Mich Walschaerts gaat drukke tijden tegemoet. Met Kommil Foo toert hij opnieuw door Vlaanderen en Nederland met SCHOFT in Vlaanderen en Nederland. Intussen brengt hij de solovoorstelling Duizend Man Sterk. Met dat stuk was Mich de afgelopen jaren te gast in talrijke cultuurcentra. “Eens met andere mensen op tour zijn, met andere mensen samenspelen. Dat geeft een fris gevoel.”

Samen met zijn oudere broer Raf vormt Mich Walschaerts al bijna dertig jaar het Vlaams cabaretduo Kommil Foo (naar het Franse comme il faut, of zoals het hoort). Met SCHOFT zijn ze al aan hun zestiende productie toe.

De premièrereeks van SCHOFT is achter de rug. Zijn jullie nog zenuwachtig bij de voorstelling van een nieuwe productie?

Walschaerts (snel): “Ja! Wij nemen altijd het zekere voor het onzekere. Voor SCHOFT hebben we nu een zestigtal try-outs gehouden. Dat begint heel klein met open repetities, waarbij we ongeveer vijftig man in de repetitieruimte toelaten. Daarna bouwen we op naar kleine zaaltjes en iets grotere zalen. De laatste twintig zijn eigenlijk gewone optredens. Bij de première zijn we vrijwel zeker van het volledige stuk. Die première valt dus wel mee, maar is toch stresserend omdat er media, familie en vrienden aanwezig zijn. Het meest spannende zijn nog altijd de eerste try-outs, omdat je dan nog geen vertrouwen hebt in je materiaal. Er zijn altijd twijfels: Is het wel goed genoeg, is het minder sterk dan de vorige keer? Er is wel een zekere druk aanwezig, omdat we bijna dertig jaar bezig zijn. Mensen verwachten toch altijd dat het op zijn minst even goed is en liefst ook een beetje anders en verrassend. Dat is het enige moeilijke aan dit vak: mensen verwachten veel. Je moet natuurlijk proberen om een beetje tegengas te geven en je eigen ding te doen, maar toch brengt het stress met zich mee.”

Het is dus niet gemakkelijk om na al die jaren met iets nieuws te komen?

Walschaerts: “Nee. Wij ervaren dat regelmatig tijdens het schrijfproces. Wij hebben dan drie dagen gewerkt aan een idee, wanneer een van ons beiden zegt dat het idee overeenkomt met iets dat al gebruikt werd in een vorige show. Wij hebben ondertussen al zo veel gemaakt en geschreven dat het niet zo evident meer is om een fris en origineel idee te vinden waarbij we het gevoel hebben: dit hebben we nog niet gedaan. Daarnaast worden we ook ouder en vinden we het toch steeds belangrijker wat we juist zeggen op het podium en welke boodschap we willen overbrengen. Vroeger, zeker in het begin, schreven wij een voorstelling in twee maanden. Dan doe je dat in je jong enthousiasme. Dat klopt ook met wie je op dat moment bent, maar nu werken wij veel langer aan een voorstelling.”

Vanwaar de naam SCHOFT?

Walschaerts: “Je moet al anderhalf jaar vooraf een titel en een foto voor de boekjes hebben. Die titel moet er zijn voor je begint te schrijven. Je probeert altijd iets pakkend te kiezen, maar toch open genoeg om een voorstelling rond te maken. Dat gebeurt eigenlijk heel intuïtief. Bij SCHOFT hadden we onmiddellijk het gevoel dat het wel een sterke titel was. Het is eigenlijk de minst open titel die we met Kommil Foo al gebruikt hebben. Spaak, Breken, Wolf... Daar kun je eigenlijk alle kanten mee uit. Schoft heeft hoe dan ook een negatieve connotatie. Daar zijn we wel tegen gebotst tijdens de voorstellingen. We zijn nog nooit zo veel met een titel bezig geweest. Een titel is maar een titel, maar toch wil je, als je een jaar aan zo’n voorstelling werkt, dat het  op een of andere manier klopt. Uiteindelijk zijn we dan tot de vaststelling gekomen dat de voorstelling beter SCHOFT/ENGEL had geheten. Daar gaat het eigenlijk al dertig jaar over bij Kommil Foo, maar nu meer dan ooit. Het gaat over de mens en zijn goeie en slechte kanten.”

Speelt een van jullie dan een schoft en de andere een engel?

