ISRAËL - Omar Saad werd al vier keer veroordeeld voor het weigeren van zijn dienstplicht in het Israëlische leger. "Mijn enige wapen is een muziekinstrument, ik zal geen ander wapen dragen", stelt de Palestijn die woont in een dorp in het noorden van Israël.

Zoals iedere achttienjarige werd Omar Saad, woonachtig in het Israëlische dorp Maghar, op 4 december 2013 opgeroepen om zich te melden voor zijn militaire dienstplicht. In een brief uit 2012, gericht aan eerste minister Netanyahu en toenmalige minister van defensie Ehud Barak, verklaarde Saad echter de dienstplicht te zullen weigeren om gewetensbezwaren.

Nadat hij zich op 4 december aanmeldde en openlijk zijn dienst weigerde, werd hij veroordeeld tot een eerste  gevangenisstraf. Amnesty International rapporteerde dat hij op 22 december vrijkwam. Een paar dagen later werd hij opnieuw veroordeeld. Ook op 13 januari en 4 februari werd hij weer voor twintig dagen opgesloten omdat hij zijn dienstplicht opnieuw weigerde.

Omar komt uit een muzikale familie. Samen met zijn twee jongere broers en zus vormde hij het Galilee String Quartet. Zelf zou hij graag verder studeren maar, zo zegt hij: “ik ben zeker dat het leger me zal beletten mijn menselijke ambities voort te zetten. Daarom verklaar ik open en bloot: ik ben Omar Zaher Aldeen Mohammad Saad en ik zal jouw wapens niet dragen en geen soldaat in jouw leger zijn”.

Palestijn

Omar maakt deel uit van de ongeveer 120.000 tellende Druzische gemeenschap in Israël. Deze gemeenschap leeft verspreid over 22 dorpen in het noorden. Het druzisme is een religieuze vertakking van de islam en is verspreid over het Midden-Oosten. In tegenstelling tot het merendeel van de Palestijnse minderheid in Israël, die gevrijwaard is van dienstplicht, zijn Druzen sinds 1956 wel dienstplichtig.

“De dienstplicht heeft ons geïsoleerd en een afstand gecreëerd met de rest van de Arabische gemeenschap”, vertelt Omar. “Ik maak deel uit van een gemeenschap die onderhevig is aan grote onrechtvaardigheden van een onderdrukkende machthebber. Hoe kunnen we vechten tegen onze broeders in Palestina, Syrië, Jordanië, Libanon en Egypte? Hoe kan ik een wapen dragen tegen mijn eigen volk in Palestina? Hoe kan ik een soldaat zijn aan een checkpoint als Qalandia terwijl ik zelf de onderdrukking ervaar als ik er passeer?”.

Aanklacht

Al Jazeera meldt dat 83 percent van de Druzen zijn dienstplicht doet ten opzichte van slechts 72 percent bij de Israëlische joden. “Vele Druzische mannen dienen in het leger. Wat hebben we hiervoor gekregen? We worden op alle vlakken gediscrimineerd. Onze dorpen zijn de armste van het land, ons land werd ingenomen en er is geen ruimtelijke ordening of industriële ontwikkeling voorzien. Binnen onze gemeenschap vind je de minste universiteitsstudenten en is de werkloosheid het hoogst”, klaagt Omar aan.

Professor Amir Khnifess vertelt Al Jazeera: “Voor de meeste Druzen is de dienstplicht vooral een zoektocht naar een betere levensstandaard”. De moeilijke economische omstandigheden en de risico’s verbonden aan weigeren, zouden hen aanzetten in het leger te dienen. Maar “meer dan twee derde van de Druzen zou niet dienen als het niet verplicht was”, meent Samer Al-Sakleh. Deze twintigjarige Druze weigerde eveneens zijn dienstplicht en draagt er de gevolgen van: “Druzen ondergaan dezelfde economische en politieke barrières als de rest van de minderheden”.

