Midden augustus raakt bekend hoe een chatgroep van meer dan zeshonderd leden oproept tot geweld tegenover jonge LHBTI+-ers. Een zoveelste klap voor een gemarginaliseerde groep die vaak een deel van de identiteit wegstopt uit schrik voor represailles. Hierin spelen de media een rol door foutieve, laattijdige of nalatige berichtgeving. ‘Het is ontmenselijkend dat journalisten ons als nieuwsobjecten zien.’
Ik sta wat te ijsberen in een zilveren jurk wanneer mijn goede vriendin vraagt of ik uit de paskamer wil komen. De herinnering aan een wildvreemde die me gisteren in de supermarkt ‘homo’ toefluisterde, spookt nog door mijn hoofd. Een garderobe die langs alle kanten glinstert, zal de foutieve perceptie die de maatschappij van me heeft nog minder ten goede komen. Ik hak de knoop door en schuifel met m’n blik op de grond richting de kassa. De weg naar het recht op zelfexpressie loopt over een hobbelig pad.
In augustus krijg ik nogmaals de bevestiging dat mijn angst voor de blik van de buitenwereld gerechtvaardigd is. Dat het niet normaal is voor iemand als ik om rond te lopen in een kleed.
Het Laatste Nieuws onthult dat er een chatgroep bestaat waarin meer dan 600 groepsleden expliciet geweld tegenover jonge LHBTI+-ers (homoseksuelen, lesbiennes, biseksuelen en transgender -en intersekse personen) verheerlijken via honderden filmpjes en foto’s. Veel beeldmateriaal wordt willekeurig van het internet geplukt, maar er zijn ook video’s die de leden zelf maken in Blankenberge, Antwerpen, Roeselare en Leuven. Uit de gelekte chatberichten blijkt dat leden via TikTok en Instagram op zoek gaan naar slachtoffers of geld bieden aan anderen om iemand in elkaar te slaan. De oorspronkelijke chatgroep is ondertussen opgedoekt, maar volgens VRT NWS circuleren er nog veel andere op het net die oproepen tot haat en geweld.
Çavaria, de Vlaamse belangenverdediger van de LHBTI+-gemeenschap, roept slachtoffers van geweld op om aangifte te doen. In een persbericht laat de organisatie weten dat dit nodig is om een correct beeld te vormen van waar en onder welke omstandigheden deze problemen zich voordoen.
Kompany
Bij het lezen van de krantartikelen rond de bende van de chatgroep bekruipt me echter een gevoel van onbehagen, want in de eerste alinea’s van zowel Het Laatste Nieuws als De Morgen krijg ik de allochtone herkomst van de beruchte groepsleden voorgeschoteld. Door de uitvoerige berichtgeving rond de vechtpartij in Blankenberge die een week daarvoor plaatsvond, ontstaat de vrees dat dit tot een zoveelste discussie rond afkomst zal uitdraaien. Dat leidt af van het echte probleem, dus zal dat in dit artikel niet benoemd worden.
Op de dag dat de feiten bekend raken, is het nieuws niet te vinden in het VRT-avondjournaal. Het hoofditem dan is de vroegtijdige stop van Vincent Kompany als voetbalspeler. De ombudsman laat in een mail die op Facebook circuleert weten dat dit komt door de beperkte personeelsbezetting. Hij meldt eveneens dat ze binnen de justitie-redactie voorrang gaven aan een gewonde agent in Schaarbeek. In een reactie op dat Facebook-bericht merkt VRT-journalist Riadh Bahri op dat de openbare omroep het nieuws wel op de radio bracht en dat het twee dagen later ook online stond en in het journaal aan bod kwam. Volgens Bahri werkt de VRT liever traag en correct dan snel en met fouten. Zijn reactie is ondertussen verwijderd.
‘Natuurlijk is het belangrijk dat er geen fouten zitten in je berichtgeving’, zegt Inke Gieghase (die/hun*), een freelance journalist met expertise in de genderthematiek. ‘Maar nieuws dat van belang is voor de veiligheid van velen pas twee dagen na de feiten brengen, is problematisch. Een redactie als die van hun zou in staat moeten zijn om dit sneller te verwerken. Een kort bericht op de dag zelf was al goed geweest. Het draait hier niet om nieuwswaarde, maar om de veiligheid van een gemarginaliseerde groep.’
