De rellen in Turkije kwamen er niet enkel uit ongenoegen voor het verdwijnen van een park of voor het autoritaire bewind van premier Erdogan. Sociale ongelijkheid, stijgende werkloosheid en toenemende armoede vormen ook hier de voedingsbodem.

Op vrijdag 31 mei ontzetten politietroepen het Gezi park nabij het Taksimplein in het centrum van Istanbul met buitensporig geweld. Het aantal deelnemers aan de vreedzame sit-in tegen de geplande verbouwing van het park in een shoppingcenter was sinds het begin van de week gestaag gestegen. Vrijdagochtend zette de politie het park af en viel het hardhandig binnen met overvloedig gebruik van traangas en waterkannonen. Politie, gewapend met traangas, waterkanonnen, en pantservoertuigen en de anti-regering demonstranten speelden de hele dag kat-en-muis in de straten rond het Taksimplein.

De volgende dag duurden de clashes onverminderd voort. Grote aantallen mensen van verschillende sociale achtergronden kwamen op straat als reactie op de brutale politierepressie. Zo maakten de veiligheidstroepen gebruik van het strikt verboden chemische gas Agent Orange. In alle grote steden van Turkije weerklonk de eis voor het ontslag van premier Erdogan. Over het aantal demonstranten, gewonden en doden is nog geen uitsluitsel.

Groeiende spanningen

Deze rellen zijn een voorlopig laatste uitbarsting in het groeiende ongenoegen onder de bevolking tegenover hun premier. Ze laken daarbij vooral zijn toenemende autoritaire koers. In december 2012 konden demonstranten de afbraak van een historische patisserie in Istanbul, die plaats moest ruimen voor een shoppingcenter, niet voorkomen. Op 7 april traden de veiligheidsdiensten hardhandig op tegen een betoging die de vervanging van het historische Emek Theater door alweer een shoppingcenter wou verhinderen. Vorige week zaterdag kusten een honderdtal mensen elkaar in een metrostation, nadat een overheidsbeambte eerder die week zulk gedrag had afgekeurd. Daarenboven keurde het Turkse parlement een wet goed die alcoholproductie en –consumptie aan banden legt.

Mondiale dimensie

Koenraad Bogaert schreef eerder een artikel over de mondiale dimensie van de Arabische revoluties, waarin hij betoogt dat die revoluties niet louter kunnen gezien worden als het omverwerpen van een dictator. “Als we de sociaaleconomische achtergrond van de Arabische revoluties in het achterhoofd houden – de groeiende sociale ongelijkheid, de stijgende werkloosheid en armoede, het gebrek aan publieke investeringen in onderwijs, gezondheidszorg en de toenemende concentratie van rijkdom in handen van een kleine groep corrupte elites – dan zien we een aantal belangrijke parallellen met de sociale strijd en de politieke bekommernissen van andere protestbewegingen in de rest van de wereld: de indignados in Spanje en de rest van Europa, Occupy Wall Street (OWS) in de VS, de studentenprotesten in Chili, enz.”

Ook in Turkije betogen de vele tienduizenden demonstranten niet enkel tegen een autoritaire regering, politierepressie, of islamisering. Deze factoren zijn zeker en vast van groot belang. Maar de afschuw voor de dominante neoliberale politiek van Erdogan en zijn AKP (Justice and Development Party) speelt een even belangrijke rol. De afbraak van een oude patisserie, een theater en een van de laatste stukjes groen in Istanbul voor de bouw van drie shoppingcenters, zijn hiervoor symbolisch. De regering neemt deze beslissing zonder enige raadpleging van het volk. Ze beschouwt haar keuzes namelijk als democratisch legitiem omdat ze verkozen is.

Solidariteit

Een andere wijze waarop verschillende protestbewegingen zich met elkaar verbinden, is de manier waarop groepen en personen op sociale media het nieuws vanuit Turkije zoveel mogelijk onder de aandacht brengen. Turken roepen ook op om hun beeldmateriaal te delen en onder internationale media-aandacht te brengen om aan te tonen dat dit protest veel meer inhoudt dan het verzet tegen de heraanleg van een park. De nationale media worden immers grondig gecensureerd. Daarnaast vonden onder meer in Toronto, Los Angeles, New York, Brussel, Londen, Bazel, Parijs en Milaan spontante steunbetogingen plaats.

Inkomensongelijkheid

Ondanks een jaarlijkse economische groei van gemiddeld 3,5 procent laat de verdeling van de rijkdom te wensen over. Reuters publiceerde eind 2012 een verslag waarin staat dat de helft van het Turkse inkomen naar de rijkste 20 procent van de bevolking gaat. De armste 20 procent van de bevolking moet het stellen met 6 procent van het nationale inkomen. Daarmee staat Turkije op de 3de plaats van de 34 leden van de OECD (Organisation for Economic Cooperation and Development) inzake inkomensongelijkheid. 16 procent van de bevolking leeft onder de armoedegrens. Daarnaast is slechts 30 procent van de vrouwen en 40 procent van de 15-24 jarigen tewerkgesteld.

© 2013 – StampMedia – Seppe Malfait


Dit artikel werd gepubliceerd door MO* - online op 05/06/2013