Dit is voor de eerste tram die ’s ochtends, nog voor de eerste zonnestralen doorbreken, al in de weer is. Waar enkele controleurs aan Berchem station de passagiers verrassen die half geeuwend naar hun vervoersbewijs zoeken, vloekend omdat de dag veel te vroeg begonnen is. Dit is voor de tram die enkele uren later, rond een uur of acht, gevuld wordt met het rumoer van schoolkinderen, die haastig drommen om met z’n allen erop te geraken. Wringend en duwend om toch maar een plaatsje te bemachtigen, liefst met twee.
Dit is voor de tram, slechts anderhalf uur later, waar schoolkinderen ingeruild werden voor passagiers die één voor één naar een vrije plaats schuifelen en daarbij een rij wachtenden achter zich laten. Waar de tramchauffeur even een blik in de spiegel werpt, rechts boven hem, om te kijken of iedereen een zitje gevonden heeft, alvorens met een ruk weg te rijden. Dit is voor de tram die halfleeg stopt aan elke halte. Waar reizigers opgelucht ademhalen wanneer ze vaststellen dat er voldoende plaats is om zeker niét naast elkaar te moeten zitten. Waar iedereen hardnekkig wegkijkt om de vrolijke dame die eerder aan de halte naar het uur vroeg geen aanleiding te geven tot een nieuw gesprek. Waar men enkel vragen hoort te stellen aan de bestuurder, niet aan elkaar.
Dit is voor de tram die rond vier uur langzaamaan weer stampvol geraakt. Waar de strijd terug hervat wordt tussen luidruchtige schoolkinderen en zwijgzame passagiers. Waar een winkelende vrouw een diepe zucht slaakt en zich afvraagt waarom ze niet wat later vertrokken is. Waar een schoolmeisje van zeven met overvolle boekentas op schoot langzaamaan wegzakt op haar stoel, het hoofd tegen het raam drukt en de ogen sluit na een lange dag. Dit is voor de tram die tegen de avond weer leger geraakt. Waar een behulpzame man de deuren openhoudt voor een jonge vrouw die een laatste spurt trekt om nog net op tijd aan boord te kunnen springen voor ze weer sluiten. Waar een dame haar schetsboekje bovenhaalt en tekent, zonder dat ze zich iets lijkt aan te trekken van de vele bochten en abrupte rembewegingen die de tram maakt. Dit is voor de tram die, lang nadat de avond gevallen is, de laatste passagiers veilig afzet vooraleer binnen te rijden om te bekomen van een drukke dag.
Dit is voor de tram met ingedeukte stoelen en geblutste palen; voor de graffiti op de wand die getuigen waren van jeugdige liefdes; voor de gekerfde boodschappen in de gelakte raamkozijnen, die spraken van eeuwige vriendschappen; voor de verkleurde vloer die eeuwig lijkt te schitteren en voor de groezelige ramen, waar menig hoofd rust vond. Dit is voor de tram die door ’t stad rijdt en het verhaal van duizenden mensen met zich meedraagt, dag in dag uit.
Hayat El Khattabi