Die manier van handelen is geen unicum wanneer het aankomt op LHBTI+-nieuws. Zo staan Bruce Van Steenwinkel (hij/hem) en Nick Braekevelt (hij/hem) in 2019 in alle grote kranten. Tijdens de nacht van 28 december, in de buurt van de Sint-Baafskathedraal te Gent, vallen drie mannen de twintigers aan. De daders hebben het op hun genderexpressie gemunt, want Vansteenwinkel en Braekevelt dragen op dat moment mascara. Een dag of twee later vertellen ze aan VRT NWS dat de geweldplegers ‘vuile homo’, ‘ik spuw op jullie’ en ‘disgusting’ riepen. Voor Braekevelt zijn het die verbale uitingen die duidelijk maken dat de daders niet slaan om te slaan, maar dat het geweld op zijn persoonlijkheid is gericht. Zowel Braekevelt als Vansteenwinkel worden met ernstige verwondingen op het AZ Sint-Lucas binnengebracht. De politie van Gent start meteen een onderzoek op en gaat na of er camerabeelden zijn van het incident. Hoewel de slachtoffers aangeven dat het hier om gaybashing gaat, spreekt De Standaard over een ‘mogelijke gaybashing’. Het Nieuwsblad en Het laatste Nieuws behandelen de geweldpleging zoals de slachtoffers dit benoemen.
Op 11 mei 2020 berichten diezelfde kranten dat de politie de zaak seponeert wegens onvoldoende bewijzen. Het Nieuwsblad en Het Laatste Nieuws, die in december zelf nog schreven dat het hier om gaybashing gaat, steken plots ook het woord ‘vermoedelijk’ mee in hun verslaggeving. ‘Ik weet nog goed dat Bruce en ik ons bij journalisten moesten verdedigen dat het hier effectief om homohaat ging’, getuigt Braekevelt aan de telefoon. ‘Ergens is het een beetje vreemd dat je die verantwoording aan de slachtoffers vraagt.’
Braekevelt vertelt verder hoe sommige journalisten zich behoorlijk agressief opstelden wanneer ze na de feiten een getuigenis probeerden te bemachtigen: ‘Ik zei meteen tegen Bruce dat ik geen twintig interviews wou doen. Wanneer ik dan aan een journalist van VTM vertelde dat ik het wou houden bij mijn interview voor het VRT-journaal, kreeg ik de vraag waar ik dacht mee bezig te zijn. Hij maakte er haast een punt van dat VTM het nieuws niet zou brengen als we niet met hem babbelden. In mijn ogen lijkt dat alsof homohaat niet belangrijk genoeg is wanneer je er geen exclusief nieuwsitem van kan maken. Op zo’n moment voel je je redelijk ontmenselijkt, want ze zien je als een nieuwsobject. Uiteindelijk heeft VTM ons verhaal uitgezonden zonder interview in het middagnieuws, daar ze wisten dat de VRT haar reportage pas tegen de avond klaar ging hebben.’
‘Niemand waarschuwde ons trouwens dat het nieuws rond de seponering gepubliceerd zou worden. De zaak was ook al sinds 12 maart afgedaan omdat de politie geen bewijs vond. Die beslissing valt te begrijpen; maar ik vraag me wel af of dit nieuws moedwillig later in de pers verscheen. Misschien wouden ze op die manier niet laten uitschijnen dat dit onderzoek al zo vroeg stopgezet was. De politie zal zelf wel beseffen dat dit een gevoelig thema is’, concludeert Braekevelt.
Zijn verhaal doet Lander Verschaeren (20, hij/haar/die) uit Duffel denken aan een eigen botsing binnen de mediawereld: ‘Vorig jaar ging ik samen met een vriend helpen bij het filmen van een spotje voor De Warmste Week. Daarin hadden ze LHBTI+-personen nodig. Voor de opname van start ging, kwamen we er achter dat er in onze groep figuranten zaten zonder dat die ook maar iets te maken hadden met onze gemeenschap. Ze werden gewoon geschminkt en kregen wat glitter over zich heen gegooid. Zoiets kan je echt niet maken, maar de producers snapten totaal niet waarom we kwaad waren. Ze geven je meteen het gevoel dat je ambetant bent en drama maakt om niets, maar het is niet aan de meerderheid om te beslissen wat betwistbaar is voor een minderheid. Ik begrijp dat dit vanuit een onwetendheid kan komen, maar het wordt problematisch wanneer we vanuit onze eigen ervaringen spreken en je daar nog steeds niet naar wilt luisteren. Ze willen wel over ons spreken, maar niet met ons.’
