(rekto:verso) Er beweegt iets in de elektronische muziek. Het is dik en toch heerlijk gestroomlijnd. Het is prettig gestoord, maar ongehoord zuiver. Een nieuw genre is het niet. Wel de geest van deze nieuwe ecotechnologische tijden. Kromme beats, recht in je oor.
Muziek en uitgaansleven zijn als een levende symbiose, een organisme dat groeit en bloeit, veroudert, sterft en herboren wordt in een andere vorm. Darwiniaanse overlevingsprincipes vereisten aanpassing en gedragsspecifieke evolutie. Hoe de celstructuur, de voedingsmethode en het paringsgedrag van muziek de laatste tien jaar zijn getransformeerd, hebben mensen van mijn generatie op de voet kunnen volgen. We werden als pubers losgelaten in de Vlaamse hoogdagen van boeiende podiumcross-overs, een kluwen aan cultuurhuizen en evenementen, en een pompend uitgaansmilieu van fancy clubs, boerenfuiven en illegale raves. Alles was mogelijk in dit losgeslagen en onmogelijk te overschouwen feestlandschap. Techno bleek de aorta van een bloedbaan die toen al goddelijk ondoorgrondelijk vertakte. We lieten ons als bloedlichamen glijden langs gladde Amerikaanse house, deden onze hersencellen huppelen op IDM (Intelligent Dance Music) of beukten onze hoofden stuk op Hollandse Hardcore. We gingen onze grenzen te buiten op psychedelische acid of trance en vonden onze wortels in de baslijnen van dub en jungle.
De steeds complexer wordende wereld en het geluid dat erbij hoorde, hadden een oerkreet en een vernietigingsritueel nodig. Alles zou cumuleren in één punt, in één genre dat de angst, de frustratie, het onbegrip en het cynisme van de nieuwe generatie – en vooral de nood om loos te gaan – vertaalde in een bijna vormeloos antigenre: ‘breakcore’ boostte, vooral in België. Ons kleine landje vol doorvoeding, drugstrafiek, internationale kruisbestuiving en weinig autoritaire controle stond immers aan de frontlinie van de extreemlinkse trend in muziek en kwam op de proppen met snelgroeiende breakcorefeesten: een mish mash van hardcore, breaks, noize en mash-ups. Maar meteen nadat grote zalen als Vooruit in Gent en Hof Ter Loo in Antwerpen zich vulden met breakcorefreaks, verdween dit Belgische modeproduct alweer als een snel tegengesproken vraag om aandacht. Sinds kort is de vroegtijdige dood van breakcore een betreurenswaardig feit. Grondleggers als Sickboy en Venetian Snares zijn intussen de dertig gepasseerd en hebben zich toegelegd op het componeren van klassieke muziek, of het via blogs verspreiden van rare chill wave en disco. Het einde was bereikt, muziek had alle extremen gezien en subculturen leken door de institutionalisering van de ravecultuur ten dode opgeschreven. Darwin, remember.
Dans en relax
Lang rouwen hoefden we niet. Al snel heerste opnieuw het gevoel dat er toch nog wat nieuws kon in muziek. De dood van de ‘underground’ bleek zelfs niet eens zo’n slechte zaak, want er was nood aan iets anders. En vandaag is het logische gevolg op gisteren. De disco eighties, de ravey nineties en de millenniumbugs van IDM, drill-‘n-bass – breaks en beats voor de ADHD-generatie – en breakcore hebben hun sporen nagelaten. Ze zijn beluisterd, bekritiseerd en door de nieuwe fijnproevers afgeschreven. Uit het artistieke vacuüm dat zo ontstond, ontspruiten nu heel wat nieuwe ideeën en genres, waarvoor zelfs geen namen hoeven te bestaan. Het gaat tenslotte om postpostmoderne cross-overs en herinterpretaties van bestaande muziekstijlen die zijn blijven hangen. ‘Glitch-hop’, ‘skwee’, ‘space-house’, ‘post-dubstep’, ‘wonky’, ‘bliip’, ‘minimal’: allemaal zijn het pogingen om te benoemen wat eigenlijk gewoon neerkomt op ‘nieuwe relaxerende elektronische dansmuziek van hoge geluidskwaliteit’: layed back high definition new-school electronic dancemusic.
