Anse (23) schreef haar eigen vluchtelingenrelaas neer. Niet omdat ze geboren werd in een land verscheurd door oorlog, maar omdat ze toevallig, op weg naar huis na een reis, dezelfde route aflegde als haar minder fortuinlijke ‘reisgezellen’. “Ik ben thuis gekomen en terug in een warm nest gegleden. Niet verwelkomd door haat en boe-geroep.”

Vijfhonderd dagen geleden wandelde ik – onverwacht - dertig uur in de voetsporen van vluchtelingen. Vijfhonderd dagen later kleeft het onrechtvaardigheidsgevoel nog steeds aan mijn ribben.

Het is het einde van een reis door Oost-Europa als we, onder begeleiding van de politie, van de nachttrein van Budapest naar München worden gezet. We stranden aan het grensstation van Hongarije naar Oostenrijk. De stationsklok geeft twaalf uur ’s nachts aan. Ofwel het begin van een mooi sprookje, ofwel dat van een horrorverhaal. Een sappig verhaal begint alleszins altijd om middernacht.

Dat we de grens niet over mogen via de trein, wordt ons gezegd. Door de vluchtelingen, wordt er naarstig achter geplakt. Dat we onze plan maar moeten trekken, is de boodschap.

Te voet de grens over. Drieduizend vluchtelingen hadden de dag hiervoor hetzelfde traject afgelegd. Hun bezittingen sierden de rand van de weg. Het hebben en houden van een massa mensen die niet genoeg armen hebben om hun ganse leven met zich mee te dragen.

Woorden op de grond begeesteren onze tred. Hoeveel minuten nog te wandelen tot de volgende waterbevoorrading of hoever nog vol te houden tot de grens. Ik word overwelmd door zowel aanmoediging als tristesse, want eigenlijk hadden die boodschappen hier niet moeten staan.

 

Hun bezittingen sierden de rand van de weg. Het hebben en houden van een massa mensen die niet genoeg armen hebben om hun ganse leven met zich mee te dragen.

Schouder aan schouder wandelen we met een jongen voor wie de krijtwoorden echt bedoeld zijn. Een gebrek aan een gemeenschappelijke voertaal wordt gecompenseerd door een gros aan verbondenheid en respect. De opluchting wanneer ook hij de grens wordt doorgelaten, is er een met vochtige ogen en ingetoomde vreugdedansjes. Dan volgt een afscheid. De beperktheid van woorden: een simpele ‘good luck’ dekt de lading niet voor wat ik hem op dat moment wil toewensen.

Gesloten grenzen

We passeren treinstations waar geen treinen komen omdat er te veel vluchtelingen aanwezig zijn. Nachtelijke wandelingen en paniek-tranen komen in de plaats. Paniek bij elke goederentrein die in een zwarte nacht aan een topsnelheid voorbij dendert. Paniek bij het idee dat dit de harde realiteit is voor zoveel mensen. Paniek bij het niet weten wat komen gaat.

Ergens onderweg van Servië naar Kroatië. (Foto © Christophe Hedtke)

De mensen waar de media over baggeren, blijken de meest warme en aimabele mensen te zijn. Toeschietelijk komen ze de zware trekrugzak op onze rug heisen wanneer wij aanstalten maken om te vertrekken. Waar zijn die criminelen waar iedereen het steeds over heeft? De mannen met hun slechte bedoelingen? Het enige wat ik zie, zijn bemoedigende glimlachjes en begroetende knikjes.



Eindelijk zitten we op de trein richting huis, zeventien uur later dan gepland. Het aankondigingsbord in het station geeft München aan, alsook het bord op het perron, alsook de signalering op de trein zelf, alsook die op onze stoeltjes. Het bedrukte gevoel van paniek, vermoeidheid, verdriet en reddeloosheid maakt plaats voor opluchting.

Ik voel me uitgespuugd door de wereld, in de steek gelaten door alles en iedereen, radeloos want wat moeten we nu?



Of toch voor even. De conducteur verklapt ons in stilte dat de trein niet verder zal gaan dan Silsburg. Duitsland wilt de vluchtelingen ook niet dus ook hier wordt de grens gesloten voor treinverkeer.