Jij bepaalt het label, het label bepaalt jou niet
Gieghase merkt op dat het vooral de informatie rond transgender personen is die vervalt in foutieve nieuwsvoering: ‘Mediakanalen brengen dit vaak te sensationeel of leggen de focus te veel op het fysieke, terwijl dit niet de volledige realiteit van een transgender persoon weerspiegelt.’ Tot die groep rekenen ook sommige non-binaire personen zich. Onder dit paraplubegrip, soms ook genderqueer genoemd, bevinden zich alle genderidentiteiten die zich buiten het binaire gendermodel begeven. Dit gaat om personen die zich niet expliciet man of vrouw of juist geen van beiden voelen. Hun genderidentiteit komt in veel gevallen niet overeen met hun biologisch geslacht, wat zich al dan niet kan uiten in de genderexpressie via spraak, houding, kleding of kapsel.
Verschaeren is, net als Gieghase, non-binair. Wanneer ik hen in augustus ontmoet op het terras van het Vooruit-café in Gent, draagt die een parelmoeren ketting die het hangertje rond mijn hals doet verbleken. Ook de lichtroze oogschaduw, de florale jumpsuit en hun lange haren doen enige jaloezie bij me opborrelen. De zonnige omstandigheden vragen om een luchtige anekdote: ‘Ik vind het een onnozele metafoor, maar eigenlijk is dit allemaal begonnen in de buik van mijn moeder. Bij mijn tweelingbroer konden ze zien dat hij een jongen was, maar ik zat met mijn benen toe. Ze zagen dus niet welk geslacht ik had’, lacht Verschaeren.
Thomas Mangelschots uit Gent (hij/haar/die), die ik enkele dagen later aan dezelfde terrastafel ontmoet, duidt dat de invulling van dat non-binaire en de daarmee gepaarde genderexpressie voor iedereen iets anders kan zijn. ‘Ik zweef tussen man en vrouw en voel me op mijn sterkst wanneer mensen kunnen zien dat mijn kleding volgens hun perceptie niet strookt met mijn geslacht, maar dat betekent daarom niet dat dit de enige invulling hiervan is. Zo zijn er non-binaire personen die zich met geen enkel gender identificeren. Bij anderen wisselt dat gender van dag tot dag. Jij bepaalt de invulling van dit label. Het label bepaalt jou niet. Uiteindelijk is kleding ook slechts een aanvulling op hoe je je voelt. Je genderexpressie verandert dus niets aan je gender zelf. Daarom kan je ook niet uitgaan van iemands gender puur op hoe iemand eruitziet.’
Onzichtbare groep
Volgens onderzoek van Het Instituut voor Gelijkheid van mannen en vrouwen identificeert 22% van de transgender personen in België zich als non-binair. Dat percentage valt echter niet terug te vinden in de burgerlijke staat door een gebrek aan juridische erkenning. Bij een aanpassing van geslacht zijn immers alleen man of vrouw een keuze. Wie zich hier niet in thuis voelt, kan zich niet laten registeren zoals hij/zij/die dat wilt en wordt zo uitgesloten. Çavaria geeft diezelfde kritiek in 2018. De belangenorganisatie vindt de transgenderwet, die geslachtswijziging mogelijk maakt, discriminerend voor mensen met een niet-binaire genderidentiteit. Daarom dienen ze een klacht in bij het Grondwettelijk Hof.
In juni 2019 haalt çavaria haar gelijk en verklaart het Grondwettelijk Hof dat de transgenderwet inderdaad ongrondwettelijk is. In de nabije toekomst kan naast ‘M’ en ‘V’ eventueel ook een ‘X’ toegekend worden aan de burgerlijke staat. Het parlement moet de nieuwe regeling nog uitwerken, maar dat kan volgens jurist en ombudsvrouw Gender Annelies D’Espallier nog wel even duren: ‘Experts waarschuwen voor het idee dat je een vergaarbak zou maken van non-binaire personen wanneer je een X toevoegt aan het paspoort. Als je een volledige groep gaat identificeren op basis van een gendernotatie, maak je hen vatbaarder voor discriminatie. Of die ‘X’ nu goed is voor elke non-binaire persoon, moet dus in vraag gesteld worden.’
