(Erasmix) De strenge controle die ik moet ondergaan voor ik Jan S. kan ontmoeten, vertelt veel over hoe het leven er hier aan toe gaat. Mijn gezicht prijkt op een badge samen met een nummer alsof ik gelabeld word en traag en gespannen loop ik door de controlepost. Daarna klappen ijzeren deuren dicht voor ik de ontmoetingszaal binnen kan. Jan S. zet zich voor me neer, stil, draait even rond met zijn kop koffie, nipt ervan en kijkt naar me alsof ik van een andere planeet kom.
Veel vrienden zag Jan de voorbije maanden niet. “Het is nu twee maanden geleden dat ik nog iemand zag, het lijkt alsof het jaren geleden is. Het is hier eenzaam en ik loop de muren op.”
Tien jaar geleden
Tien jaar geleden pleegde Jan S. een inbraak met zijn twee kompanen. Een inbraak die heel zijn leven overhoop gooide hoewel hij eindelijk op de goede weg was. “Op het moment van de feiten had ik een vriendin, ging ik terug naar school en had ik het gevoel dat alles stilletjesaan weer op zijn poten kwam. De verwaarlozing van mijn vader en de dood van mijn moeder kon ik stilaan verwerken. Ik had het gevoel dat ik er goed in slaagde om mijn jongere zus op te voeden. En in plaats van kleine diefstallen te plegen om te overleven ging ik in het weekend werken. De beslissing om die laatste inbraak wel te plegen was enkel om Koen (mededader) te helpen, niet voor mezelf.” S. geeft een blijk van melancholie en slaat zijn ogen neer alsof hij zich schaamt om wie hij is en om wat er die nacht gebeurde. Hij voelt zich onwennig, laat zijn vingers ritmisch op de tafel slaan en begint met gebroken stem aan zijn verhaal.
Er zou niemand thuis zijn
“Ik herinner me de dag nog goed dat Koen me voorstelde om hem te helpen met een inbraak in het huis van zijn tante. Koen verzekerde me dat er niemand thuis zou zijn en dat het een kwestie was van het geld uit de kluis te halen en weg te wezen. Dat was trouwens ook mijn enige voorwaarde: niemand mocht aanwezig zijn in het huis. We besloten om via het kelderraam naar binnen te gaan. Het eerste wat ik deed was naar de koelkast gaan om wat eten te sprokkelen terwijl Koen en Steven de kluis leeghaalden.”
“Alles liep zeer vlot tot we een auto hoorden stoppen. De grootvader van Koen kwam onverwacht even langs om te kijken of alles in orde was en om de planten water te geven. Ik riep tegen de andere twee dat ze moesten wegwezen maar de grootvader stond zeer snel binnen. Ik wist op dat ogenblik niet wat ik moest doen. Mijn eerste reactie was dan ook dat ik Gilbert (nvdr. slachtoffer) moest laten schrikken, ik dacht dat hij dan wel vanzelf zou weglopen. Maar in plaats daarvan greep hij me vast toen ik voor hem stond. Tijdens het gevecht nam ik de hamer die ik meegenomen had om het kelderraam stuk te slaan en sloeg ik Gilbert op het hoofd.”
Niet voor gevoelige kijkers
De foto’s die getoond werden op het assisenproces waren niet voor gevoelige kijkers. Gilbert S. kreeg 12 hamerslagen wat resulteerde in een open schedelbreuk. De burgerlijke partij vorderde 25 jaar voor Jan S. maar de jury was niet mild en veroordeelde hem tot 30 jaar. De kleinzoon van Gilbert, Koen kreeg 25 jaar, Steven werd veroordeeld tot 20 jaar, omdat ze niet ingrepen tijdens de moord en gewoon toekeken.
“De straf die de jury me oplegde leek me de eerste jaren veel te hard. Het duurde lang voor ik besefte dat ik een moord had gepleegd, ook al omdat dat helemaal niet mijn bedoeling was. De eerste drie jaar van mijn straf wentelde ik mezelf veel te vaak in zelfmedelijden. Ik vond het onrechtvaardig dat er niet gekeken werd naar de verzachtende omstandigheden en wou gewoon weer zo snel mogelijk naar buiten. Het besef kwam toen ik met mezelf geconfronteerd werd en wel moest nadenken over de miserie die ik veroorzaakt had. Het sijpelde traag binnen dat iemand het leven liet door mijn daden.”
Back to the real world
Binnenkort kan S. na tien jaar een aanvraag indienen voor een vervroegde vrijlating maar hij ziet de toekomst somber in. De voorwaarden van een vervroegde vrijlating zijn bovendien niet meer zo mild dan vroeger vanwege de kritiek op de wet LeJeune. Die zegt dat een vervroegde vrijlating mogelijk is na één derde van de straf. Ook S. beseft dat de voorwaarden strenger geworden zijn.
