‘Opgroeien zonder zorgen’, zo luidt het thema van de Warmste Week dit jaar. Radiozenders MNM en Studio Brussel maken een week lang non-stop radio en zamelen geld in zodat kinderen en jongeren kunnen opgroeien zonder zorgen. Niels Heselmans, woordvoerder van Agentschap Opgroeien bevoegd voor Jeugdhulp, heeft het met reporter Noor Laurent over het plaatstekort in jeugdvoorzieningen.

Dylan, een jongetje van 11 jaar, zit al sinds zijn derde in een jeugdvoorziening. Dat viel te lezen in een artikel op VRT NWS. Er wordt voor hem al drie jaar gevraagd naar een meer besloten voorziening met één-op-éénbegeleiding, maar de rechter laat dat niet toe. Vermoedelijk omwille van plaatsgebrek.

Niels Heselmans: “Er zijn verschillende soorten jeugdhulpvoorzieningen. Enerzijds heb je voorzieningen die kinderen, jongeren en gezinnen begeleiden wanneer ze geconfronteerd worden met een moeilijke thuissituatie. Hier spreken we van zo’n 32.000 kinderen. Anderzijds zijn er ook een heel aantal jeugdhulporganisaties waar kinderen terecht kunnen voor verblijf wanneer het thuis zodanig misloopt dat ze eigenlijk een andere plek nodig hebben.”

“Afgelopen jaar verbleven er 7.004 kinderen en jongeren in zo’n leefgroep. Daarnaast heb je ook nog pleeggezinnen. Die zijn nog een pak belangrijker dan de jeugdhulpvoorzieningen. Ze zijn een aanspreekpunt wanneer kinderen voor korte of lange tijd niet thuis kunnen wonen of wanneer de ouders aangeven dat er ondersteuning nodig is. In de pleegzorg spreken we van 10.609 kinderen. Als laatste heb je ook nog de gesloten instellingen. Daar kunnen kinderen vanaf 12 jaar terecht wanneer ze een jeugddelict gepleegd hebben. In totaal zijn er 7 gesloten instellingen in Vlaanderen.”

“De vraag is of een voorziening wel de juiste plek is voor een kind”

Voor Dylan wordt één-op-éénbegeleiding gevraagd in een meer besloten instelling omdat ze met Dylan geen blijf meer weten.

“Eén-op-éénbegeleiding in een voorziening, dat bestaat niet. Je leeft er namelijk samen met andere kinderen en jongeren die ook een stevige rugzak hebben. De vraag is dus of dat wel een juiste plek is voor een kind. Daarnaast gaat het hier om een jongen van 11 jaar. Als we puur regelgevend gaan kijken, is er in de besloten instellingen maar plaats voor kinderen vanaf 12 jaar.”

“Hulpverleners worden geconfronteerd met steeds complexere situaties. Bovendien kampt de zorg- en welzijnssector met een personeelstekort. Daardoor wordt de draagkracht van hulpverleners soms serieus op de proef gesteld. Eén van de pistes die op dit moment worden uitgerold is die van gezinshuizen: daar kiezen we voor opvang die ‘zo thuis mogelijk is.’ Hulpverleners vangen dan tot maximum drie kinderen bij hun thuis op, 7 dagen op 7. Vooral voor kinderen met een zwaardere rugzak, voor wie we moeilijk een pleeggezin vinden, willen we daarmee meer gepaste zorg vinden.”

De ultieme oplossing

Wat zou u willen zien veranderen in de jeugdhulp?

“We moeten naar een ommezwaai gaan. Er moet worden gezocht naar een plek waar een jongere zich goed voelt en we moeten de hulp daar naartoe brengen. Zo kan hij ontwikkelen tot een volwassene die stevig in zijn schoenen staat en die zelf geen zorgen heeft. Momenteel zijn we vooral bezig met crisissituaties aan te pakken, terwijl die uiteraard ergens een kiem kennen. Het zijn dié kiemen waar we sneller moeten opspringen. We moeten jongeren op maat begeleiden.”

“Het is een thema waar we elke week, elke dag, elke seconde mee zouden moeten bezig zijn”

“Ieder kind heeft nood aan één-op-één aandacht. Daarom zijn pleeggezinnen zo belangrijk om een verschil te maken. Zo zet je veel meer in op hoe je een kind of een jongere zoveel mogelijk thuis kan opvangen. Kinderen en jongeren moeten geholpen worden op het moment dat we nog een verschil kunnen maken en niet wanneer het eigenlijk al te laat is. Daarom moeten we proberen het taboe van hulpvragen te doorbreken. Het is voor ons ook een uitdaging om de banden met vrije tijd en onderwijs aan te halen. We moeten hen kapstokken geven zodat ook zij weten hoe ze met de problemen van kinderen moeten omgaan.”

Er werd vorig jaar door Hilde Crevits (CD&V), Vlaams minister van gezin, 100 miljoen euro vrijgemaakt voor de jeugdhulp. Wat gebeurde daarmee?

“Dat werd besteed aan het investeringsplan crisishulp. Enerzijds zijn de crisis meldpunten extra versterkt. Anderzijds is er bij de crisisbegeleidingen extra personeel bijgekomen. Onze multifunctionele centra, waar kinderen en jongeren met een handicap kunnen verblijven, zullen in de toekomst ook 7 op 7 open zijn zodat het daar ook in het weekend een veilige plek is voor die kinderen. Elke euro die geïnvesteerd wordt in kinderen en jongeren die ondersteuning nodig hebben, is goed. Daarom is het ook zeer leuk dat het thema van de Warmste Week dit jaar ‘Opgroeien zonder zorgen’ is, al zouden we eigenlijk altijd met dit thema moeten bezig zijn.”

Onze taak

Wat verwacht u van de samenleving?

“Iedereen kan op een bepaalde manier een ontzettend groot verschil maken voor kinderen en jongeren. Het is dan ook onze taak om onze verantwoordelijkheid op te nemen, want het is onfair om te zeggen dat de hulpverleners het maar moeten doen. Dat kan niet. Je moet, op de manier die voor jou haalbaar is, een rol opnemen om er te zijn voor kinderen en jongeren. Dat kan op veel verschillende manieren: als leiding in de jeugdbeweging, als pleegouder, op school. Het is echt van belang dat gezinnen, die het goed hebben, hun duit in het zakje doen. Als je merkt dat er iets misloopt in het leven van een kind, probeer dan alert te zijn en hulp voor hen te zoeken.”


Dit artikel werd gepubliceerd door Weliswaar op 21/12/2023.

vorige volgende