We spurten de trein uit. Daar staan we dan, in een lullig dorpje, waar geen enkele trein naar Duitsland lijkt te gaan. De moedeloosheid maakt zich meester en ik jank alsof de wereld aan het vergaan is. Ik voel me uitgespuugd door de wereld, in de steek gelaten door alles en iedereen, radeloos want wat moeten we nu?

 

Ik heb tenminste een huis

 



Dan voel ik me schuldig. Buitengewoon schuldig. Wat sta ik hier te janken terwijl ik weet dat de situatie eindig is. Uiteindelijk raak ik wel thuis, ik heb tenminste een thuis. Ik weet dat dit niet eeuwig kan blijven duren. Maar de mensen die ik de afgelopen uren leerde kennen, maken dit al onmenselijk lang mee. Zij hebben geen warm huis om naar terug te keren. Zij hebben het recht om zo’n scène te schoppen, ik niet.



Uiteindelijk blijkt dat er toch treinen naar Duitsland gaan maar dat deze foutief zijn benoemd, niet van belang voor hen, de vluchtelingen. Uren later komen we aan in Keulen, waar mijn ouders mij ophalen. Het einde van het verhaal.



Dacht ik.



Aandoenlijk verhaal, hoor ik u denken, maar waarom ik dit nu neerschrijf, vraagt u zich af?

 

Ik ben thuis gekomen en terug in een warm nest gegleden. Niet verwelkomd door haat en boe-geroep. Of laat ons het niet verwelkomd noemen, want echt welkom zijn ze hier niet, toch?



Zoveel maanden later heb ik dit gevoel nog altijd niet van me kunnen afschudden. Hoe ik mij dat moment voelde, kan ik met één vingerknip terug bovenhalen. Het heeft zich in mij genesteld en meermaals komt het de kop opsteken.



Ik heb het geluk gehad hier geboren te worden. Ik heb nooit oorlog gekend. Ik heb niet moeten vluchten. Ik heb geen familie, vrienden, herinneringen of afkomst moeten achterlaten. Ik heb dertig uur in een kleine hel gezeten. Geen weken, maanden of jaren. Ik ben thuis gekomen en terug in een warm nest gegleden. Niet verwelkomd door haat en boe-geroep. Of laat ons het niet verwelkomd noemen, want echt welkom zijn ze hier niet, toch?



Toch heb ik het hier vijfhonderd dagen later nog steeds ontzettend moeilijk mee. Laat ons de inleefoefening maken dat je alles verloren bent, het gevoel hebt dat je hier niet hoort en dat je de meest schrijnende situaties hebt gezien of erger nog, beleeft. Hoe moeilijk zou dit niet zijn? Het enige dat je verschilt met de oorspronkelijke inwoners van het land waar je bent beland, is geluk, geluk om ergens al dan niet geboren te zijn.

Ergens onderweg van Servië naar Kroatië. (Foto © Christophe Hedtke)



Al te vaak wordt het vluchtelingendebat afgedaan als een politieke strekking. Heet je ze welkom dan behoor je tot de linkerzijde van de lijn. Wil je dit niet, aan de rechter. Is het eigenlijk geen vraagstuk van menselijkheid? Is het niet onze gezamenlijk verantwoordelijkheid om deze mensen een plaats te geven? Een verantwoordelijkheid van mens tot mens



Daarom schrijf ik dit maanden later neer. Om op te roepen tot meer warmte, voor iedere persoon die op je weg passeert. Lach eens naar elkaar. Deel eens iets met elkaar: een tas koffie of je dromen en ambities. Kijk voorbij de termen die we op elkaar kleven, want onder die stickers zijn we vooral allemaal mensen. Denk voor jezelf, en laat de media het niet voor jou doen.



En vergeet elkaar vooral niet. Laat onze afgesplitste eilandjes terug samen komen en laat ons dansen, samen.



© 2017 – StampMedia – Anse Poppe


Dit artikel werd gepubliceerd door DeWereldMorgen.be op 11/02/2017

Dit artikel werd gepubliceerd door MO* - online op 13/02/2017