© Glen Deckers

Bijna geruisloos speelde hij 400 wedstrijden in de Belgische eerste klasse. Stef Wils wijt het aan de Kempense mentaliteit: “Nooit opvallen”. De 36-jarige verdediger blikt terug op zijn profcarrière, een rit die begon bij Lierse en hem via Westerlo, Gent, Cercle Brugge en een passage in Hongarije naar Lyra-Lierse leidde: “Ik heb er het maximale uitgehaald.”

Op 14 mei was het precies een jaar geleden dat K Lierse SK failliet werd verklaard. De ondergang van de club waar hij als profvoetballer debuteerde heeft Stef Wils zichtbaar getroffen: “Lierse was de club van mijn hart. Ik brak er door als jeugdspeler in de eerste ploeg, werd er kapitein en speelde 116 wedstrijden. Het is spijtig dat daar nu twee clubs uit zijn voortgekomen (Lierse Kempenzonen en Lyra-Lierse, red.).” Dat zijn broer, Thomas Wils, bij de andere Lierse club speelt, heeft nog niet voor familievetes gezorgd, zegt hij lachend: “We spreken er wel over op familiefeesten, maar we zijn geen concurrenten van elkaar, dus we gunnen elkaar het licht in de ogen. Het echte Lierse is hoe dan ook weg, dat komt nooit meer terug. Dat Lierse Kempenzonen pretendeert Lierse te zijn… (stilte) Ik heb daar niet hetzelfde gevoel bij, maar ik wil niet te zeer meegaan in die polemiek.”

"Emilio Ferrera was bepalend voor mijn carrière"

Bedrogen door eigen ploegmaats

“Ik herinner me nog goed het moment dat ik de kleedkamer van Lierse binnenstapte. Daar zaten mannen als Nico Van Kerckhoven, Eric Van Meir en Tomasz Zdebel. Mannen met naam en faam waar ik enorm hard naar opkeek. Dat was een jongensdroom die uitkwam. Ik maakte als 19-jarige mijn debuut onder Regi Van Acker en speelde dat seizoen 14 wedstrijden. Daarna werd Emilio Ferrera trainer en dat was even aanpassen, hij zag het helemaal anders voor mij: hij wilde me uitspelen als verdedigende middenvelder in plaats van centrale verdediger. Dat vroeg een tactische omscholing die ik toen niet kon maken. Ik werd voor een maand naar de B-kern gezet en had toen twee keuzes: mijn schorsing ondergaan, en dan zat mijn profcarrière er waarschijnlijk op, of Emilio proberen te begrijpen en terugvechten. Ik had geproefd van het profvoetbal en wilde dat niet meer opgeven, het werd dat tweede. Uiteindelijk was Emilio op die manier bepalend voor mijn carrière. Later maakte ik de zaak-Ye mee, als een van de weinige niet-betrokkenen weliswaar. Toen die zaak uitkwam voelde ik me bedrogen door mijn eigen ploegmaats. In mijn laatste jaar bij Lierse bleven we maar nipt in eerste klasse en ik was einde contract.”

“Je voelde dat Lierse, zowel op sportief als financieel vlak, in moeilijkheden zat. Herman Helleputte was toen trainer bij Westerlo en zo was mijn transfer naar ’t Kuipke snel rond. Ik speelde er bijna altijd, en maakte ook Jan Ceulemans als trainer mee.”

Europees met Gent

“Na twee seizoenen verhuisde ik naar Gent, waar ik mijn beste en leukste periode kende. Ik werkte er met de beste trainer die ik in heel mijn loopbaan had: Michel Preud’homme. Hij is zo gedreven, laat niets aan het toeval over. Voor de buitenwereld lijkt hij nors, maar hij zal altijd zijn spelers beschermen. Ook op tactisch en psychologisch vlak is hij een echte toptrainer. Ik was toen 26 jaar en als voetballer zit je dan meestal op de top van je kunnen. In 2010 wonnen we de Beker van België, werden we vicekampioen en speelden we zowel de voorrondes van de Champions League als Europa League. Geweldig was dat. Doordat ik het zo goed deed, was Anderlecht geïnteresseerd om me te kopen. Uiteindelijk kwam er geen deal, blijkbaar omdat het Anderlechtbestuur een grotere naam wilde. Ik was toen niet dé transfer voor Anderlecht. Toen mijn contacten met Anderlecht ter ore kwamen van Michel Louwagie, AA Gent-manager, zijn mijn problemen bij de Buffalo’s begonnen. Trabzonspor wilde me, maar dat wilde ik niet. Louwagie had echter geld geroken en het hek was van de dam. Ik moest en zou naar Trabzonspor vertrekken.”

"Achteraf gezien was ik beter in Gent gebleven: het is niet omdat je drie weken op de bank zit, dat je geen nieuwe kans meer krijgt.”

Meer drang dan geduld

 “Uiteindelijk maakte ik de foute keuze door naar Westerlo te gaan. Ik was 29 en wilde absoluut spelen, maar ik moest er weer tegen de degradatie strijden. Die tweede periode bij Westerlo is de enige keuze in mijn loopbaan die ik me beklaag. De drang om te spelen was groter dan mijn geduld. Achteraf gezien was ik beter in Gent gebleven: het is niet omdat je drie weken op de bank zit, dat je geen nieuwe kans meer krijgt.”