Shministim

Ook bij de joodse meerderheid in Israël stijgt het aantal dienstweigeraars. Vorig jaar nog liep een grote campagne voor de vrijlating van Natan Blanc. In totaal spendeerde hij 177 dagen in de cel, op dezelfde wijze als Omar: herhaaldelijke veroordelingen en oproep tot dienstplicht. Na acht veroordelingen en 5,5 maanden cel kwam hij vrij en werd hij ‘ongeschikt’ verklaard voor dienst in het leger.

Onder leiding van de Amerikaanse organisatie Jewish Voice for Peace liep in 2008 een campagne voor de vrijlating van een groep Israëlische dienstweigeraars. De ‘Shministim’ noemden ze zichzelf, wat Hebreeuws is voor laatstejaars. Ze weigerden allen hun dienstplicht om gewetensbezwaren en werden om die reden veroordeeld tot een gevangenisstraf. Eén van hen vertelde aan The Guardian dat “de meeste Israëli’s de legerdienst niet in vraag stellen. Vaak weten ze niets af van wat er gaande is in de Palestijnse gebieden aan de andere kant van de muur. Daarnaast krijgen we van kinds af verhalen voorgeschoteld over al wie vocht en stierf voor dit land, een privilege dat we ook zouden krijgen.”

Sahar Vardi verwijst eveneens naar een mythe van ‘de goede soldaat aan de checkpoint’: “je hebt zij die niets weten en niets in vraag stellen en zij die geloven dat het hun plicht is omdat ze ‘betere’ bezetters zijn dan anderen”.

Dienstweigering een mensenrecht?

In Israël is dienstweigering op basis van gewetensbezwaren niet wettelijk erkend. Voor vrouwen gelden enkele uitzonderingen. In feite is het recht op dienstweigering enkel in het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie opgenomen, onder artikel 10 die de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst garandeert.

De Mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties heeft in een aantal resoluties eveneens benadrukt dat dienstweigering op basis van gewetensbezwaren gebaseerd is op het recht van gedachte, geweten en godsdienst. Bovendien zegt de commissie dat “staten niet mogen discrimineren op basis van economische, sociale, culturele, civiele en politieke rechten”.

Amnesty International meent dat “het ‘ongeschikheidscomité’ van het leger de dienstplicht kan opheffen voor iemand die ongeschikt blijkt voor het leger. Doorgaans verleent het comité enkel een vrijstelling aan iemand die bezwaar maakt op religieuze grond”. De Haredim, een groep ultraorthodoxe joden, verkrijgen zo doorgaans een vrijstelling. “De Israëlische wet staat de vrijstelling van pacifisten toe, maar meestal verwerpt het comité deze zaken”, voegt Amnesty International er nog aan toe.

Dezelfde Mensenrechtencommissie geeft ook aan dat gewetensbezwaarders moeten gevrijwaard worden van cel- en doodstraffen. Bovendien kan iemand geen tweede maal veroordeeld worden voor een misdrijf waar hij of zij reeds voor veroordeeld werd en de straf voor uitzat: “herhaaldelijke opsluiting in het geval van gewetensbezwaarders is bedoeld om hun overtuigingen en meningen te veranderen onder de dreiging van straf”. Volgens de commissie is dit een inbreuk op artikels 14 en 18 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.

Vrijheid

De herhaaldelijke veroordeling en opsluiting van Omar kan bijgevolg beschouwd worden als een grove mensenrechtenschending. Op 5 februari, vlak voor zijn vierde opsluiting postte hij op zijn Facebookpagina: “ik ben drie keer veroordeeld tot een gevangenisstraf en elke keer voor twintig dagen. Vandaag werd ik voor de vierde keer veroordeeld tot nog eens twintig dagen gevangenisstraf”.

Hij vervolgt ten slotte: “Ik verklaar het nogmaals luid en duidelijk: ik ben Omar Saad, Zaher Aldeen. Ik weiger te dienen in het Israëlische leger en ik eis respect voor mijn geloof zodat ik niet verplicht wordt zaken uit te voeren die indruisen tegen mijn geweten en principes. Ik wil mijn vrijheid.”

© 2014 – StampMedia – C. Bastin


Dit artikel werd gepubliceerd door MO* - online op 24/02/2014
Dit artikel werd gepubliceerd door De Wereld Morgen op 24/02/2014