We bevinden ons in een pandemie die wereldwijd grote aantallen doden eist, wanneer in de Verenigde Staten alweer een zwarte man vermoord wordt door witte agenten. Zijn naam is George Floyd. Er volgt vreedzaam protest, en tussen de menigte lopen ook relschoppers rond die aan plunderen doen. Er vinden protesten plaats, waarbij sommige zogenaamde ordehandhavers zich gedragen als bendeleden met een badge. Van social distancing is er bij de protesten weinig sprake en op die manier komen twee crisissen visueel heel duidelijk samen. Het moet benadrukt dat één van deze problematieken al veel langer bestaat dan de andere, en het is niet covid-19. Het is de voortdurende crisis van racisme die zich al veelvuldig heeft geuit in politiegeweld tegen vooral zwarte mensen.
Dat is de situatie in de VS op dit moment, en je zou kunnen zeggen dat we hier in een ander land leven, waar de dingen heel anders zijn. Toch is het noodzakelijk om gelijkenissen onder de loep te leggen, temeer omdat racisme zich natuurlijk niet tot de VS beperkt. Bovendien noopt de coronacrisis de overheid tot drastische ingrepen in het leven van mensen, wat ook bij ons spanning zet op de verhouding tussen burgers enerzijds en de overheid anderzijds. Vooral in de meest strenge fase van de zogenaamde lockdown hoorde je geluiden van mensen die vinden dat we een politiestaat aan het worden zijn. Ik kan wat dat betreft categoriek zijn: zelf heb ik nog maar weinig persoonlijk angst gevoeld ten aanzien van deze ontwikkeling. Waarom? Omdat ik een witte jongen ben.
Al in 2007 (!) gaf toenmalig raadsheer van het Comité P Frank Schuermans in het vakblad Panopticon aan dat politiemensen 7 keer meer opschorting van straf krijgen dan gewone burgers, en dat zich op die manier een gevoel van straffeloosheid nestelde in de mentaliteit van sommige agenten.
Straffeloosheid
Ook in België speelt racisme een rol in spanningen tussen burgers en politiediensten. Ook in België gaan agenten soms over de schreef, zij het natuurlijk niet alleen in een racistische context. Vooral het vaak uitblijven van straffen baart mij zorgen. Al in 2007 (!) gaf toenmalig raadsheer van het Comité P Frank Schuermans in het vakblad Panopticon aan dat politiemensen 7 keer meer opschorting van straf krijgen dan gewone burgers, en dat zich op die manier een gevoel van straffeloosheid nestelde in de mentaliteit van sommige agenten. De politievakbond VSOA reageerde verontwaardigd, en stelde ondermeer dat Schuermans aan veralgemening deed op basis van amper 0,33 procent van het operationeel personeelsbestand bij de politie. Rotte appels, heet dat dan. Verder verweet het VSOA Schuermans jaloezie ten aanzien van het loon van politieambtenaren. Als burger stel ik mij vragen bij deze ‘rotte appel’-benadering en verwacht ik dat veel strenger wordt omgegaan met criminele agenten. We hebben het tenslotte over een organisatie die geweld monopoliseert. Verder vind ik het ongepast dat een politievakbond in de kramp van persoonlijke verwijten schiet bij het ontvangen van kritiek op een structureel probleem.
Men kan het verhoogd aantal opschortingen van straf bij agenten proberen goed te praten door in te brengen dat agenten in veel conflictsituaties terechtkomen. Dat het vanzelfsprekend is dat men hier weleens in de fout gaat. Want vergissen is menselijk, toch? Volgens mij liggen in deze gedachte belangrijke wortels van gevoelens van straffeloosheid die bij sommige agenten leven. Dat argument weegt ook helemaal niet op tegen de voorbeeldfunctie die agenten dragen.
Ook wanneer beelden opduiken van hardhandig politieoptreden, valt geregeld te lezen: ‘maar wat gebeurde er vooraf?’ Dat is een reflex die maar al te vaak dient om blind te blijven voor agressie door agenten. Maar context is inderdaad wel belangrijk. Het is essentieel dat controlerende organen de ware toedracht van incidenten zo nauwkeurig mogelijk kunnen acherhalen. In dat verband vraag ik mij af: waar blijven de bodycams bij politiediensten? Die zouden in discutabele situaties en woord-tegen-woordgevallen kunnen bijdragen aan een beter begrip. Toch worden ze vandaag nauwelijks gebruikt. Hoe komt dat? Ik denk dat daar een heel belangrijke reden voor is, die mijns inziens dringend aan meer maatschappelijke aandacht mag blootstaan: de mogelijks verhoogde controle op agenten, die niet door iedereen gesmaakt zou worden.
