© Maryia Plashchynskaya / Pexels

Onderzoek wijst uit dat er in heel wat antieke talen geen woord voor de kleur blauw is terug te vinden. Ook vandaag zijn er nog talen die er geen woord voor kennen. Hoe komt dat? Reporter Elise Renckens zocht het uit.

In zijn Odyssee schrijft de Oudgriekse dichter Homeros herhaaldelijk over een “wijndonkere zee”. Een vreemde woordkeuze voor hedendaagse lezers, want de zee is toch helemaal niet wijnkleurig? Homeros was dan wel zo goed als blind, hij is niet de enige bij wie we dit soort beschrijvingen lezen. Waarom gingen de oude Grieken collectief het woord blauw uit de weg? Het antwoord is nog opmerkelijker dan de vraag zelf: in het Oudgrieks bestond er gewoonweg geen woord voor de kleur. De Grieken, die nochtans omgeven waren door blauwe wateren, konden die kleur niet benoemen.

Eeuwenlang hebben wetenschappers zich gebogen over dit vraagstuk. Dat heeft een breed scala aan hypotheses opgeleverd, de ene al wat beter onderbouwd dan de andere. Waren de oude Grieken kleurenblind? Of had de zee destijds echt een andere kleur? Pas in de tweede helft van de vorige eeuw kwam er schot in de zaak. Vandaag gaat men uit van een aantal factoren die de waarschijnlijkheid bepalen waarmee een taal de kleur blauw kent.

Een eerste hypothese stelt dat een cultuur pas een woord voor een kleur ontwikkelt wanneer ze er in slaagt ze zelf te produceren. Dat lijkt aannemelijk, aangezien blauw voor mensen zowat de moeilijkst maakbare kleur is. In een heel aantal gevallen bevestigt de geschiedenis dit vermoeden. Zo werd het eerste synthetische blauw uitgevonden door de oude Egyptenaren, twee millennia voor Homeros. Het Oudegyptisch kende toen al wel een woord voor de kleur, net als het latere Latijn. De Romeinen hadden de techniek overgenomen van de Egyptenaren. Toch blijkt dit principe lang niet altijd geldig.

Hoe meer een volk in aanraking komt met massieve waterpartijen, hoe groter de kans dat het een woord bedenkt voor de kleur blauw

Recent onderzoek van wetenschappers aan de universiteit van Lyon toont aan dat de omgeving waarin een taal zich ontwikkelt een belangrijkere factor is. Met name de nabijheid van open water en de sterkte van het zonlicht blijken doorslaggevend. De eerste voorwaarde behoeft weinig verduidelijking: Hoe meer een volk in aanraking komt met massieve waterpartijen, hoe groter de kans dat het een woord bedenkt voor de kleur blauw. De tweede is minder vanzelfsprekend. De studie wijst uit dat een overmatige blootstelling aan uv-straling een lichte afwijking aan de ooglens veroorzaakt. Daardoor vervaagt de grens tussen groen en blauw en heeft men ook geen behoefte meer aan een taalkundig onderscheid.

Dat fenomeen doet zich vooral voor in gebieden die op een lage breedtegraad liggen, omdat de zon daar feller schijnt. Midden-Afrika is een mooi voorbeeld van dat laatste. Veel oorspronkelijke talen gebruiken er vandaag nog altijd een parapluterm voor de kleuren groen en blauw. Bij de oorspronkelijke bevolking van de eilandstaten in de Stille Oceaan zien we iets gelijkaardigs. Het idee dat de oude Grieken kleurenblind waren, was dus zo gek nog niet.

Een laatste veelbesproken verklaring werd eind jaren ‘60 geformuleerd door antropologen Berlin en Kay. Zij zochten het antwoord in het evolutionaire stadium waarin een taal zich bevindt. Hun theorie stelt dat een taal haar kleurnamen steeds in een vaste volgorde ontwikkelt. Die volgorde wordt bepaald door de noodzakelijkheidsgraad van het benoemen van iedere kleur. Elke taal zou beginnen bij het onderscheid tussen licht en donker, oftewel wit en zwart. Logisch, want veel natuurfenomenen, zoals dag en nacht, zijn gebaseerd op dat verschil.

Vervolgens ontwikkelt ze een woord voor de kleur rood. Vanuit een overlevingsperspectief is het communiceren daarvan levensbelangrijk. Rood duidt immers op gevaar, op vuur en op menselijk of dierlijk bloed. Ook komt de kleur vaak voor in gelaatsuitdrukkingen, zoals woede en schaamte. Daarna zijn geel en groen aan de beurt. Die kleuren markeren het onderscheid tussen rijp en onrijp, eetbaar en niet eetbaar.

Pas wanneer alle voorgaande stadia zijn doorlopen, duikt hier en daar een woord op voor de kleur blauw. Dat kan lang op zich laten wachten, want in tegenstelling tot de meeste andere kleuren is er weinig tot geen praktisch gewin verbonden aan het benoemen ervan. Blauw is niet rechtstreeks gelinkt aan voor de mens relevante natuurfenomenen en in onze “bruikbare” fauna en flora is het heel zeldzaam. Het woord zal dus eerder uit culturele overwegingen ontstaan.

Blauw is niet rechtstreeks gelinkt aan voor de mens relevante natuurfenomenen en in onze “bruikbare” fauna en flora is het ontzettend zeldzaam. Het woord zal dus eerder uit culturele overwegingen ontstaan

Volgens deze theorie zou een taal die geen woord heeft voor de kleur blauw dat dus gewoon nog moeten ontwikkelen. Talen die volop evolueren hebben dan ook een grotere kans om er een woord voor te kennen dan talen die al eeuwen onveranderd zijn. Dat verklaart waarom een Griek het inmiddels wel over blauwe wateren kan hebben en een Welshman niet.

Maar het houdt niet op bij blauw. Hoe verder een taal evolueert, hoe verder ze het kleurenspectrum zal opdelen in deelgebieden, de zogenaamde basiskleuren. Het Nederlands kent momenteel om en bij de elf basiskleuren. Bij veel talen ligt dat getal lager. Wij beschouwen rood en roze bijvoorbeeld als twee fundamenteel verschillende kleuren, terwijl sommige andere culturen roze gewoon zien als een lichtere tint rood. Maar het kan ook andersom. Wat wij de kleur blauw noemen, wordt in het Russisch nog eens opgedeeld in twee verschillende basiskleuren: galoeboj (lichtblauw) en sinij (donkerblauw). Het feit dat wij blauw slechts als één kleur beschouwen, is voor een Rus dus net zo verwonderlijk als het feit dat sommige talen groen en blauw samennemen.

De taal die we spreken ligt aan de basis van de manier waarop we de wereld waarnemen

De taal die we spreken, ligt dus aan de basis van de manier waarop we de wereld waarnemen. Iets bestaat pas wanneer we er een woord aan toekennen. Dat geldt niet alleen voor kleuren, maar ook voor abstractere begrippen zoals gevoelens, waarden en normen. Het idee dat we allemaal in eenzelfde werkelijkheid leven, is dan ook achterhaald. Onze blik op de wereld berust minstens evenveel op taal, cultuur en opvoeding als op die wereld zelf. Een wijze les voor de eenentwintigste eeuw. Wie had gedacht dat de Odyssee bijna drieduizend jaar later nog zo actueel zou zijn? Homeros vast niet.


Dit artikel werd gepubliceerd door Het Laatste Nieuws op 06/02/2022.

Dit artikel werd gepubliceerd door Mensen zijn Media op 09/02/2022.

 

vorige volgende