding Midden-Afrika, wel niet is. En rijst de vraag hoe het kan dat de regio tot op vandaag zo ontwricht is. Ook de rijke collectie aan cultuurobjecten laten een wrange nasmaak na als je weet op welke gewelddadige manier sommige artefacten zijn geplunderd.
Het is niet slecht dat het museum finaal veel meer vragen oproept dan dat ze antwoorden biedt. Ik hoop dan ook dat het veel kritische bezoekers mag ontvangen en dat de gidsen de scherpe vragen niet uit de weg gaan. Na gesprekken met enkele medewerkers, had ik wel de indruk dat het museum vooral niet té radicaal en in your face wil zijn. Een klein statement links of rechts, tot daaraan toe. Maar écht stelling innemen, dat was volgens hen niet hun taak.
Dat lijkt in fel contrast te staan met het fameuze ‘dekoloniseren’. Het woord dat bij de voorstelling meermaals ter sprake kwam. Volgens mij, naast migratiepact, zelfs een kanshebber voor het Woord Van Het Jaar. De medewerkers beweerden bij hoog en laag dat ze er alles aan gedaan hebben, alles en iedereen hebben betrokken, om het museum te bevrijden van het koloniale spook. “Dekoloniseren is een proces waaraan we voort blijven werken, maar we hebben al grote stappen gezet”, zei directeur Guido Gryseels al redelijk voldaan.
Ik zeg dan altijd: “Het wil niet zeggen omdat we al een lange weg hebben afgelegd, we daarom nog geen lange weg te gaan hebben.” Ik geloof dat de mensen achter het museum goede bedoelingen hadden en hun best hebben gedaan. Ik geloof ook dat het altijd makkelijker gezegd is dan gedaan. Wanneer ik merk hoeveel mensen uit de lucht komen vallen als het over ons koloniale verleden gaat in Congo, kan het museum daar zeker een rol in spelen.
“Echte dekolonisering is meer dan een passieve houding onder het mom van neutraliteit.”
Maar echte dekolonisering zal er niet plaatsvinden in het AfricaMuseum. Daarvoor is meer nodig dan enkel maar “afstand nemen van het oude koloniale propaganda-instituut”. Daarvoor is meer nodig dan louter een passieve houding onder het mom van die verschrikkelijke neutraliteit omdat je een federale instelling bent.
Wat denk jij, Jef? Ben ik te veeleisend? Ben ik in mijn jeugdig enthousiasme te ongeduldig? Of gezien mijn eigen achtergrond te bevooroordeeld? En hoe heb jij, als antropoloog in spe, het museum ervaren? Ik kan me voorstellen dat waar ik meer oog had voor de koloniale geschiedenis, jij vooral uitkeek naar de natuur- of menswetenschappelijke kant van het AfricaMuseum. Net als op een echte gedekoloniseerde wereld, wacht ik vol ongeduld op jouw antwoord en kijk ik nieuwsgierig uit naar jouw visie.
Warme groet
Anouk
Dag Anouk,
Ontzettend veel dank voor je uitgebreide reflectie op wat toch één van de meest omstreden musea van het afgelopen decennium moet zijn. Hoewel ik de laatste weken mijn portie expertise in tal van kranten en magazines heb gehad, keek ik toch reikhalzend uit naar wat een kanarie in de koolmijn als jij er nu net van dacht.
Voor wat, hoort wat uiteraard. You showed me yours, I’ll show you mine. Terwijl ik dit schrijf, gieren tientallen vragen en bedenkingen nog steeds door mijn hoofd. Ook jij moet weten: ik stond er al eens. Als puberende scholier tussen ‘Leopold die den Congo beschaafde’ en de ‘Afrikaanse bosjesmens’. Dat er een lange weg is afgelegd, kan ik bevestigen.
Neem nu de ‘Luipaardman’ die samen met enkele andere gedrochten van standbeelden in een soort hall of shame aan het begin van de expositie staan. Een Nederlandse NOS-journalist die naast me stond, verwoordde het als volgt: “Een duidelijkere symbolische afstand kan men niet nemen.”
“Er is meer duiding dan vroeger en ook hedendaags Midden-Afrika krijgt aandacht.”
De vele pogingen mogen zeker vermeld. De Afrikaan komt vaker aan het woord. Er is meer duiding dan vroeger en ook hedendaags Midden-Afrika krijgt aandacht. Begrijpelijk dat heel wat journalisten met hoera-berichten richting eindredactie gingen.
