© Celine Van De Maele / StampMedia

Shana was 15 toen ze een aanvraag indiende om van huis weg te mogen. Het begin van een zoektocht naar een eigen plek.

“Na vier maanden in een OOOC (Onthaal Oriëntatie en Observatie Centrum) kon ik in een instelling terecht. Op mijn 17de ben ik dan begeleid zelfstandig gaan wonen, een jaar later heb ik gekozen om de begeleiding stop te zetten.”

Hoe was het leven in een instelling?

“Het voelde onnatuurlijk dat er een dagelijks logboek van ons werd bijgehouden. Daar werd in genoteerd hoe de dag verlopen was: emotioneel, contacten met de familie... Ik besefte wel dat ik geen echte thuis had, vooral tijdens sluitingsweekenden wanneer iedereen verplicht de instelling moest verlaten. Begeleiders gingen actief op zoek naar een netwerk (familie, vrienden) waar we konden verblijven. Voor mij was het pijnlijk om te zien dat ik nauwelijks of geen netwerk had waar ik terechtkon. Wekelijks had ik gesprekken met de individuele begeleider. Ik heb toen vooral geleerd hoe ik over moeilijke situaties kan spreken.”

Wat is je bijgebleven van die ervaringen?

“De instellingen op zich vond ik niet het zwaarste, het was het gevoel geen thuis te hebben en mijn familie te moeten achterlaten. Achteraf bekeken ben ik heel blij dat ik daar kon verblijven. Mijn voorziening was veiliger dan de thuissituatie waar ik inzat en uiteindelijk heb ik kansen kunnen grijpen. Ik ben fier over waar ik nu sta.”

Heb je nog tips voor jongeren in gelijkaardige situaties?

“Wat ik zeker wil meegeven: het is niet altijd jouw schuld als het thuis niet lukt. Je mag jezelf niet straffen. En durf de kansen te grijpen die mensen je bieden. Je moet de uitdaging aangaan, je netwerk vergroten en zo je eigen grenzen proberen te verleggen. De sterke punten filteren uit je eigen verhaal en daarop verder bouwen.”


Dit artikel werd gepubliceerd door Weliswaar op 15/09/2017

Dit artikel werd gepubliceerd door WAT WAT op 01/10/2018

vorige volgende