In Belgie werd de voorbije jaren veel bespaard op cultuur. In het rapport-Blanchard staat dat het Nationaal Orkest van België en het operaorkest van De Munt moeten fuseren tegen 2026. Bert Helsen, fagotspeler bij het Nationaal Orkest van België: “Het is goed dat er eens grondig nagedacht wordt over de toekomst van klassieke orkesten. Sociaal-cultureel moet een stap naar de Brusselaar worden gezet.”
Bert Helsen speelt sinds 2011 fagot in het Nationaal Orkest van België (NOB), is leraar aan de Kunsthumaniora Brussel en de Gemeentelijke Academie voor Muziek en Woord Hemiksem en oprichter van het kamermuziekensemble Haftcraft. “Toen ik zestien was, nam fagot spelen in orkesten zoveel tijd in beslag dat er niet veel tijd meer was voor andere hobby's. Vanaf het vijfde ben ik dan ook les gaan volgen aan het Lemmeninstituut in Leuven. Ik had het gevoel dat ik wel wat erkenning had in het fagot spelen en dat ik er misschien wel mijn boterham mee kon verdienen.”
Helsen speelde vijf jaar in het Symfonieorkest Vlaanderen alvorens hij bij het NOB terechtkwam. “Toen ik verhuisde, had ik voor mezelf een lijn getrokken: tot mijn 33ste zou ik audities spelen. Ondertussen studeerde ik eventmanagement. Ik wilde graag een vaste orkestjob en niet voor de rest van mijn leven freelancer blijven wegens de economische onzekerheid in de culturele sector. Ik heb twee audities gedaan en de tweede was meteen bingo, dat was bij het NOB.”
De voorbije jaren is er zowel op Vlaams als op federaal veel bespaard op cultuur. Wat merkt u daar als klassiek muzikant van?
Sinds 2013 moet het NOB jaarlijks veel besparen. Daardoor gaan we minder op concertreis naar het buitenland en worden bepaalde vacatures niet ingevuld. Die plaatsen worden dan ingevuld door vervangers, die geen vast contract hebben en onderbetaald worden. Ik ben één van de laatsten in het orkest met een vast contract.
Het NOB en het operaorkest van De Muntschouwburg moeten in 2026 één orkest zijn. Dat staat in het rapport-Blanchard dat minister Didier Reynders (MR), bevoegd voor federale culturele instellingen, heeft besteld. Het nieuwe orkest moet zich vooral richten op het programma van De Munt en een gevarieerd muzikaal seizoen aanbieden. Is die fusie noodzakelijk?
Het is goed dat grondig nagedacht wordt over de toekomst van klassieke orkesten. In Brussel is er een artistiek vacuüm qua orkestleven. Alleen een kleine elite gaat naar concerten in BOZAR en De Munt. De meerderheid van de bevolking komt dus niet in aanraking met klassieke muziek. In Antwerpen is dat bijvoorbeeld wel het geval. Denk maar aan de concerten van deFilharmonie op het Sint-Jansplein. Cultuur belangrijker dan ooit. Religie verliest steeds meer terrein bij de West-Europeanen. Cultuur is dan het enige overblijvende patrimonium dat mensen verenigt.
Er is nog veel marge om de orkesten maatschappelijk toegankelijker te maken. Het is zeker mogelijk om de twee orkesten te laten bestaan. Of dat onder de huidige namen of een nieuwe naam gebeurt, doet er niet toe. We zullen wel 140 tot 160 muzikanten nodig hebben. Als we toch naar één orkest zouden evolueren, met minder dan 120 muzikanten, dan is dat een artistieke aderlating. Er zal dan vooral veel operamuziek gespeeld worden, wat nu ook al gebeurt, maar sociaal-cultureel wordt dan geen stap naar de Brusselaar gezet.
Symfonische orkestmuziek en operamuziek zijn verschillende muziekstijlen. Bovendien is in het rapport ook sprake van een barokensemble en een ensemble voor hedendaagse muziek. Zijn al die verschillende muziekstijlen haalbaar voor muzikanten?
Operamuziek en symfonische muziek vereisen, zeker voor houtblazers, een andere manier van spelen, maar die uitdaging kun je zonder angst aangaan. In het buitenland gebeurt dit ook. Voor muzikanten is het een verrijking om een ander repertoire te spelen. Het wordt moeilijker om ook nog een barokensemble te vormen. We moeten dan op andere instrumenten spelen. Voor houtblazers wordt het een moeilijke opgave om de ene week een symfonie van Sjostakovitsj en de andere week een Bachoratorium te spelen. Het zijn heel verschillende muziekstijlen.
