Gender en Diversiteit-student en socioloog Christof Bex kreeg in januari de DiverGent-prijs uit de handen van de Gentse Universiteit en de stad Gent. De Arteveldestad en de universiteit belonen op die manier een masterscriptie waarin de gender- en diversiteitsproblematiek een centrale rol speelt. In zijn scriptie onderzocht Bex de schooltrajecten van niet-begeleide buitenlandse minderjarigen. “Ondanks hun grote intrinsieke motivatie komen dergelijke leerlingen door hun taalachterstand al te vaak in het deeltijds onderwijs terecht.”

Wereldwijd zijn ongeveer 59,5 miljoen mensen op de vlucht voor oorlog, geweld of vervolging. Ongeveer de helft is minderjarig. Slechts 3,1 miljoen tracht een leven op te bouwen in Europa. Onder hen is een groot aantal dat ons land bereiken als niet-begeleide buitenlandse minderjarigen. “De niet-begeleide buitenlandse minderjarigen zijn afkomstig van buiten de Europese Unie”, steekt Christof Bex van wal. “In tegenstelling tot hun meerderjarige lotgenoten krijgen ze bij aankomst een voogd toegewezen die fungeert als wettelijke vertegenwoordiger en ze in hun asielprocedure begeleidt”.

Lange asielprocedure

Die asielprocedure heeft vaak heel wat voeten in de aarde. Dat ondervond ook Yassine(*), een Afghaanse jongeman die vier jaar geleden na een lange tocht in Brussel neerstreek. “Op mijn zestiende ben ik Pakistan ontvlucht, nadat mijn familie Afghanistan al eerder ontvlucht was. Als sjiitische Hazara, een etnisch-religieuze minderheidsgroep in Afghanistan en Pakistan, was mijn leven in gevaar. Met mijn eigen ogen zag ik hoe Hazara’s op straat vermoord werden. Ik zag dan ook geen andere uitweg dan zo rap mogelijk te vertrekken.” Zoals velen legde Yassine zijn leven in de wankele handen van een mensensmokkelaar. Duizenden kilometers en euro’s later eindigde de hachelijke onderneming in ons land. “In België werd mij, ondanks de vervolging in mijn thuisland, niet het statuut  van vluchteling verleend, al krijg ik wel sinds mijn aankomst subsidiaire bescherming die tweejaarlijks hernieuwd wordt”, aldus Yassine.

Die lange, administratieve procedure werd ook door Bex in zijn scriptie belicht. “Vluchtelingen die uit landen komen waar een oorlog woedt, hun leven ernstig in gevaar is en hiervan voldoende bewijsmateriaal kunnen voorleggen, worden doorgaans als vluchteling erkend. Mensen zoals Yassine, in wiens thuisland een politieke instabiliteit heerst, krijgen het statuut van subsidiaire bescherming. Dit statuut wordt jaarlijks of tweejaarlijks herzien. Wanneer na vijf jaar de situatie in het land van herkomst instabiel blijft, kunnen deze jongeren alsnog permanente verblijfspapieren krijgen”, licht de onderzoeker met Boliviaanse roots toe.

Valse keuzevrijheid

Het hoeft geen betoog dat een aanslepende asielprocedure heel wat stress en onzekerheid met zich meebrengt. Gelukkig zorgt het onderwijs voor de nodige structuur tijdens de hectische aankomstperiode. Waar meerderjarige vluchtelingen zich moeten wenden tot het volwassenonderwijs, kunnen niet-begeleide minderjarigen vrijwel meteen les volgen in de OKAN-klas, de onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers in het secundair onderwijs.

“Daar leren we gedurende één schooljaar Nederlands”, vertelt Yassine. “Een aantal van mijn medeleerlingen was analfabeet of niet vertrouwd met het Latijnse alfabet. Hierdoor was het voor hen moeilijker om de Nederlandse taal te leren. Op basis van ons taalniveau werden we opgesplitst in verschillende niveaus in het OKAN-onderwijs. In zeer korte tijd leerde ik Nederlands spreken en was ik klaar om in het reguliere onderwijs te stappen.”

