“Hoe pak je dat nu aan, een geradicaliseerde jongere?” Over deze vraag bogen twee onderzoeksters zich tijdens een derde lezing van een reeks gesprekken over radicalisering aan de Universiteit Antwerpen. “Het is een zeer ingewikkelde problematiek.”
Onder de noemer '(De)radicalisering in de groe stad' bespraken Marion Van San, criminologe aan de universiteit van Rotterdam, en Jessika Soors (KU Leuven) of mensen in hun radicaliseringsproces kunnen gestopt worden en wie of wat hierin een sleutelrol moet krijgen. Van San stelt dat een oplossing moeilijk te vinden is: “Radicalisering is zo’n ingewikkelde problematiek. Hoe meer gezinnen we gingen onderzoeken, hoe meer diversiteit we terugvonden in het proces en de oorzaak van radicalisering. Dat maakt het moeilijk om het probleem op te lossen.”
Jessika Soors, onderzoekster aan de Katholieke Universiteit Leuven, denkt dat er wel mogelijkheden zijn. “Ik werk al een tijdje als deradicaliseringsambtenaar in Vilvoorde. Sinds mei 2014 zijn er geen jongeren meer vertrokken uit de stad. Ik denk dat we op de goede weg zitten.”
Adolescentie
“Radicalisering zit zodanig ingewikkeld in mekaar dat er geen algemene verklaringen of oplossingen zijn”, begint Van San haar lezing. Ze werkte mee aan vier onderzoeken, in Nederland en België. “Vooral het pedagogische aspect is zeer belangrijk”, meent Van San. Ze legt de nadruk op de rol van ouders en leerkrachten in het radicaliseringsproces.
De grootste fout die wordt begaan, is het negeren ervan, aldus Van San. Genre "Radicaliseren hoort bij adolescentie en waait wel over". Ze schetst het voorbeeld waarin een leerkracht weglachte dat een leerling het boek Hoe een bom maken kopieerde. Maar hoe reageer je er correct op?
Volgens Van San is er geen juiste aanpak. “Ouders moeten professionele ondersteuning krijgen, maar de juiste hulpverlening bestaat niet.” Een echte oplossing heeft Van San bijgevolg niet. “Ingrijpen op vroege signalen, zorgt ervoor dat het allemaal niet zo escaleert.”
Van zero naar hero
Er bestaat een handelingsverlegenheid. “Velen zeggen dat ze het niet zagen aankomen, maar als je het hele verhaal bekijkt, zie je dat er genoeg signalen waren. Je moet in dialoog durven gaan en wederwoord bieden, zonder de visie van de jongere te verwerpen", aldus Van San.
Zonder dat raken jongeren geïsoleerd, als niemand naar luistert. “Leerkrachten negeren hen en door hun ouders worden ze verworpen. Ze voelen zich bijgevolg eenzaam en gaan op zoek naar gelijkgezinden op het internet. Zonder wederwoord gaan ze van zero naar hero. Het zorgt voor een broederschap, want elke jongere heeft nood aan steun. Maar dan wordt het radicaliseren heviger en escaleert het volledig.”
In het ergste geval verhuizen ze zelfs naar een neef of ander familielid in het buitenland en verdwijnt de controle van de ouders. “Zo komen ze in Syrië terecht. Deze jongeren zien zichzelf niet als radicaal, maar als idealist, of een wereldverbeteraar.” Daarom is het belangrijk dat de dialoog in een vroeg stadium met de jongere wordt aangegaan, benadrukt Van San. Ouders moeten daarvoor ondersteuning krijgen.
Deradicalisering
“Radicalisering en deradicalisering bestaan uit verschillende fasen“, gaat Van San verder. Haar laatste onderzoek ging over hoe mensen deradicaliseren. “Iemand die deradicaliseert, noemen we eerder iemand die een stapje terugzet.” Het gaat dan om een verschuiving van de harde kern tot supporter langs de lijn. Uiteindelijk kan een breuk met het gedachtegoed volgen.
Deradicalisering zet de persoon zelf in gang. Dat kan door een andere vriendengroep op te bouwen of een nieuwe fase in het leven aan te vatten, zoals het stichten van een gezin. “We kunnen dit onmogelijk manipuleren, maar we kunnen hen aanmoedigen om hun studies verder te zetten en een hogeschooldiploma te behalen, zodat ze verder kunnen met hun leven”, stelt Van San.
Anti-radicalisering
Jessika Soors heeft eerder praktijkervaring en gelooft wel in een duidelijk aanpak en oplossing. “Die ligt vooral op het lokale niveau, omdat radicalisering zich voordoet in sportclubs, scholen in iemands vrije tijd.” Wie daar aanwezig is, kan volgens Soors de signalen opvangen.
Soors benadrukt ook dat een lokaal beleid integraal moet zijn. Radicalisering is een uitingsvorm van andere onderliggende problemen. “Willen we radicalisering aanpakken, moeten we zeker die problemen aanpakken en ervoor zorgen dat de jongeren niet uit de maatschappij vallen.”
Soors spreekt daarom van anti-radicalisering. Dat gaat van het steunen van een mars tegen onverdraagzaamheid tot een participatieproject tussen jongeren en de lokale politie. “Deradicalisering richt zich op één individu en tracht radicalisering terug te draaien, terwijl anti-radicalisering inzet op groepen.”
Jessika Soors en Marion Van San. (Foto © Stijn Fabrice de Kisangani)
© 2015 – StampMedia – tekst: Liesbeth Knaeps, foto’s: Stijn Fabrice De Kisangani