En toch, je vraagt me of je niet te ongeduldig bent. Daarbij moet ik steeds weer aan de woorden van antropoloog Bambi Ceuppens in een interview in De Morgen denken. “We weten in feite niets over de koloniale periode.” Je ongeduld is dus meer dan terecht. Dit museum schijnt haar licht over Midden-Afrika. Het kolonialisme wordt erkend, geduid, maar niet centraal gezet. Dit is niet het grote postkoloniale museum dat veel mensen verwachtten.
Het antropologische aspect dan. Dat blijft een moeilijke evenwichtsoefening. De wortels van ‘mijn’ menswetenschap gronden diep in een schrikbarend biologisch en racistisch project. De eerste Westerse antropologen die voet zetten in het Congobekken waren geen cultuurrelativistische postmodernisten, maar wetenschappers die de biologie en het gedrag van een nieuw ‘onderontwikkeld mensenras’ (sic) gingen onderzoeken.
Zelfs de latere eugenetica die in het naziregime centraal stond, boog op ‘antropologisch’ onderzoek. Geen wonder dat hedendaagse antropologen die collectief geslagen wonde zo veel mogelijk willen ontsmetten met een postkoloniale zalf die zich distantieert van een strak en strikt wetenschappelijk discours.
Dat een museum, dat poogt postkoloniaal te zijn, toch een groot deel van zijn collectie aan het biologisch Afrikaproject wijdt, valt me als menswetenschapper toch nog steeds wat zwaar. Ik rijm die twee niet helemaal. Alsof je een koppel na een nare break-up samen onder één dak brengt. Neem nu de opgezette olifant. Fantastisch beest dat begrijpelijk menig bioloog fascineert. Alleen is het exemplaar in Tervuren geschoten begin twintigste eeuw in het koloniaal project dat we kennen.
“Dat een museum, dat poogt postkoloniaal te zijn, toch een groot deel van zijn collectie aan het biologisch Afrikaproject wijdt, valt me als menswetenschapper wat zwaar.”
Een medewerker legde me het uit. “Wij zijn bovenal nog steeds een wetenschappelijk museum.” Dat standpunt begrijp ik, maar dan blijft de vraag: valt die ambitie te verzoenen met de vraag naar een museum dat écht afrekent met ons koloniaal verleden? Of misschien zelfs meer: een levend monument.
“Het is inderdaad een wetenschapsmuseum, geen groot sorry-monument.”
Enkele weken geleden was ik in Berlijn, tussen de imposante betonblokken van het Holocaustmemorial. Het valt me steeds weer op hoe Duitsland secuur weet om te gaan met één van de donkerste pagina’s uit de geschiedenis. Die Denkmahl–cultuur is iets wat wij in België niet kennen. Neen, ook niet na de opening van het AfricaMuseum.
Het is inderdaad een wetenschapsmuseum, geen groot sorry-monument. Laat staan dat enkele grofgebekte Pukkelpopgangers er tot inkeer zullen komen. Dat zoeken naar diepere symbolische sereniteit, eerder dan naar wetenschap met een vleugje erkenning, blijft voor mij en voor jou duidelijk een hiaat in het herinnerings- én eductielandschap. Die verwachting koesterde ik misschien onterecht. Laat duidelijk zijn: ze werd niet ingelost.
“Ik ben bijzonder nieuwsgierig naar de dag dat in Kinshasa het museum voor West-Europa zijn deuren opent.”
Ik ben even benieuwd als jij hoe dit project door het bredere publiek onthaald zal worden. Door mijn medestudenten, maar ook door vrienden die mijlenver van het postkoloniaal denken afstaan. En niet in het minst door kinderen van de diaspora, mensen met een migratie-achtergrond, mensen van kleur die dagelijks tegen structureel racisme aankijken en tot slot de zovele Congolezen, Rwandezen en Burundezen zelf.
We mogen uiteindelijk niet vergeten dat dit museum over hen gaat. Dat hoewel verschillende partijen betrokken waren in de hertekening, het nog altijd gaat om een museum dat vanuit het hart van Europa naar het hart van Afrika kijkt. Dat gezegd zijnde ben ik dan ook bijzonder nieuwsgierig naar de dag dat in Kinshasa het museum voor West-Europa zijn deuren opent. Hou je haaks tot die tijd!
Al even warme groet,
Jef
Dit artikel werd gepubliceerd door CharlieMag op 10/12/2018.
Dit artikel werd gepubliceerd door VRTNWS op 10/12/2018.