Vijftien procent van de schoolverlaters is laaggeschoold. Een derde daarvan is na één jaar nog altijd werkzoekend. Dat blijkt uit het schoolverlatersrapport van de VDAB. “We moeten nog veel meer de verantwoordelijkheid bij de jongeren durven leggen. Meer vertrouwen in hen hebben, ook.”

15 procent van de schoolverlaters is laaggeschoold. Hebben die jongeren meteen een achterstand op de arbeidsmarkt vanwege hun laag diploma? Dat hoeft niet per se zo te zijn, stelt Els Ghesquière. Zij is begeleidster, coach en opleidster bij Jobcentrum vzw. “Sommige jongeren zijn heel geëngageerd, in buitenschoolse activiteiten. Daarmee kunnen ze ook vaardigheden en talenten ontwikkelen. Maar vaardigheden die ze hiermee verwerven zien ze niet als relevant voor hun cv. Ze kunnen hun skills ook moeilijker verwoorden naar de werkgever toe. Dan denkt de werkgever natuurlijk dat die jongeren niks te bieden hebben, terwijl dat helemaal niet zo is”, haalt Ghesquière aan.

“We proberen vanuit Jobcentrum een traject op maat te maken”, vervolgt Ghesquière. “Dat is iets wat ook heel vaak terugkeert in infosessies die we over dit onderwerp geven. We werken al veel rond arbeidsbeperking en dat kunnen we ook toepassen op de laaggeschoolde jongeren. We richten ons niet specifiek op jongeren, maar we erkennen wel dat deze groep groter wordt en dat we daar ook in moeten meegaan. Daarvoor leggen we ons oor te luisteren bij andere organisaties die wel die expertise en ervaring hebben”, vertelt ze.

Leren solliciteren

“Ik werk direct met jongeren, in die zin dat ik de sollicitatietraining aanpak”, stelt Ghesquière. “We maken ze weerbaarder naar de werkgevers toe. Er zit namelijk een brede kloof tussen wat de werkgever wil en waar de jongeren mee bezig zijn. Ze weten bijvoorbeeld niet hoe ze zich op een werkvloer moeten gedragen. Ze hebben weinig werkervaring en nog niet voldoende diploma’s behaald en toch worden ze op de werkvloer ingezet. Maar daar botsen ze tegen een heleboel verwachtingen van de werkgever naar attitudes en ervaring toe. Op dat vlak bestaat er nog miscommunicatie tussen werkgevers en jonge werkzoekenden.”

Niet alle jongeren zijn meteen klaar voor de arbeidsmarkt. Daarom hebben ze nood aan begeleiding of ondersteuning. “Dat kan op de werkvloer of erbuiten”, legt Ghesquière uit. “Heel vaak merken we dat er toch nog een voortraject nodig is. Jongeren moeten hun eigen talenten leren herkennen en erkennen. Dit moeten ze dan ook leren verwoorden naar de werkgevers toe. Ze moeten leren zich positief uit te drukken bij een sollicitatiegesprek en kunnen uitleggen dat ze geschikt zijn voor de job. Dit merken we niet alleen bij laaggeschoolde, maar ook hoogopgeleide jongeren.”

Vaardighedenpakket

Ghequière betwist ook dat er een verschil bestaat hoog- of laagafgestudeerden. “Die perceptie leeft bij een werkgever: dat afgestudeerden met een lager diploma minderwaardig zijn dan die met een hoger diploma. Maar dat is niet altijd zo. Een werkgever zoekt zekerheid en een diploma biedt volgens hen voor een stuk die garantie. Maar wij vragen ons af of dat wel effectief zo is. Je kunt iemand hebben die in zijn vrije tijd aan brommers sleutelt in een garage en die evenveel of meer ervaring heeft als een hoogopgeleide monteur die pas van de VDAB komt.”

“Een diploma mag op zich dus geen maatstaf zijn om iemand aan te nemen”, poneert Ghesquière. “Het is veel belangrijker dat je een pakket vaardigheden hebt, dat je kunt aantonen.”

Bemiddelaars

Volgens de jobcoach is het zeer belangrijk om er als begeleiding vroeg bij te zijn. “Het is heel nuttig om jongeren op tijd, vanaf het moment dat ze af beginnen te haken op school, te kunnen meenemen in het sollicitatieverhaal. Als ze bijvoorbeeld eerst in een slecht milieu en dan pas bij ons terechtkomen, dan wordt het nog moeilijker om hun kwaliteiten naar voren te brengen. Ze worstelen dan ook met een laag zelfbeeld.”

“Er is zeker een rol weggelegd voor organisaties zoals de onze om te bemiddelen tussen werkgevers en werkzoekenden”, weet Ghesquière. “Wat willen beide partijen en waarin komen ze overeen? We proberen ook werkgevers te sensibiliseren om het eens op een andere manier aan te pakken. Ze redeneren nu nog dikwijls vanuit het rendement dat een sollicitant kan opbrengen als hij of zij aangenomen wordt.”

Meestal is het de VDAB die zich opstelt als de bemiddelaar tussen werkgever en werkzoekende. “Wij voelen ook aan dat jongeren vaak ontevreden zijn met de begeleiding die ze bij de VDAB krijgen. Dat hangt voor een stuk ook af van de hoge verwachtingen die sommige jongeren van de VDAB hebben. Ze kunnen niet zomaar de ideale job uit een schuif tevoorschijn toveren. De begeleiding kan wel individueler, maar dat betekent ook dat er meer centen voor moeten worden vrijgemaakt”, vertelt Ghesquière.

Onderwijs en mentorschap

Kan de onderwijshervorming soelaas bieden? Ghesquière denkt dat een bredere basisvorming en uitstel van studiekeuze een goede zaak is. Ze spreekt uit eigen ervaring: “Ik werd zelf ook ooit in een wiskunderichting geduwd door mijn ouders, met als doel informatica te studeren. Ik ging liever voor vertaler-tolk. Ik wilde meer omgaan met mensen. Ik ben uiteindelijk wel in de juiste richting terechtgekomen, maar ik had liever die studiekeuze nog wat uitgesteld totdat ik wist wat ik echt wou.”

Een mentorsysteem kan volgens Ghesquière heel positief zijn. “Maar de mensen die mentor willen zijn, moeten dan ook leren om de taal van de jongeren te spreken. En de jongeren moeten van hun kant ook gemotiveerd zijn om door een oudere werknemer opgeleid te worden. We moeten nog veel meer de verantwoordelijkheid bij de jongeren durven leggen en meer vertrouwen in hen hebben”, besluit ze.

© 2014 – StampMedia – Stef Vananderoye, foto: Alisa Nadezhkina


Dit artikel werd gepubliceerd door Pienternet.be op 02/06/2014
Dit artikel werd gepubliceerd door Allesoverjeugd.be op 02/06/2014