Zo is men bijvoorbeeld bij politievakbond VSOA niet happig op het invoeren van bodycams, omdat zij naar eigen zeggen zien dat die vooral gebruikt worden om agenten te controleren. In een artikel in Gazet Van Antwerpen uit 2018 zegt Vincent Houssin het volgende: ‘Politiemensen zijn inmiddels de best gecontroleerde werknemers van het land. We hebben nog net geen enkelband.’ Euhm, ja? Agenten hebben dan ook een monopoliepositie op geweld? En als de VSOA ook even kan vertellen voor hoeveel werknemers in dit land wapendracht legaal is, weten we dat ook meteen.
Een van de belangrijkste redenen voor het traag invoeren van bodycams is de onwil bij sommige agenten zelf, die zich bijgevolg schijnt te vertalen in politieke onwil.
De crux lijkt duidelijk. Een van de belangrijkste redenen voor het traag invoeren van bodycams is de onwil bij sommige agenten zelf, die zich bijgevolg schijnt te vertalen in politieke onwil. Wanneer bodycams wel in gebruik worden genomen, beslissen agenten of ze ze aanzetten, wanneer zij dat nodig achten. Op die manier blijven bodycams enkel ten dienste staan van de veiligheid van politiemensen zelf, en om bewijsmateriaal te leveren. Dat zijn belangrijke zaken, maar er hangen nog wel meer voordelen aan vast.
Terug naar de basis
De kerntaak van politie is de veiligheid van burgers waarborgen. Het is dan ook schrijnend dat bij het benaderen van bodycams als gebruiksmiddel bij ordediensten dat argument op de laatste plaats lijkt te komen. Ook in het politieke debat is er weinig aandacht voor. Momenteel wordt de technologie zeer eenzijdig ingevoerd, en het mag zeker ook democratischer. Ik roep de bevoegde minister, Pieter De Crem, op tot het voeren van een eenduidig en transparant beleid. Erg veel variatie tussen politiezones kunnen we ons niet permitteren, omdat het de overzichtelijkheid van de ordediensten niet ten goede komt. Goed beleid zal ook samenwerking vergen op verschillende niveaus. Wat dat betreft hoop ik dat onder andere Koen Geens, als Minister van Justitie, in elk geval nagaat welke juridische mogelijkheden er zijn voor de verdere invoering van bodycams. Hoe dan ook verdient dit een breder maatschappelijk debat waarin ook andere vooraanstaande politici zich wat meer mogen laten horen.
Zo heeft bijvoorbeeld de machtigste politicus van Vlaanderen, Bart de Wever, als burgemeester van Antwerpen de bevoegdheid over het grootste politiekorps van het land. Dat hij al een decennium bankzitter is ten aanzien van het federale niveau, heeft hij tot enkele weken geleden relatief goed kunnen verbergen. Maar vanuit zijn bevoegdheid als burgemeester en als voorzitter van de grootste partij van Vlaanderen zou hij toch wat meer kunnen doen tegen structurele problemen als politiegeweld? Politiegeweld dat volgens mij heel vaak de uiting is van racisme. Het lijkt erop dat er een Chinese muur staat tussen Bart de Wever enerzijds en degelijke besluitvorming die racisme in zijn politiekorps moet tegengaan anderzijds.
Van het Antwerpse korps is in het verleden immers al gebleken dat het een racismeprobleem in zich draagt. Zelf heb ik een zwarte jongen in mijn vriendenkring die enkele jaren geleden geweld heeft ervaren, toegebracht door enkele agenten uit dit korps. Toen mijn vriend in dronken toestand die agenten tegenkwam, dachten die laatsten blijkbaar juist te handelen door hem agressief te bejegenen en hem een klap te verkopen. Hoeveel Vlamingen worden zo behandeld na een nachtje stappen? Graag zou ik zien dat België een land wordt waarin mensen met een migratieachtergrond ook regelmatig een persoonlijke taxidienst krijgen aangeboden van agenten. In dit geval liep het echter anders. De agenten stonden erop om de situatie te gaan uitleggen aan de moeder van mijn vriend. Maar dat weigerde hij, en liep weg om aan de intimidatie van de agenten te ontsnappen. Bij de deur van zijn appartementsgebouw kreeg hij een trap, die hem ten val bracht. De jongen deelde verder in enkele rake klappen. Hij besloot dan maar met de agenten naar boven te gaan. Eens daar aangekomen, weigerde hij om hen binnen te laten. Toen hij de deur wilde dichtslaan, voorkwam een agent dat, niet gehinderd door enig huiszoekingsbevel, door de voet tussen de deur te steken. De agenten vertelden de moeder dat ze haar zoon onderkoeld gevonden hadden op de grond in het park. Bodycams, die de politiediensten controleren, zouden wellicht een ander verhaal vertellen.