Dog whistles
Wanneer ik over Twitter scroll, merk ik inderdaad dat een ‘X’ op de identiteitskaart geen gelijkwaardigheid of tolerantie garandeert. In december 2019 post de 18-jarige Boran Verstraete (hij/hem) uit Tienen foto’s op Twitter waarin hij een rokje draagt. Bij de foto’s vermeldt Verstraete dat hij het fijn zou vinden dat dit soort kleding voor alle genders genormaliseerd wordt. Tal van mensen zijn het daar niet mee eens, want er volgt een grote stroom homofobe reacties.
Commentaren als deze komen niet alleen van de zogenaamde internet trolls. Ook machtsfiguren als N-VA-politicus Theo Francken tweeten regelmatig over hoe abnormaal ze dit vinden. Vorig jaar vroeg hij zich bij een reclame rond mannenlingerie af of ‘de wereld doordraait nu mannen hun wenkbrauwen epileren en zich schminken.’ Volgens hem wordt er ‘disproportioneel veel aandacht gegeven aan een marginaal verschijnsel waar 99% van de mannen geen boodschap aan heeft.’ Na kritiek verwijdert hij zijn tweet, maar wanneer online kledingwinkel Zalando haar ‘Zerotype’-campagne lanceert, laat Francken opnieuw van zich horen. Op de campagneposter staat een jongen in een jurk, wat volgens hem ‘iets lijkt om terug te sturen.’ Na een reeks aan kritieke reacties verdwijnt de tweet opnieuw, maar Het Laatste Nieuws zet Francken zijn boodschap in de kop van een artikel dat ze hierrond publiceren. Verschaeren: ‘Zo’n uitspraken noemen ze dog whistles. Francken zijn achterban ziet en hoort wat hij bedoelt, terwijl hij zich nadien nog makkelijk kan terugtrekken en beargumenteren dat hij dit niet zo bedoelde. Maar ondertussen is zijn boodschap wel overgebracht. Van mij mag je die praat verkopen op café, maar zo’n uitspraken hebben geen recht op een mediaplatform. Meningen als deze zijn niet vernieuwend of prikkelend. Het is simpelweg haatdragende taal.’
Rok op de Meir
De Morgen, Knack en De Standaard behandelen dit conflict via columns of door de excuses die çavaria van Francken eist als hoofdpunt te gebruiken. Het Nieuwsblad stuurt ondertussen een cishet richting de Meir in Antwerpen om er met een rok over straat te wandelen. Cishet is een afkorting voor cis hetero personen en duidt op het feit dat deze mensen zich identificeren met het geslacht dat ze toegewezen kregen bij de geboorte. Hoewel het bij Zalando om het doorbreken van stereotypes gaat, lijkt in het stuk dat de journalist schreef vooral de stoerheid van het kledingstuk van belang. Over non-binariteit of genderfluïditeit rept de reporter geen woord. Een selectie uit de gebruikte quotes; ‘Een dag als man met een rok begint met het vinden van een rok voor een man’, ‘Ik zie zijden rokken, bloemetjesrokken, minirokken. Ik dacht het niet. Wat ik niét wil, is een wandelend uithangbord worden voor genderneutraliteit, extravagantie of Aalst Carnaval. Wat ik wél wil, is als man gewoon de vrijheid van een rok voelen. Zoals Schotten. Maar dan met onderbroek’ of ‘Tot m’n verbazing vind ik mezelf er niet onnozel uitzien. Veeleer een Schot die van zware gitaren houdt.’
Verschaeren reageert gefrustreerd: ‘In plaats van te kijken hoe het is om rond te lopen in een rok, kan je luisteren naar de mensen die al heel lang zeggen hoe het is. Op het einde van de dag doet hij die rok ook uit, terwijl ik daar niet onderuit kan. Als de insteek van het artikel is om het bij de binaire hardnekkigheden te houden, waarom schrijf je dit dan? Als medium heb je de verantwoordelijkheid om hier juist mee om te gaan, zeker wanneer het om gevoelige thema’s als gender gaat. Als je die nuance niet kan aanbrengen, kies dan een ander onderwerp.’