De elektronica van vandaag ademt beheerst, laat ruimte voor bijna-stiltes en geeft elk element een eigen plaats. Of de beat nu 4/4 is als in house of techno, of gebroken als twostep (hiphop) of halfstep (dub), in essentie gaat het om de ‘flow’, het pulseren van afgemeten geluidsgolven. De subtiliteit in compositie gaat hand in hand met de benadering van perfectie in geluidshelderheid. Het spectrum van geluidsfrequenties is breder geworden. Tracks spelen met de afwisseling van lage donsdeken-subbassen, vage middentoon-landschappen en extreem scherpe percussie. Tussenin kunnen alle stemmen en klanken hun hersenbestemming bereiken zonder miscommunicatie. Het lijkt wel alsof je de lagen met je geest kan grijpen, en met enige fantasie of intoxicatie worden die heel eenvoudig omgezet in een gevoel, een beeld of een keten aan herinneringen. Vaak gaan muziekprojecten – zie Isam of Plasticman – dan ook hand in hand met spectaculaire lightshows, videokunst, projecties met masks (het weglaten of invullen van vormelijke elementen in het beeld) en mapping (het aanpassen van de projectie aan het vlak of de vorm waarop geprojecteerd wordt). De elektronica van vandaag heeft zich een andere esthetiek aangemeten.
Neofuturisme
Die ontwikkeling past in een bredere evolutie van kunsten en muziek, die steunt op twee grote tendensen. Om te beginnen heeft het gebruik van elektronica in muziek een andere betekenis gekregen. In de jaren 1990 en rond de millenniumwissel heerste er in subculturen en subversieve media een gevoel van zowel bewondering als afkeer jegens robotica en machines. Dominant was veelal de angst voor de destructieve bronkracht van technologie. Het opdrijven van apparatuur tot die zichzelf of je oren zou vernietigen, leek het streefdoel van veel genres. Geluidsproductie kwam in feite neer op misbruik: effecten uitwringen, de mogelijkheden van synthesizers uitputten, werken met digitale glitch (haperingen), het basisgeluid verkrachten (distortion, feedback, noize) en bestaande muziek analoog uitbuiten (mash-up, bootlegs, scratch, sampling). De alternatieve scene werd dan ook vaak tegengewerkt door een politiek klimaat dat alles wat neigde naar hardcore of noize, afdeed als crimineel of illegaal.
Nu is de benadering anders: schoonheid en dromen kunnen bijna worden belichaamd met geluid. Tegenwoordig kan je als luisteraar zweven in heerlijk gestroomlijnde geluidsgolven die direct in contact staan met je emoties. Aan de bron ligt een neofuturistisch denken dat ecologie en technologie met elkaar verbindt, en mechanica en elektronica beschouwt als tools om de toekomst te verbeteren. Pleidooien voor duurzame energie en organisaties als de Zeitgeistbeweging bieden haalbare oplossingen voor de evolutie van mens en aarde en waarderen de bewondering voor nieuwe techniek en de liefde voor het leven op. Het is die positieve boodschap die in elektronische muziek hoorbaar wordt gemaakt. Misschien kan je zelfs beweren dat het verlangen naar ruimte- en tijdreizen gerealiseerd wordt in hedendaagse geluidsexperimenten die je geestelijk doen trippen in hun ruimtelijke compositie.
De tweede tendens is de eigenlijke technologische vernieuwing en verspreiding. Data zijn nu sneller toegankelijk voor iedereen, hifi is goedkoper dan ooit. Dat schept de mogelijkheid om geluid te intensifiëren op alle niveaus. Er is geen nood meer aan het in extremen drijven van bpm’s, volumes en ritmes om te wijzen op de grenzen ervan. De technische mogelijkheden blijken immers oneindig, en de luisteraar kent ze intussen ook zelf. Hij wil liever verder doordringen in trance en luistergenot. Daarom wordt nu gespeeld met frequenties, lagen, diepte, stereo en dolby-surround effecten. Door het onmerkbaar editen van snelheid en toonhoogte, weet men bestaande muziek perfect te matchen met nieuwe invloeden.