“Ten eerste is zo’n aanvraag voor een commissie theoretisch heel mooi: ik zal werk moeten zoeken, een woning en begeleiding. Maar geef nu toe: wie zal mij in dienst willen nemen, laat staan me onderdak bieden? Bovendien had de begeleiding vroeger moeten gebeuren, momenteel zoek ik zelf een psychologe op om bepaalde zaken te kunnen plaatsen, maar eigenlijk had deze hulp in het begin van mijn arrest moeten gebeuren.”
De mentale toestand van S. baart hem zorgen. Hij denkt aan zelfmoord en voelt zich depressief. Voor S. is het duidelijk dat de gevangenis een leerschool is, die gedetineerden regelmatig slechter laat buitengaan dan ze binnenkwamen.
“Veel gedetineerden nemen hier verkeerde gewoontes over. Elke dag worden ze geconfronteerd met zichzelf en bij gebrek aan begeleiding zoeken ze eigen manieren om hiermee om te gaan. Goede psychologische begeleiding zou hier al heel wat verandering in kunnen brengen maar als gedetineerde heb je niet veel rechten, laat staan om als moordenaar het recht te hebben op een betere mentale gezondheid. Soms vraag ik me het nut af van deze straf, een opsluiting kan toch alleen maar nuttig zijn als je daarbij leert wat goed is en wat fout?”
Vrienden voor het leven?
Het proces van Jan S. werd van dichtbij gevolgd door vrienden en kennissen. In de beginjaren van zijn gevangenisstraf kon S. rekenen op hun steun en een regelmatig bezoek. De laatste tijd blijven zijn vrienden echter weg.
“Het is vreemd hoeveel steun ik gekregen heb van mijn vrienden, want ik weet eerlijk gezegd niet of ik hetzelfde zou gedaan hebben voor hen. Ik weet niet of ik er zou staan voor iemand die ooit een moord pleegde. Ik weet niet of ik er tijd voor zou maken, of ik er mijn eigen zorgen voor aan de kant zou zetten. Bovendien zijn mijn vrienden heel gewone mensen, geen mensen zoals ik maar echte mensen. Mensen die intelligent zijn en een toekomst hebben. Zonder hen had ik al veel eerder zulke stoten uitgehaald. Zij waren de enigen die nog vat op me hadden, de enigen die me in toom konden houden. Ze waren trouwens ook de enigen die me toonden wat liefde was.
Maar na een tijd ebde dat weg. De mensen kwamen me minder opzoeken en de telefoongesprekken werden alsmaar korter. Ik kan het ze ook niet kwalijk nemen. Ze zijn intussen volwassen, getrouwd en hebben kinderen. Hun vrije tijd is schaars, ze racen tegen de klok. Wanneer er dan wel vrienden op bezoek komen, sta ik vaak versteld van hun verhalen en hun meningen. Ze zijn veranderd en alles wat ik nog heb, zijn herinneringen aan de tijd die ik ooit met hen doorbracht. Het zijn flarden uit mijn geheugen. Af en toe zeggen ze wel eens dat ze er altijd voor me zullen zijn wanneer ik vrijkom, maar ik weet ook hoe dat gaat: ik pas gewoon niet meer in het plaatje.”
De klokt tikt en al snel merk ik dat één uur gesprek met deze man amper voldoende is om te weten wat hij werkelijk voelt. Bovendien maken de aanwezige cipiers S. behoorlijk zenuwachtig waardoor hij met zijn vingers ritmische deuntjes op de tafel speelt.
“Het voelt aan alsof ik hier een tweede identiteitscrisis onderga, ik moet mezelf ontplooien wetende dat ik altijd in ’t oog gehouden word. Ik was slechts 18 toen ik in de gevangenis belandde, mijn puberjaren waren erg verwarrend en ik heb me niet kunnen omvormen naar een volwassen man. Ik ben opnieuw op zoek naar mezelf, op zoek naar wie ik ben en wat ik nog kan betekenen voor anderen.”
Het bezoekuur is voorbij, Jan S. staat op, bedankt me voor de koffie en draait zich om, om terug te keren naar zijn cel alsof nooit iemand hem eerder is komen bezoeken. Weer word ik door de ijzeren deuren geleid, de poort klapt achter me dicht en het enige wat overblijft is het oude, statige gebouw dat verhalen van honderden gedetineerden schuilhoudt.
N.B. Om privacyredenen werden andere namen gebruikt. Foto’s of andere opnames werden in de gevangenis van Oudenaarde niet toegelaten.
© 2011 - Erasmix - R.M.