Blik op de buitenwereld
Elias Moyson uit Herentals (hij/hem) bemerkt het gevaar van personen of nieuwsbronnen die de identiteit van gender non conforme personen in vraag stellen. ‘Door kenmerken van onze identiteit te zien als bediscussieerbare feiten, dehumaniseer je ons compleet. We worden gespreksonderwerpen in plaats van mensen. Het vergt weinig moeite om dan te zien hoe iemand de stap naar geweld zet. ’Dat maakt Oostendenaar Kasper Ooms (18, hij/haar/die) pijnlijk duidelijk wanneer die met een paarse waaier in de hand vertelt over hun confrontaties met een transfobe leerkracht: ‘Na één van mijn examens riep ze dat ik een “janet’’ was en dat ik uit de kast moest komen. Toen ik twee maanden later in de studiezaal zat te scrollen op Instagram en er foto’s van drag queens op mijn scherm verschenen, pakte diezelfde leerkracht mijn handen vast en riep dat ik wijvenhanden had. De studiezaal zat vol en iedereen kon dit horen. Ik wou toen iets terugzeggen, maar ik was te verstijfd.’
Ooms is niet alleen. Uit de scholierenenquête die çavaria in 2017 afneemt, blijkt dat meer dan veertig procent van de 484 ondervraagde LHTBI+-scholieren te maken kreeg met verbaal geweld vanwege hun genderexpressie. Zes procent werd om diezelfde reden al in elkaar geslagen.
Daarnaast kreeg een tiende van de ondervraagden te maken met negatieve opmerkingen van leerkrachten. Iets meer dan de helft van de leerlingen heeft die incidenten ook gemeld bij het schoolpersoneel. Daarvan geeft slechts veertig procent aan dat het personeel goed reageerde op hun melding. Twintig procent van de LHBTI+-leerlingen miste op zijn minst één dag school omdat ze zich onveilig voelden. Zes procent miste zelfs vier of meer dagen in dezelfde maand.
Heteroseksuele norm
Henny Bos (zij/haar), genderprofessor aan de Vrije Universiteit Amsterdam, vindt een verklaring voor deze negatieve attitude naar LHBTI+ers toe in de heteronormatieve samenleving waar we ons in bevinden. Bos: ‘Onze gemeenschap ziet binaire heteroseksualiteit als de normale gang van zaken. Men gaat er dus van uit dat een seksuele of romantische relatie het best past tussen twee personen van het tegengestelde geslacht. Elke mogelijke afwijking ten opzichte van deze norm bekijkt de grote menigte met verbazing. Hierdoor dien je uit te leggen waarom je niet in het hokje van man of vrouw past of waarom je op hetzelfde geslacht valt.’
Dat resulteert vaak in stereotiepe veronderstellingen die mannen en vrouwen reduceren tot enkele gefixeerde karaktertrekken. Zo verwachten we niet dat mannen een kleedje of make up dragen, of dat vrouwen een auto kunnen repareren. Wanneer iemand zich buiten zo’n gendercategorie begeeft, kan dat voor zowel innerlijk conflict als onbegrip van buitenaf leiden.
Mangelschots: ‘Momenteel heb ik nog moeite met korte kleedjes, want zelfs vrouwen voelen zich daar onzeker in vanwege het fetisjisme dat de heteronormativiteit hier aan vast hangt. Mannen zien hen daardoor als lustobject. Door dat sociale stigma ligt die drempel nog te hoog voor mij. Mijn queerness gaat me hier alleen maar meer een doelwit door maken.’
Uit onderzoek van de Universiteit van Gent blijkt dat mannen die druk sterker ervaren dan vrouwen. Volgens de wetenschappers wordt jongens vanaf dag één wijsgemaakt dat gevoeligheid tonen een zwakte is, dat stoer en gespierd zijn de norm is en dat zij de baas dienen te zijn.
Mannen die van deze norm afwijken of zich vrouwelijker gedragen, worden daarom niet gezien als “echte man”. De schrik om uit de boot te vallen, leidt vaak naar de drang tot genderconformiteit. Verschaeren: ‘Mensen zien experimenteren met je gender als een marginaal verschijnsel, maar iedereen heeft hier baat bij. Het begrip van mannelijkheid is te benauwend. Vroeger hoorde ik continu van mijn heteroseksuele vrienden dat ze nieuwe dingen wilden dragen of doen, maar ze durfden niet. Vrouwelijkheid wordt namelijk meteen geassocieerd met zwakte. Ze willen zo niet gezien worden, want dat is beschamend. Een cisvrouw die wat mannelijker is, is ook nog niet volledig geaccepteerd, maar hier spelen die vooroordelen minder.’