Een bodycam kan tegemoet komen aan de noodzaak om iedere situatie waarin de politie handelt in beeld te brengen. Dat zou burgers beschermen tegen mogelijke willekeur en buitenproportioneel handelen.
Effectiviteit
‘Maar de agent die George Floyd heeft vermoord, droeg toch ook een bodycam? Dat heeft hem toch niet weerhouden om zo te handelen?’, zou men kunnen stellen. Klopt, maar dat lijkt meer aan een volledig ontspoord machtsmisbruik te liggen dan aan een mogelijke ineffectiviteit van bodycams. De Belgische politie kent gelukkig niet een even doorgedreven geweldscultuur als vele korpsen in de VS. Wel wijst het voorbeeld van Derek Chauvin en zijn collega’s in Minneapolis erop dat een bodycam ook geen wondermiddel zondermeer is. Optimaal gebruik ervan vereist een cultuur waarin dat breed gedragen is en dus begrip tussen ordediensten en burgers. Toch lijkt het me waarschijnlijk dat in de meeste gevallen bodycams een ontmoedigend effect hebben op agenten om over de schreef te gaan. Indien niet, dan kunnen deze in elk geval dienen als bewijsmateriaal.
Privacy
Een belangrijk argument tegen de grootschalige ingebruikname van bodycams is dat van de privacy. Wat dat betreft denk ik dat de verandering die ze teweeg zouden brengen overschat worden. Op tal van publieke plaatsen hebben politiediensten reeds de beschikking over camera’s, bevestigd aan muren of palen. Zo riskeert bijvoorbeeld een wildplasser in het centrum van Antwerpen een fikse boete als hij betrapt wordt door een agent die de beelden bekijkt en die een patrouille ter plaatse stuurt. Maar een agent die zich aan het oog van zo’n camera weet te onttrekken kan een mogelijke daad van buitensporig geweld aan controle doen ontsnappen. Een bodycam kan tegemoet komen aan de noodzaak om iedere situatie waarin de politie handelt in beeld te brengen. Dat zou burgers beschermen tegen mogelijke willekeur en buitenproportioneel handelen. Er zijn in die optiek duidelijke voorbeelden: het onderzoek naar de dood van Adil in Brussel zou wellicht veel vlotter en nauwkeuriger kunnen verlopen, indien er vanuit de politie beelden waren gemaakt.
Dat doet uiteraard niet af aan bezwaren tegen het gebruik van beelden op privédomein, of wanneer sprake is van seksueel misbruik. Wat dat betreft stel ik het volgende voor: keer de nu vaak gebezigde richtlijnen voor agenten om: verplicht het permanent laten filmen met bodycams, en laat de agenten de mogelijkheid om ze uit te schakelen in dergelijke situaties. De wetgeving, ondermeer inzake privacy, moet dan uiteraard zo nauwkeurig mogelijk worden uitgewerkt om misstanden zo veel mogelijk te beperken.
Toekomstvisie
Verder blijkt uit onderzoeken naar de effecten van het gebruik van bodycams vaak dat context en toepassing daarin erg belangrijk zijn. Ik hoop dat deze zaken niet gebruikt worden om het invoeren van bodycams altijd te blijven blokkeren, maar dat zeker ook nagedacht en gewerkt wordt aan het veranderen van die contexten en het duurzamer maken van maatschappelijke banden tussen burgers. Dit kan via onder andere het opwaarderen van jeugdwerk en het bestrijden van armoede. Want ja, die zaken moeten ook belicht worden wanneer de relatie tussen politie en burgers moeilijk loopt. We hebben nood aan een vooruitziend beleid. Hopelijk worden zij die dit eisen van de overheid in de toekomst niet weggezet als drama queens.
#Blacklivesmatter
Dit artikel werd gepubliceerd door Mirari op 30/06/2020