 “Na Westerlo ging ik naar Cercle Brugge, waar ik in drie jaar vijf trainers meemaakte. In 2014 verloren we de bekerfinale tegen Genk en het jaar daarna volgde de degradatie. Ik had een halfjaar daarvoor echter mijn kruisbanden gescheurd, dus ik beleefde die degradatie niet zo intens, meer langs de zijlijn.”

Gabor Kiraly en de grijze jogging

“Ik durfde nooit de stap te zetten naar het buitenland. Op het einde van mijn carrière ging ik dan toch naar Hongarije. Aanvankelijk niet het aantrekkelijkste land, maar eigenlijk was dat een heel leuke ervaring. Ik zou het direct opnieuw doen. Ik kwam bij Szombathelyi Haladás terecht, de club waar Gabor Kiraly speelt, de Hongaarse doelman die al zijn wedstrijden met een grijze joggingsbroek speelt. Gabor hielp mijn broer, die ook twee jaar bij Haladás speelde, en mij enorm naast het veld. Hij maakte ons wegwijs in het Hongaarse leven. Hongaren zijn in het begin schuchter, maar eens je ze beter leert kennen en ze je vertrouwen, bloeien ze open. Gabor is een echte vriend geworden, we bellen en sms’en nog wekelijks, een toffe kerel. Los van die lange broek was hij ook echt een goede, zelfs de beste, keeper waarmee ik heb samengespeeld. Er wordt te veel gefocust op die broek, waardoor zijn keeperskwaliteiten ondergesneeuwd raken.”

“Gewoon uitbollen op een lager niveau is niets voor mij. Vraag dat maar aan mijn vrouw: ik doe en laat nog álles voor het voetbal."

Sterkhouder

“Na drie seizoenen Hongarije, wilde ik vorige zomer terugkeren naar België. Maar, ondanks dat ik overtuigd ben dat ik ploegen uit 1B nog iets had kunnen bijbrengen, op je 36ste staan ze niet meer in de rij voor jou. Fysiek voelde ik me echter nog te goed om te stoppen. Ik kwam dan in contact met Eric Van Meir, die het gezicht van Lyra-Lierse was geworden na het faillissement van Lierse. Ik kreeg een aanbod en dat stond me direct aan, ook omdat deze club zo ambitieus was: ze wilde promoveren naar Tweede Amateurklasse. Bovendien kwamen er zowel bij thuis- als uitwedstrijden veel supporters kijken. Hier werd door mijn ervaring natuurlijk verwacht dat ik een sterkhouder zou zijn, wat ook wel het geval was dit seizoen, denk ik.”

“Gewoon uitbollen op een lager niveau is niets voor mij. Vraag dat maar aan mijn vrouw: ik doe en laat nog álles voor het voetbal. De eerste maanden bij de club besefte ik nog niet dat ik geen prof meer was, maar zo zit ik nu eenmaal ineen; professionaliteit is mijn hoogste goed. Dat is er door Preud’homme zodanig ingeslepen… Dat gaat er niet meer uit. En dan is het soms frustrerend om te voetballen met jongens die minder gedreven zijn. Dat is geen verwijt, trouwens. Ik wist dat ik me daaraan kon verwachten, maar het is echt aanpassen na 13 jaar op het hoogste niveau te hebben gevoetbald.”

En nu?

“Toen onze huidige trainer zei dat hij zou stoppen na dit seizoen, vroeg het Lyra-Liersebestuur me of ik een rol als speler-trainer zag zitten, maar dat aanbod kwam te snel. Als ze het volgend jaar nog eens vragen, zeg ik ja. Ik zou graag trainer worden. Het afgelopen seizoen was ik ook gestart als makelaar bij Patrick De Koster, die al zes jaar mijn makelaar is. Maar daar ben ik in januari mee gestopt en dat heeft veel te maken met Operatie Propere Handen: ik wou m’n goede naam in het voetbal, die ik 18 jaar lang heb opgebouwd, niet te grabbel gooien door makelaar te worden. Ik kijk tevreden terug op mijn profcarrière, ik heb alles gedaan wat binnen mijn mogelijkheden lag. Ik denk dat ik altijd een heel nuttige speler was voor de ploeg, maar nooit echt opviel. En in het hedendaagse voetbal moet je opvallen, he. Ik heb nooit de aandacht opgezocht, ik praat liever met prestaties dan met woorden: dat is de Kempische mentaliteit.”

 

Stef Wils over de…

• Beste ploegmaat: Bryan Ruiz bij Gent, die kon alles.
• Moeilijkste tegenstander: Hamdi Harbaoui en Romelu Lukaku. Fysiek verschrikkelijk sterk, 90 minuten lang vechten.
• Beste supporters: Gent, toen nog in het Ottenstadion.


Dit artikel werd gepubliceerd door Het Nieuwsblad online op 28/05/2019

vorige volgende