Oldschool Zen
Geluid moet nu ‘dik’ zijn, en dat kan vooral wanneer het rustig ‘oort’. Niet langer de kick of de break zijn verplicht dominant. De muziek rolt onverstoord uit de speakers met een groove van aan elkaar gesmolten ritmes. De percussie klinkt liefst een klein beetje out of tune, prettig gestoord of edgey. Flirtend met het ritme wordt het gevoel gestimuleerd dat de producer de touwtjes in eigen handen heeft, en zo wordt de sound een statement tegen de eenvoud van klassieke softwareapplicaties die alles strak op de maat structureren. Hand-on samplers en eenvoudige elektronische instrumenten die performatieve ingrepen vergemakkelijken bij live-optredens, zijn weer helemaal in.
De housevibe en de urban-hiphopcultuur zijn het déjà-vu van het moment. In de herinnering aan de crisis van de jaren 1980 en de suïcidale angst van de jaren 1990 ontstond een retro- en vintagehype, en wordt de hoop uitgedragen om iets te veranderen. Kalme songs en sobere stijlen met repetitieve basisstructuur zijn weer zo aangrijpend als toen er pas mee geëxperimenteerd werd. De meeste artiesten grijpen dan ook terug naar oldschoolgenres en zelfs retroproductiemateriaal, die ze opkuisen en maximaliseren. In die vernieuwde appreciatie van jazz, hiphop, house, synthpop en dub wordt de zen state of mind weer een heel eigentijds verhaal. Let wel, ‘hardcore will never die’ en ook andere genres blijven bestaan, maar de elektronische muziek die vandaag echt opgemerkt wordt, kenmerkt zich door rust, luisterbaarheid en creatieve esthetiek. Ook in de dubstepscene zijn er vele uitwassen die nu al vaak gelabeld worden als ‘post dubstep’, zoals in het geval van Boxcutter en Ital Tek. Deze meer harmonieuze en houseachtige invloeden zijn een antwoord op de filth, de commercieel geworden wobble en trash dubstep van Skrillex en anderen.
Subliem landschap
Met een hoop hardware of de laptop luisterbare dansmuziek spelen in gerenoveerde zaaltjes op vaak onvoorstelbaar zuivere geluidsinstallaties – het is the next level thing. De hype heeft vooral te maken met een terugkeer naar toegankelijkheid. We mogen weer dezelfde plaatjes spelen in het salon, in de club en in het kraakpand. Het perfecte voorbeeld leverde grootmeester Amon Tobin, die na een hele reeks jazzy en donkere breakbeatplaten de hele dubstep- en triphopscene overklaste met zijn nieuwe lp ‘Isam’, een subliem landschap van slaapmelodietjes, droomtapijten en baslijnen waarvan je maag en scrotum binnenstebuiten keren. Hij toerde ermee in concertzalen, in theaterzalen en op dancefestivals, waar iedereen gezapig staat te luisteren en te kijken naar de bijhorende 3D-projectieshow. Wat is er gebeurd met muziek dat de zetel en de dansvloer inwisselbaar zijn geworden? Waar zijn de gesyncopeerde dansplaatjes met de knarsende beats gebleven? In de vinyltweedehandszaak waarschijnlijk, want zowel de beste releases van de laatste twee jaar als de weinige undergroundproducers die het redden op de radio of de grote festivals – Flying Lotus, Nosaj Thing, Plastikman – kiezen voor een nieuwe rust en een doorgedreven esthetiek.
Bottomline: het kan weer om de muziek zelf gaan. De gefrustreerde en wild schoppende geest heeft zijn rust hervonden. Dankzij de beschikbaarheid van alternatieve platforms op het internet zijn er meer initiatieven ontstaan in de freebeweging, die zijn climax vond in een ‘Occupy’-jaar. Hardcore-, noize- en punkevenementen zijn sociaal aanvaard. De politieke boodschap verschuift naar de achtergrond. Kunst en muziek mogen weer mooi zijn. Muziek lijkt de revolutie van de geest te volgen. We zijn alvast benieuwd naar wat de post next level brengt.
Luistertips:
Vroeger
The Prodigy (US), Fat Boy Slim (US), Venetian Snares (Can), Sickboy (B)
Nu
Venetian Snares, Sickboy (Discoballistic)
Belgisch:
Dydoo (Gent), Spongemagnet (Brussel), Internal Sun (Antwerpen)
De grote voorbeelden:
Burial (UK), Mount Kimbie, Long Arm, Excile, Ital Tech, Illum Sphere, Boxcutter, Amon Tobin – Isam (US), Nosything, Flying Lotus, Plastikman
© 2012 - rekto:verso - Christoffel Hendrickx
Christoffel Hendrickx is dj, dichter en theatermaker.