Het doorbreken van deze heteronormativiteit ligt echter niet voor de hand. Volgens Atria, het Kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis in Amsterdam, zijn de meeste mensen immers gehecht aan die binaire man/vrouw-opdeling. Deze krijgen velen met de opvoeding mee, waardoor dat als ‘normaal’ of ‘natuurlijk’ aanvoelt. In dit proces spelen ouders, leraren, vrienden, buren, publieke figuren en fictieve personages een rol als voorbeeld of boodschapper. Dat doen ze door enerzijds bepaald gedrag als normaal voor te stellen, en anderzijds bepaalde ideeën af te wijzen. Precies omdat gender zo gelaagd is, is het alomtegenwoordig.
Cishet journalistiek
Volgens onderzoek aan de Universiteit van de Amerikaanse staat Ohio kan negatieve mediarepresentatie van transgender en non-binaire personen leiden tot een gevoel van schaamte en depressie. Trans Media Watch, een organisatie die zich bezighoudt met de representatie van transgender personen in de media, stelt op haar beurt dat positieve representatie voor een gevoel van blijdschap en betrokkenheid zorgt. Getuigen in hun studie geloven ook dat positieve mediarepresentatie een educatieve functie kan vervullen. Van journalisten mag dan ook verwacht worden dat ze de diversiteit binnen een samenleving op een correcte manier weergeven.
Volgens Brits mediaprofessor Andrew Calcutt zit het belang daarvan in het feit dat mensen hun wereldbeeld vormen door wat de media als waarheid voorstelt. De keuzes die journalisten maken op vlak van onderwerpen, invalshoeken, bronnen en stijl van berichtgeving kleuren de werkelijkheid. In hun werkwijze dienen ze er dus rekening mee te houden dat sommige groepen kwetsbaarder zijn dan andere.
‘Ik heb zelf jarenlang met twijfels rond mijn eigen genderidentiteit gezeten omdat ik geen informatie had over termen als non-binair, genderqueer of iets dat buiten de hokjes van man of vrouw ligt’, aldus Gieghase. ‘Die informatie was niet voorhanden. Daardoor dacht ik op een bepaald moment dat ik een trans man was, aangezien dit het enige was dat ik kende. Nu besef ik dat er veel meer kennisgeving nodig is rond die thematiek. Ik wil niet dat mensen hetzelfde moeten meemaken als ik. Informatie rond gender moet verspreid worden op een correcte manier. Door zelf in de journalistiek te rollen, merk ik hoe slecht de media hiermee omgaat. Journalisten schrijven over andermans ervaringen, maar vaak zit er niemand op de redactie die kan nalezen of de manier waarop wel oké is. Dat gaat zo vaak uit van een cishet-perspectief, wat een grote invloed heeft op hoe het verhaal tot stand komt.’
‘De media hebben een groot effect op het denkpatroon van mensen, maar als ze hier op de foute manier mee omspringen dan gaat dit niet op een juiste manier veranderen’, concludeert Gieghase. Ik weet dat het moeilijk is want de meeste verdienmodellen rekenen op clicks, maar als het om een persoonlijk verhaal gaat, is het niet oké om de titels of koppen compleet uit hun context te rukken. Consulteer daarom mensen die ervaring hebben met gevoelige onderwerpen en laat hen de teksten nalezen. Bij de meeste kranten lijkt er echter een enorme weerstand te zijn tegen zulke progressie. Je ziet wel vaker dat ze diverse mensen op de voorgrond plaatsen om progressief over te komen, maar het systeem erachter is nog steeds dat van twintig jaar geleden; wit, mannelijk en cis. Dat moet veranderen.’
* Sommige non-binaire personen gebruiken de genderinclusieve voornaamwoorden die, hun en hen. Anderen gebruiken dan weer ook hij en/of zij. In dit artikel wordt dan ook verwezen naar de non-binaire getuigen met hun voornaamwoorden.
Dit artikel werd eerst gepubliceerd door De Wereld Morgen op 04/11/2020