(Verrekijkers) Vijf jaar geleden, tijdens een internationaal project rond speelpleinwerking, ontmoetten Vlaamse en Marokkaanse jeugdmonitoren elkaar in het Marokkaanse havenstadje Essaouira. De Marokkaanse moni's wilden een jeugdvereniging oprichten voor straatkinderen uit Essaouira en hun Vlaamse collega’s besloten hen hierin te begeleiden vanuit België. Sinds september heeft de Marokkaanse vereniging een eigen locatie waar ze zes dagen per week activiteiten organiseert voor kinderen, gaande van poppenkast tot het geven van Franse bijles. Joke Van Dooren, één van de Vlaamse monitoren, en Veerle Van Brabant, die later in het project stapte, vertellen over de Vlaams-Marokkaanse samenwerking en reflecteren over hun plaats in de Vlaamse ontwikkelings-samenwerking.

In 2006 en 2007 bracht Joke Van Dooren samen met andere Vlaamse jeugdmonitoren haar zomervakantie door in Essaouira. Samen met lokale monitoren bezorgde ze kinderen een leuke tijd. In januari 2008 riepen de Marokkaanse monitoren de hulp in van hun Vlaamse vrienden: een kindje uit een arme wijk moest geopereerd worden, maar de ouders hadden niet voldoende geld. Konden de Vlaamse moni’s dat niet betalen? “Op een week tijd verzamelden we duizend euro bij vrienden en familie”, vertelt Joke. De operatie kostte echter maar vijfhonderd euro, de overige vijfhonderd stortten ze op een rekening. “Voor als er nog eens een vraag zou zijn”, vervolgt Joke. En die kwam er. De Marokkaanse monitoren wilden een vereniging oprichten die verschillende activiteiten en vakantiekampen organiseert voor straatkinderen uit Essaouira. “De meeste monitoren hebben zelf hun jeugd op straat of in een weeshuis doorgebracht en willen de kinderen een betere jeugd en toekomst geven”, vertelt Joke. “Niet alle kinderen in Essaouira leven op straat. Vaak kunnen ze thuis niet terecht omdat er te weinig plaats is of omdat de ouders niet naar hen omkijken. Daarom hangen ze rond op straat en vormen ze jeugdbendes. De jeugdvereniging is voor hen een plek waar ze altijd terechtkunnen.”

De Vlaamse monitoren willen hun Marokkaanse collega’s vooral nieuwe kennis en inzichten bijbrengen. De Marokkaanse moni’s kunnen bij hen terecht voor vragen en elk jaar trekken een aantal Vlaamse moni’s naar Essaouira om vormingen te geven. Zo organiseerden ze een vormingskamp rond poppentheater waarvoor ze eerst in de leer gingen bij het Antwerpse poppentheater FroeFroe. “Froefroe leerde ons een aantal technieken, rekening houdend met de materialen die we in Marokko konden vinden”, vertelt Joke. “De projecten ontstaan steeds op vraag van de Marokkaanse moni’s”, vult ze aan. “Ook het project rond het poppentheater kwam er op hun vraag. Ze wilden een poppenkast bouwen om voorstellingen te geven in scholen, om wat geld in te zamelen voor de vereniging.” Maar ook serieuzere vormingen komen aan bod, zoals een EHBO-cursus en sport- en speltechnieken.

Sinds september heeft de Marokkaanse jeugdvereniging een eigen locatie met een klaslokaaltje, een polyvalente zaal met een computer en Franse boeken, een inkomhal waar de kinderen kunnen wachten en een bergruimte. Hierdoor kunnen ze meer verschillende activiteiten organiseren. “Voordien organiseerden ze vooral strandspelen, omdat het strand één van de weinige plekken was waar ze terechtkonden. Nu ze het lokaaltje hebbben, kunnen ze bijvoorbeeld ook een knutselnamiddag organiseren of Franse bijles geven”, aldus Joke. Voorlopig betalen de Vlaamse monitoren de huur van het lokaaltje, maar ze hopen wel dat de vereniging op termijn zelfbedruipend wordt. “Nu ze een eigen locatie hebben, krijgen ze meer erkenning van de Marokkaanse overheid en kunnen ze subsidies aanvragen”, aldus Joke.

Reflectie over duurzaamheid

Joke Van Dooren kent de kritiek dat vierdepijlerinitiatieven weinig duurzaam zouden zijn. “Ik maak die bedenking ook bij ons eigen project”, vertelt ze. “Ik beschouw ons project dan ook niet als een vorm van ontwikkelingssamenwerking, maar als internationaal jeugdwerk.” Al geeft ze toe dat dit geleidelijk aan verandert: “nu we voor het eerst een subsidie van de stad Antwerpen ontvangen en de Marokkaanse moni’s een eigen lokaaltje hebben waar ze zes dagen per week activiteiten organiseren, wordt de aanpak structureler. Dit jaar organiseren we ook voor het eerst sensibiliseringsactiviteiten in België.” Veerle treedt Joke bij: “wij streven naar een onafhankelijke Marokkaanse jongerenvereniging of een vereniging die erkend en ondersteund wordt door de lokale overheid.”

“Die kleinschaligheid van vierdepijlerinitiatieven is trouwens niet altijd negatief”, countert Joke de kritiek. “Ons project groeide vanuit de basis en werd niet van bovenaf gecontroleerd of opgelegd. Als de Marokkaanse moni’s morgen zeggen dat ze ermee ophouden, bon, dan stopt onze samenwerking”, aldus Joke.

Niet enkel de Vierde Pijler, maar ook ngo’s gaan niet vrijuit, vervolgt ze. “Ngo’s nemen voor een deel de taak van de lokale overheid over waardoor die laatste zijn legitimiteit verliest bij de bevolking.” Volgens Joke en Veerle bepaalt het Noorden nog te veel hoe het Zuiden zich moet ontwikkelen. “Wie bepaalt wat goed is voor de lokale bevolking?”, vraagt Joke zich af. Volgens haar moet er zo veel mogelijk gestreefd worden naar inbreng van de lokale bevolking zelf. Al geeft ze toe dat ook zij in de valkuil van goedbedoeld paternalisme viel. “Als jonge idealist betrapte ik mezelf er vaak op dat ik projecten opstartte vanuit de idee dat dat beter is voor de Marokkaanse moni’s. Maar zo werkt het niet, zij moeten ons vertellen waarin we moeten helpen. Daar streven we ook naar met ons project”, besluit ze.

© 2011 - Verrekijkers - Laurie Gadeyne