Om de overstap naar het reguliere onderwijs te verzachten,  namen onze middelbare scholen enkele overgangsmaatregelen. Ex-OKAN-leerlingen kunnen via een snuffelstage uitmaken welke richting hen het best past. Ze worden begeleid door een vervolgcoach. Nochtans verloopt die overstap van de OKAN-klas naar het reguliere onderwijs niet altijd van een leien dakje.

“Uit mijn onderzoek blijkt dat deze niet-begeleide minderjarigen een valse keuzevrijheid genieten”, duidt Bex de kwestie. “Sommige leerkrachten en voogden raden deze anderstalige nieuwkomers af om een algemeen vormende of technische richting (ASO/TSO) te kiezen, omdat ze hun taalachterstand daarvoor te groot achten. Die leerlingen worden dus niet op hun competenties en motivaties, maar op hun taalniveau beoordeeld. Dat verklaart waarom veel niet-begeleide minderjarigen het advies krijgen (deeltijds) beroepsonderwijs te volgen. Daarbij komt ook nog dat die leerlingen vaak onvoldoende ingelicht zijn over hoe ons onderwijssysteem in elkaar steekt”, besluit Bex.

Yassine deed aanvankelijk een snuffelstage in het deeltijds beroepsonderwijs, omdat zijn niveau van de Nederlandse taal vrij beperkt was. “Ik vond de schoolcultuur in het deeltijds onderwijs niet leuk. Na een week snuffelstage wist ik al dat dit niets voor mij was en besloot om in OKAN te blijven tot mijn Nederlands beter werd”.

Uiteindelijk koos Yassine voor een technische opleiding (sociaal-technische en gezondheidswetenschappen). “Wegens financiële problemen heb ik mijn laatste zes maanden niet kunnen afwerken, waardoor ik tot op heden geen diploma middelbaar onderwijs heb behaald”.

Gemotiveerde jongeren

Zoals Yassine zijn er heel wat buitenlandse jongeren voor wie ons onderwijsparcours niet altijd in rechte lijn verloopt. Nochtans blijkt uit Bex’ masterscriptie dat die jongeren doorgaans zeer gemotiveerd zijn.

“Niet-begeleide buitenlandse minderjarigen zien het onderwijs als de ideale kans om een diploma te behalen en een goede job te vinden, wat in hun thuisland vaak veel moeilijker is. Bovendien is het dé plek bij uitstek om deel te worden van de maatschappij en een sociaal netwerk uit te bouwen”, legt Bex uit. “Hun intrinsieke motivatie halen ze vooral uit het feit dat ze hun familie in het thuisland een wederdienst willen bewijzen voor alle opofferingen.”

De oorzaken van het te vroeg beëindigen van hun schooltraject moeten dus vooral buiten de jongeren gezocht worden. Ontworteling, emotionele en psychologische problemen en de onzekerheid rond hun verblijfsdocumenten zijn maar enkele factoren die het onderwijsparcours beïnvloeden, naast de eerder aangehaalde financiële problemen, taalachterstand en valse keuzevrijheid.

Toekomstperspectief

Ondanks alles blijft Yassine erg hoopvol. “Helaas heb ik mijn laatste jaar in het middelbaar onderwijs niet kunnen afwerken. Wat de toekomst brengt? Binnen een maand start ik via de VDAB een opleiding tot metser. Mijn doel is om als metser genoeg geld te verdienen om later via het tweedekansonderwijs alsnog mijn diploma middelbaar onderwijs te behalen. Die zou me toegang geven tot het hoger onderwijs en de mogelijkheid om mijn leven hier in België verder uit te bouwen.”

(*) Yassine is een schuilnaam.

© 2016 – StampMedia – Niels D’Haene


Dit artikel werd gepubliceerd door Allesoverjeugd.be op 03/03/2016
Dit artikel werd gepubliceerd door Knack.be op 03/03/2016
Dit artikel werd gepubliceerd door MO* online op 04/03/2016