Walschaerts: “Dat is juist het toffe aan Kommil Foo: het ligt niet vast en het hoeft ook niet vast te liggen. Wij spreken nooit iets af. Tijdens het schrijfproces begint de ene bijvoorbeeld iets te doen aan tafel en voor we het weten hebben we iets. Nadien blijft die rolverdeling meestal zo. In die voorstelling speelt mijn broer Raf meer de mens of de schoft. Hij speelt het prototype van de soort mens, terwijl ik een soort wetenschapper of god ben, die hem van op een afstand bekijkt en daar commentaar op geeft. Dat is een beetje de draad van de voorstelling. Maar dat had evengoed andersom kunnen zijn.”

Duizend Man Sterk

Mich Walschaerts wordt ook wel eens ‘de kale helft van Kommil Foo’ genoemd. Nochtans is Kommil Foo niet de enige bezetting waarmee hij op het podium staat. Van begin maart tot begin april treedt hij bijvoorbeeld met Duizend Man Sterk in zijn eentje op, enkele beroepsmuzikanten buiten beschouwing gelaten.

Is Duizend Man Sterk een autobiografisch stuk?

Walschaerts: “Die vraag komt dikwijls, ook bij Kommil Foo. Het is niet letterlijk zo gebeurd, maar het zijn wel allemaal dingen die iedereen wel eens heeft meegemaakt, ook ik. Het zijn zeer universele thema’s: twijfel, verlatingsangst, dood. Zaken waar wij het met Kommil Foo ook altijd over hebben. Daar schrijf je sowieso over, omdat je daar toch mee bezig bent, als je ouder wordt. Als ik in een zaal zit, kan het mij geen fluit schelen of het autobiografisch is, als ik het maar geloof. Dan is het persoonlijk. Om een mooi liefdesliedje te kunnen schrijven over verlies, moet je het misschien wel eens gevoeld hebben, maar zelfs dat weet ik niet zeker. Het is en blijft theater. Als je het goed kunt verkopen, maakt het niet uit of het echt is of niet. Als het hier en nu maar echt is in theater. Dat is misschien wel de enige truc. Vergelijk het met een clown: je neus opzetten en het publiek inpakken. Meer is het niet.”

Raf doet deze maand ook solovoorstellingen. Zorgt dat voor spanningen tussen jullie?

Walschaerts: “Nee, integendeel. Wij hebben dat ook niet afgesproken. Wij geven elkaar heel veel lucht en ruimte en dat is ook wel nodig want we werken al dertig jaar samen. Wij hebben de afspraak om één voorstelling verder te denken. Nu zijn we stilaan plannen aan het maken om binnen vier jaar een nieuwe Kommil Foo te maken en daarna zien we wel. Daarnaast laten we ook heel veel ruimte voor andere projecten, zoals regisseren of meewerken. Dit keer was het puur toeval dat mijn broer en ik op hetzelfde moment iets alleen wilden doen. Veel mensen hadden zo het gevoel dat we uit elkaar waren of dat er ruzie was. Dat is niet zo. Ik ben een grote fan van wat hij solo doet en andersom ook. Dat geeft wel een fris gevoel: eens met andere mensen op tour zijn, met andere mensen samenspelen. Dat is alleen maar tof.”

Wat vind je nu het fijnst: een solovoorstelling of een voorstelling met twee?

Walschaerts: “Beide zijn heel leuk. Kommil Foo is wel iets heel speciaals. Dat hebben we nu weer gemerkt bij het maken van SCHOFT. Als je alleen een voorstelling maakt en je schrijft een stuk vanuit het ik-perspectief, klopt dat altijd bij wijze van spreken. Dan gaat dat zogezegd altijd over jezelf en het publiek pikt dat heel gemakkelijk op. Bij Kommil Foo zijn er veel meer parameters die moeten kloppen. Als ik plots een personage speel bij Kommil Foo, moet mijn broer daarbij betrokken zijn. Anders staat hij daar met zijn vingers te draaien. Het broer-gegeven moet er altijd duidelijk inzitten. We moeten dus met veel meer dingen rekening houden. Dat zorgt er ook voor dat we met Kommil Foo op een andere manier diepgang vinden. Met SCHOFT is het ons gelukt om een filosofischer, dieper stuk te maken. We raken met Kommil Foo mensen harder. Waarschijnlijk omdat we broers zijn, maar ook omdat we een formule hebben die al dertig jaar groeit.”

Mich Walschaerts speelt nu maandag (25/4) in cc De Kimpel, nadat zijn show op de geplande datum niet kon doorgaan wegens stemproblemen. Meer info op http://www.dekimpel.be/nieuwe-datum-voor-mich-walschaerts-25-april.

© 2016 – StampMedia – Babs Gabriel



Dit artikel werd gepubliceerd door Het Nieuwsblad - online op 21/04/2016