Met Malcolm X maakte Junior Mthombeni vorig jaar een theaterstuk dat ook dit jaar nog hoge ogen wierp. De Standaard omschreef het als “een breekpunt in de Vlaamse theatergeschiedenis.” Begin deze maand nog werd de hele voorstelling uitgezonden door de RTBF. Een interview met maker Mthombeni.
Laten we beginnen bij het begin: kan u uzelf even voorstellen, Junior?
“Mijn echte naam is Sephunyane Maurice Mthombeni. Maurice gebruik ik minder, aangezien die naam destijds, tijdens de Apartheid in Zuid-Afrika, is opgelegd door de blanken. Ik krijg vaak de vraag: ‘waarom gebruik jij Maurice niet, dat is toch een mooie naam?’ Op zich is er niets mis mee, maar ik blijf voelen dat die naam mij opgelegd is. Mijn Afrikaanse naam is Sephunyane. En Junior, omdat mijn vader hetzelfde heet.”
“Al op jonge leeftijd begon ik als muzikant. Door Tone Brulin ben ik in het theater verzeild geraakt. Hij was een maker die in de jaren ’50 en ’60 bezig was met diversiteit door dans, theater en muziek te mengen. Die verschillen kon hij goed overbruggen. Door hem begon ik met acteren en stilaan ook met regie. Nadien begon ik als regisseur. Nu gebruik ik al deze vormen door elkaar.”
U bent vroegtijdig gestopt met school en toch succesvol geworden. Hoe komt dat, denkt u?
“Een paar dingen spelen mee, zoals geluk – dat ik een zeker talent gekregen heb. Talent is geen eigen verdienste. Wat wel een eigen verdienste is: dat ik op een bepaald moment een grote switch heb gemaakt en hard ben beginnen werken. Veel lezen, stukken zien... Mijn passie is dingen zoals muziek creëren. Daar ben ik volledig voor gegaan. Daar had ik geen school voor nodig, terwijl school je wel zou kunnen helpen. Ik zeg niet dat school niet belangrijk is, maar op het moment waarop ik het voelde ben ik er gewoon volledig ingevlogen.”
Denkt u dat uw leven er anders zou hebben uitgezien met een diploma middelbaar of zelfs hoger onderwijs?
“Ik zou niet dezelfde stukken maken die ik nu maak. Door de dingen die ze je aanleren op school, zou ik een totaal andere maker zijn geworden. Ik zou meer in het klassieke belanden, denk ik. Ik weet het niet. Het heeft me anders doen vechten, doen studeren. Ik ben blij met wat ik heb afgelegd. Maar tegelijkertijd is het heel maf, want ik vind het ook geen aanrader... Ik denk wel dat je in deze tijd veel meer aan informatie kan geraken en dat het toch makkelijker is om je eigen pad te volgen.”
Waarover gaat het theaterstuk Malcolm X, dat Cesar Janssens, Fikry El Azzouzi en jij in elkaar hebben gestoken?
“Over een paar dingen, maar vooral de spirit van Malcolm. Het is niet zijn biografie, wel een fantasie met als vraag: ‘Wie of wat zou Malcolm zijn als hij in deze tijd, in Brussel, zou terechtkomen?’ Iedereen is een klein beetje Malcolm. Alle personages die op het podium bewegen, hebben een deel van Malcolm in zich zitten. De beweging van het stuk is een statement. Hier staan wij, we’re proud, we do our thing. Daarover gaat het. De hele groep wordt een beweging.”
“Toen we met de familie van Malcolm spraken, vonden zij het belangrijk om Malcolms menselijkheid te laten zien. Zijn struggle, maar ook dat hij een lieve man was. Iedereen schildert hem af als de terrorist. Maar he was a people’s person. Hij kwam op voor zijn rechten en stond sterk. De kant van kleinmenselijkheid bij activisten hebben we uitdrukkelijk meegenomen. Op een of andere manier was de vader-zoonrelatie ook zeer symbolisch. Malcolms vader werd vermoord, maar dan had je Elijah als vervang-vader. Die relatie hebben we ook uitgediept.”
“Ik denk dat de relatie tussen mij en mijn vader daardoor automatisch naar boven kwam. Mijn vader en ik, en Malcom met Elijah. Maar voor ons gaat het over wat Malcolm is in Brussel in deze tijd en niet wat hij in het verleden betekend zou hebben. Dingen uit de historiek hebben we meegepakt, maar het gaat over hier en nu. Hebben wij een Malcolm nodig? Hoe zet hij zich tegenover de maatschappij? En op welke manier?”
"Mijn stukken zijn nooit een strategie. Het draait altijd om herkenbaarheid"
U had het al over de vergelijking tussen Elijah en Malcolm X en u en uw vader, die zijn strijd tegen Apartheid in Vlaanderen voerde. Vind je dat er veel gelijkenissen aanwezig zijn?
“Malcolm heeft zich losgemaakt. Mijn vader heeft niets gedaan wat Elijah had gedaan (het misbruik van vrouwen red.). Dat is belangrijk om te weten. Maar hij is anderhalf jaar geleden overleden, dus ook van mij was het een soort vadermoord om door te groeien. En weer is er dezelfde boodschap: dat het leven vaak rond strijd draait. Ik heb me er op een bepaald moment van moeten afzetten, omdat het soms wat te veel werd.”
