Sinds de lancering van ChatGPT in november vorig jaar is artificiële intelligentie (AI) populairder dan ooit. Ook in het onderwijs merken ze dat. Het Vlaams Kenniscentrum Digisprong en de Europese Commissie hebben daarom al richtlijnen gedeeld: creatief, ethisch en kritisch omgaan met AI in het onderwijs wordt de norm. Maar dat betekent volgens Robbe Wulgaert, leraar programmeren en artificiële intelligentie op het Sint-Lievenscollege in Gent, niet het einde van kwaliteitsvol onderwijs.
Artificiële intelligentie (AI), de imitatie van het menselijke denkvermogen door computersystemen, zal binnenkort niet meer weg te denken zijn uit de samenleving, net zoals vandaag het internet niet meer weg te denken is.
De technologie heeft zijn weg intussen gevonden in het onderwijs. Leerlingen en studenten maken nu al taken met AI. Dat zorgt natuurlijk voor heel wat kritiek en zorgen over de impact op het onderwijs. Docenten zijn onder andere bang dat hun leerlingen en studenten vaardigheden zullen verliezen als een computerprogramma alles overneemt. Er heerst dus nog veel onduidelijkheid over wat de goede manier is om met AI om te gaan.
Een verbod in het onderwijs is zinloos, want artificiële intelligentie zal niet meer verdwijnen. “Het is beter om ze doordacht in lessen toe te laten en om aan te leren hoe je AI-toepassingen juist en gepast kunnen gebruiken”, zo schrijft het Kenniscentrum Digisprong.
AI maakt niet dommer
De sterke opkomst van AI in het onderwijs zal leren en studeren niet overbodig maken. AI-programma’s trainen zichzelf met datasets. Die sets kunnen beperkt zijn of zelfs verkeerde en achterhaalde informatie bevatten. AI kan ook niet ethisch denken. Daardoor sluipen ethische problemen uit de samenleving ook in de algoritmes. “Als je alle output van AI letterlijk overneemt, dan loop je behoorlijk wat risico”, vertelt Robbe Wulgaert, die leerkracht programmeren en artificiële intelligentie is aan het Sint-Lievenscollege in Gent.
Leerkrachten moeten dus altijd kunnen terugvallen op traditionele lesmethoden
“Je moet kritisch kunnen kijken naar de output van AI”, legt Wulgaert uit. “Om de goede informatie van de slechte informatie te kunnen onderscheiden, heb je best veel vakkennis nodig. Die kennis leer je op school.” Studenten en leerlingen moeten de verkregen informatie dus nog controleren en verbeteren waar nodig. Tijdens die controle zullen ze primaire bronnen moeten zoeken en bestuderen. Zo leren ze weer bij. “Een van mijn leerlingen zei dat ze sinds de komst van ChatGPT nog nooit zoveel heeft moeten factchecken.”
Volgens Wulgaert zou het goed zijn als ook leerkrachten artificiële Intelligentie kritisch gebruiken. Dat kan de kwaliteit van hun lessen verbeteren. Ze kunnen bijvoorbeeld hun lessen laten analyseren door AI en na feedback versterken of extra oefeningen laten genereren die specifiek aangepast zijn aan de werkpunten van leerlingen en studenten. “Met AI kan je op een dag meer realiseren. Het zal onderwijs gewoon veel efficiënter maken”, zegt Wulgaert nog.
Afhankelijk van technologie
Het onderwijs zal inderdaad meer afhankelijk worden van technologie, maar dat betekent niet dat het nooit meer zonder kan. “Als een beamer niet werkt, geef je toch gewoon les zonder?”, geeft Wulgaert als voorbeeld. “Leerkrachten hebben decennia lesgegeven met een krijtbord en dat heeft altijd gewerkt.” Leerkrachten moeten dus altijd kunnen terugvallen op traditionele lesmethoden. Die mogen niet verdwijnen uit de lerarenopleiding. “Goed opgeleide leerkrachten blijven nodig. Al het werk door artificiële intelligentie laten doen is zal niet het gewenste resultaat opleveren."
In de toekomst zal artificiële intelligentie alleen maar verbeteren, net zoals alle andere educatieve technologieën. Maar dat betekent niet dat onderwijs dan overbodig zal worden. “Als je kijkt naar een foto van een klas uit de 19e eeuw en die vergelijkt met een klas van nu, zien die twee er ongeveer gelijkaardig uit. Over tien jaar zal een klas er min of meer hetzelfde uitzien, alleen met meer digitalisering”, aldus Wulgaert.