Een andere maatregel in het rapport-Blanchard is de oprichting van een gezamenlijke orkestacademie, waar jonge muzikanten opera- en symfonische ervaring kunnen opdoen. Is er behoefte aan een orkestacademie?
Er is behoefte aan professionele begeleiding voor jonge mensen om in een orkest te kunnen functioneren. Het is belangrijk dat jonge muzikanten ervaring opdoen. Helaas bestaat er geen Belgisch Nationaal Jeugdorkest dat op een hoog niveau musiceert, omdat het moeilijk is om een volledige hoorn-, fagot-, altvioolpupiter etc. te vinden. Het idee om een orkestacademie op te richten is zeker goed, maar het kan niet dat men studenten van die orkestacademie, die zeer weinig of niet betaald worden, inschakelt om vrije plaatsen in het orkest in vullen om zo geld te besparen.
Er bestaan verschillende jeugdorkesten, zoals Amaj Jong Symfonisch (de vroegere Jeugd- & Muziekorkesten) en het Euregio Jeugdorkest, waar jonge muzikanten terechtkunnen. Helaas wordt het steeds moeilijker om jeugdorkesten samen te stellen. Veel conservatorium-studenten stellen sneller eisen en willen worden betaald om te leren in een orkest. Ze beseffen niet dat een jeugdorkest een leerschool is en dat de ervaring die je er opdoet van onschatbare waarde is. Zelf heb ik in het Jeugd- & Muziekorkest van Antwerpen en in Euregio Jeugdorkest gespeeld. Als ik dat niet gedaan had, was ik nooit de muzikant
geworden die ik nu ben.
Naast uw baan bij het NOB en het lesgeven, leidt u het kamermuziekensemble Haftcraft.
Haftcraft is een uniek project, gegroeid uit een middagconcert waar we een werk speelden van Kees Olthuis voor strijkkwintet, fagot en contrafagot. We brengen ook werk in andere bezettingen, zoals een duo fagot/contrafagot, strijkkwartet en fagot. Momenteel hebben we een programma met Iraanse muziek, met een mezzosopraan, strijkkwartet en fagot. Normaal zouden we met dit Iraanse programma volgende maand naar Teheran gaan, maar die recitals zijn om politieke redenen geannuleerd. Het is goed om een artistiek project te hebben. Muzikanten zijn eveneens artiesten. Ook dat verhaal moet je brengen, en dat kan niet altijd met een Brahmssymfonie.
(Foto © Johannes Markus Vandevoorde)
Is het makkelijk om in deze tijd een kamermuziekproject, zoals Haftcraft, aan de man te brengen?
Je besteedt aan kamermuziek sowieso meer tijd dan dat je middelen hebt. Dat heeft niet alleen te maken met subsidies, maar ook met de verankering van cultuur in onze beschaving. Het is veel makkelijker om een commercieel project met een bekende naam of acteur aan de man te brengen dan een project met een inhoudelijk sterk verhaal. Ik heb de indruk dat dat laatste voor veel organisatoren vaak niet de prioriteit is.
Bent u, ondanks de cultureel moeilijke tijden, gelukkig met uw beroep als muzikant?
Ik mag niet klagen. Ik ken veel mensen die veel meer verdienen maar veel verantwoordelijkheid en stress hebben en hun gezin weinig zien. Iedereen denkt wel eens dat hij te weinig verdient. Mijn job biedt veel vrijheid. Je ziet veel van de wereld en je kunt bezig zijn met levensvragen. Muziek en kunst gaan altijd over levensvragen. De stress voor sommige concerten en solo’s neem je erbij. Je neemt altijd je werk mee naar huis. Na de repetitie moet je nog veel studeren. Maar ik doe het graag. Ik neem mijn hobby mee naar huis.
Wat zou u in de toekomst zeker nog willen doen?
Nog een keer solo spelen, liefst een 20ste eeuws werk en met Haftcraft de wereld rondreizen met een programma, zoals het Iraanse programma, dat een groot draagvlak heeft. Als ik dat kan doen, zal ik een gelukkig man zijn.
© 2016 – StampMedia – Iris De Bondt