“Een andere vergelijking is de verwaarlozing van het gezin voor het grotere goed. Dat zie je bij veel strijders. Als kind vat je dat allemaal niet zo goed. Het enige wat je kan meenemen, is dat de relatie met je vader een belangrijke relatie is. Maar alles waarvoor Malcolm stond werd de kop ingedrukt.”
U stond mee op het podium voor Malcolm X. Een bewuste keuze?
“Het was een vraag van mijn entourage. Ik wou het zelf gewoon regisseren. Maar ze zagen in mij een soort Malcolm-figuur, met de binding tussen tekst en muziek. Ook omdat ik graag speel. Dus neen, niet mijn eigen keuze. Ik moest dat doen (lacht). Ik ben verder ook de bindende factor tussen alles – de spelers, de muziek, de slam poetry. Dat is het idee erachter. De dirigent.”
Eerder dit jaar was er in De Standaard het opiniestuk ‘Een zee van witte mensen’, door Tunde Adefioye die ook voor het KVS werkt. Hij had kritiek op Theater Aan Zee, dat volgens hem niet de juiste weerspiegeling is van de samenleving. Uw mening?
“Het klopt. Niet alleen voor Theater Aan Zee, maar voor zovele festivals. De behoefte aan andere verhalen is zeer groot. Ik denk dat er heel veel over gebabbeld wordt, maar het is tijd om het te doen. De perceptie is: ‘We zijn er altijd mee bezig’. Met babbelen wel, ja. Maar we moeten ze nu overal beginnen zien, die verkleuring.”
In Malcolm X hanteert u vier verschillende talen. Is dat een soort strategie...
“Mijn stukken zijn nooit een strategie. Het is een evidentie: als je in Brussel werkt, moet je met die talen kunnen werken. Ik heb altijd met talen gespeeld in mijn stukken. Het gaat om herkenbaarheid, niet om strategie. Herkenbaarheid werkt altijd. Als je naar een stuk kijkt en denkt ‘dit voel ik aan’ of ‘dit begrijp ik’, dan kan het op een manier deel uitmaken van jouw cultuur. Als je dat kan vangen, gaan mensen naar je stukken kijken.”
"In zekere zin was het zelfs goed dat er publiek vertrok. Dat betekent dat je iets losgemaakt hebt"
Hoe probeert u om een breder publiek aan te trekken?
“In de KVS en met SinCollectief halen wij altijd een breed publiek. In het Openluchttheater Rivierenhof was dat voor Malcolm X wat minder. Maar het was wel interessant, want er zijn mensen weggegaan en er was een spanning. Ik zal het voor het gemak hebben over witte mensen die gechoqueerd waren. Die zich afvroegen: ‘Hoe kan je zoiets maken en ons uitschijten?’ Het was interessant om het voor de abonnees van het Rivierenhof te spelen. Mensen die niet goed wisten naar wat ze gingen kijken, kregen ineens een hele boterham binnen.”
Hoe voelde het om te zien dat mensen vertrokken? Vond u het spijtig?
“Nee. In zekere zin was het zelfs goed, want dat wil zeggen dat het hen iets deed. Ik hou ervan als een stuk extremen oproept. Je hebt mensen die het prachtig vinden en mensen die het haten. Dat wil je als kunstenaar bereiken, dat je iets kan losmaken. Andere inzichten of transformaties brengen. Dat is zo mooi aan Malcolm: hij is een mens van transformaties. Hij transformeerde van crimineel die niet met blanken sprak naar een open mens die inclusief dacht. Spijtig dat hij maar zo kort geleefd heeft. Naar wat zou hij verder gegroeid zijn? Ze zeiden dat hij meer naar Martin Luther King begon te groeien en omgekeerd.”
Zijn er stukken die gelijkaardig zijn met Malcolm X?
“Rumble in da Jungle was een gelijkaardig stuk. Nu ga ik met Fikry El Azzouzis boek Drairrie in de nacht aan de slag. In februari gaat hij in première in de KVS. Er zijn dan nog een paar plannen waar ik - denk ik - niet over mag praten.”
Maar op wat mogen we ons voorbereiden?
“Op een wervelwind, met veel grote talenten, ook uit Antwerpen. Het is zo’n fantastisch en fascinerend boek. Dat we dat op de planken kunnen brengen is écht de max. Terug met ons collectief. Dus voilà, dat is de volgende grote stap van Junior. Junior’s here to conquer the world. (lacht)”
Hoe ziet de toekomst van theater er volgens jou uit? Is er nog plek voor dans en muziek?
“Ik denk dat al die mengvormen meer en meer zullen voorkomen. Als je kijkt naar de verstedelijking – waar de meerderheid minderheid wordt en omgekeerd – dan zal je ook op onze podia meer kleuren en stijlen zien. Ik hoop dat die evolutie zich volledig ontwikkelt, maar af en toe ook terugkoppelt naar het traditionele. Ik heb het voor traditie. Maar ik hoop dat ik binnen een jaar passé ben. Dat er nieuwe vormen zijn, waarbij ik me afvraag: ‘wauw, hoe doen ze dat?’”