NEDERLAND - Op 19 maart keren de gemeenteraadsverkiezingen terug naar Nederland. Traditiegetrouw gaat dat gepaard met een hoop analyses, propageren en het opdringen van je mening aan een ander. De vraag onder jongeren is: welke partij komt er op voor ons?

De coalitiepartijen in Den Haag, de PvdA (Partij van de Arbeid) en VVD (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), hebben volgens de peilingen hun achterban grotendeels verloren aan de oppositie en kennen eind 2013 een dieptepunt aan populariteit bij de kiezers. Hoe groot kenmerkt dit de resultaten van de lokale verkiezingen, en wat doet dit met de winsten van lokale partijen? En misschien nog wel het belangrijkst: welke partij komt er op voor de studenten van morgen?

Peilingen van Maurice de Hond in opdracht van Omroep Brabant wijzen uit dat maar 45% procent van de bevolking van Noord-Brabant zich op 19 maart naar de stembus zal begeven, met een gemiddelde nationale opkomst van 46%. Uit deze kleine groep kiezers stemt, volgens diezelfde peiling, 2 op 5 op een lokale partij. Dit als protest tegen de nationale partijen, wat de ontevredenheid van de achterban weerspiegelt.

Waar deze stemmers dan heen lopen? Naar de oppositie, zoals de D66 (Democraten 66) en SP (Socialistische Partij).  Beide leggen de prioriteit bij ideeën als het lokaal leveren van zorg aan huis en het wegleggen van een dominantere rol bij de gemeentes. De SP gaat zelfs zo ver om te zeggen dat er niet bezuinigd moet worden, maar geïnvesteerd.

Gebrek aan verwezenlijkingen

De PvdA en VVD hebben het leeglopen van hun achterban te danken het gebrek aan verwezenlijkingen sinds de laatste verkiezingen in september 2012. Beide hebben voorstellen moeten laten liggen, omdat het de ideeën van de ander tegensprak. En wanneer er dan een voorstel werd gevormd, vertegenwoordigde het zowel de VVD als de PvdA minimaal, waarna vervolgens de oppositie het afschoot met diens meerderheid in de Eerste Kamer. Op die manier liep de hele regering keer op een keer tegen een stenen muur, waarna de ontevredenheid onder de kiezers toenam. Gevolg? Het massaal vertrekken naar lokale partijen of  oppositiepartijen, die in deze tijd hebben aangetoond wel over standvastigheid en ‘water bij de wijn-politiek’ weten te beschikken. Al is dit het resultaat van het feit dat het makkelijker is om van de zijkant te bekritiseren, dan het als coalitie goed uit te voeren.

Met dit gegeven kunnen lokale partijen zich verheugen op meer stemmen die hun kant op komen. Het pragmatisch richten op een gemeente lokt mensen nu eenmaal meer dan een nationale partij die hun gemeentelijke divisies ‘toetst’, om er zo voor te zorgen dat er geen tegenstrijdigheden in zitten. Lokale partijen die ter plaatse, en enkel en alleen daar, werken, kunnen dan ook zonder ideologie aan de slag, iets wat mensen meer dan ooit blijken te waarderen.

Buiten de lokale partijen , zijn volgens voorspellingen de Partij Voor de Vrijheid (PVV) en D66 het meest gestegen qua populariteit op nationaal gebied. Of dat zich uit in de resultaten van de gemeentelijke verkiezingen, valt nog te bezien: de lokale partijen trekken veel kiezers naar zich toe en de PVV doet lang niet in alle gemeenten mee.

Studenten

Onder de studenten lijken de D66 en PvdA een logische keuze. Beide partijen komen sterk op voor de belangen van onderwijs en baanaanbod: zowel het behouden van een studiefinancieringsysteem wat een stabiele situatie voor studenten waarborgt, als ervoor zorgen dat zij na het afstuderen zo snel mogelijk aan de slag kunnen. Uiteraard verschilt de invulling betreffende het banenaanbod per gemeente.
Twee jaar geleden was de VVD nog het meest populair onder studenten. De D66 is al jaren de lievelingspartij onder jongvolwassenen.

De vraag blijft: waarom gaat minder dan de helft van de mensen op 19 maart naar de stembus? Er zijn vele theorieën, onderzoeken en enquêtes naar gedaan, en daar zijn verschillende redenen uitgekomen. De twee die het vaakst genoemd zijn, zijn de verklaringen dat mensen de indruk hebben dat politiek ‘toch geen zin heeft’, iets wat een gevolg kan zijn van de landelijke politiek. Een andere verklaring is dat mensen niet goed geïnformeerd zijn over de lokale manier van besturen. Dat is niets nieuws: mensen klagen al enige tijd over gebrek aan inzicht in de gemeentelijke besluitvorming.

Lage opkomst

De kaarten zijn verdeeld, de campagne is in volle gang, maar toch blijft half Nederland koud voor deze verkiezingen. Het opkomstcijfer daalt al jaren, maar kent nu in sommige provincies een historisch dieptepunt. Merkwaardig, aangezien de invloed van gemeenten vooral in de komende jaren steeds meer zal toenemen en ze een dominante rol zullen krijgen in hoe zorg en het werkaanbod worden ingedeeld.

Terwijl minister-president Rutte met volle overtuiging “het volk” oproept om op 19 maart naar de stembus te gaan, kijkt de gemiddelde Nederlander de lokale kat nog even uit de boom.

© 2014 – StampMedia – Robbert van Kortenhof