Het schooljaar draait weer op volle toeren en ook de verschillende jeugdbewegingen zijn weer op gang gekomen. Jongerenpersagentschap StampMedia trok een korte broek aan en ging langs bij de grootste Vlaamse jeugdbewegingen en –organisaties om te peilen naar hun uitdagingen en verwachtingen voor het nieuwe werkingsjaar. De voornaamste opmerkingen werden voorgelegd aan Minister van Jeugd, Sven Gatz.

“Besparen voor de jongeren van morgen lukt niet door te besparen op de jongeren van vandaag”

Jeugdmanifest, Vlaamse Jeugdraad (12 september 2014)

Die slagzin vind ik iets te dramatisch geformuleerd. Besparen is natuurlijk nooit leuk, noch voor zij die het moeten doen, noch voor zij die het moeten ondergaan. Omdat het dan toch moet gebeuren, heb ik de expliciete keuze gemaakt om jeugdwerk net meer te vrijwaren dan mijn andere bevoegdheden (cultuur, media en Brussel, red.) Daarom denk ik dat een besparing van een tot twee procent op het jeugdwerk niet het einde van de wereld is. Ik heb niet het vermoeden dat je zo een hypotheek legt.

Er wordt dus net niet meer gesnoeid in het jeugdwerk dan in andere sectoren. Daarvan worden veel grotere inspanningen verwacht. De VRT moet bijvoorbeeld meer dan tien procent besparen. Elke sector heeft natuurlijk redenen waarom zij gevrijwaard zouden moeten worden van besparingen, maar zo geraken we nergens. We besparen om de middelen van de overheid opnieuw op orde te brengen, niet omdat we het leuk vinden. Deze besparing op het jeugdwerk is geen positieve zaak, maar het valt allemaal nog mee. Bij de Vlaamse gesubsidieerde jeugdorganisatie valt minder dan twee procent weg, meer dan 98 procent blijft over. Ons jeugdwerk doet heel goede dingen en staat internationaal ook heel hoog aangeschreven, en dat komt door deze besparingen niet in het gevaar.

Ik geloof niet dat de kwaliteit van het jeugdwerk in het gedrang komt. Een eenvoudig voorbeeld uit het dagelijks leven: ik merk geen verschil bij de scoutsgroep van mijn kinderen. Daarmee praat ik de besparingen niet goed, maar het maakt niet zoveel verschil. Geld is bovendien geen indicator: veel geld kan weinig kwaliteit geven, en andersom. We zijn hier twee waarden met elkaar aan het vermengen, en dat vind ik jammer.

De bescheiden impact van de besparingen geldt vooral voor de middenklasse, de traditionele jeugdbewegingen dus. We moeten ervoor zorgen dat we de financiële drempels laag kunnen houden voor de kwetsbare groepen. Vanuit de subsidies voor de WKMJ’s (Werking Met Kansarme Jongeren, red.) zijn er meer middelen voorzien. Als er bijkomende vragen komen, zullen we zeker kijken hoe we daaraan kunnen werken. Maar er gebeuren nog goede dingen: denken we aan de speelpleinwerkingen in steden en gemeenten, waar er nog steeds de mogelijkheid is voor kinderen om aan een zeer voordelig tarief aan deel te nemen.

“… Wat we wel vragen naar de overheid toe is de ontlasting van de overregulering waar onze jeugdleiders vandaag mee geconfronteerd worden bij het organiseren van activiteiten. Dat zet veel druk op de leiding, terwijl ze met hun hoofd en hart bij het spelende kind willen en moeten zijn.”

Jan Van Reusel, communicatieverantwoordelijke voor Scouts & Gidsen Vlaanderen

De vraag is hoe je in het oerwoud van regels gaat beginnen (lacht). Verschillende zaken doen we nu puntsgewijs: er komt een algemene regeling voor een aantal van de Vlaamse jeugdlokalen die zonevreemd zijn, waardoor er daar amper ver- of gebouwd kan worden, in samenspraak met minister Schauvliege (Vlaams minister van Leefmilieu, red.) Ook gaan we de vrijstelling van de onroerende voorheffing op jeugdlokalen concretiseren, want in de controles van de administratie verloopt dat soms lastig. Vanaf 1 september maken we de aanvraag van tenten voor kampen online, waardoor je ook heel makkelijk kan volgen in welk stadium je bestelling zich bevindt. Samen met minister Weyts (Vlaams minister van Toerisme, red.) maak ik volgend voorjaar ook een masterplan bivakplaatsen op, dat de knelpunten van kamplocaties in kaart brengt. De Ambrassade heeft daar een interessante brochure over geschreven die we zeker gaan toepassen.

“Wat verwacht u? Dat wij als begeleider zowel een alziend oog hebben als de kunst van waarzeggerij beheersen? Wordt van ons verwacht dat we elke val voorkomen en daarbij ook nog eens elke kinderlijke ruzie?”

- Chiroleidster Roxane in een open brief (20 augustus 2015)

Ik ben het daar niet mee eens. Ik vind het goed dat als je in de leiding van een jeugdbeweging komt, je meer verantwoordelijkheden krijgt en neemt. Ik heb niet het gevoel dat dat zo veranderd is tegenover vroeger. Misschien zijn de regelgevingen van besturen wat lastiger geworden en stellen ouders wel hogere eisen dan vroeger, maar het is net een goed leerproces dat je daarmee leert omgaan. Dat is ook een gegeven van de samenleving, en niet iets wat je in een wet of decreet kan gieten.

“Het lokale jeugdbeleid werd geregeld door het Decreet Vlaams, maar dat is inmiddels al afgeschaft. Het provinciale werd vorig jaar afgeschaft met de vermindering van de bevoegdheden van de provincies. Ik vraag me af hoe de minister de toekomst van het lokaal sociaal beleid ziet.”

- Frederique Loones, coördinator jeugdwerkondersteuning en breed jeugdbeleid bij De Ambrassade

Het was tot voor kort zo dat de steden en gemeenten 80 tot 90 procent van hun geld lokaal investeerden, en de Vlaamse regering legde daar dan nog eens vijftien tot twintig procent bovenop. Nu zijn die middelen van de Vlaamse regering aan de gemeenten gegeven en kunnen zij die nu vrij besteden. Maar dat wakkert de discussie aan wáár ze dan het geld aan gaan geven, als ze die vrijheid hebben. Ik kan niet voor alle Vlaamse gemeenten spreken, maar de kiezers zijn het gewend dat er een degelijk jeugdbeleid is. Dat op schop de laten gaan, zal dus zeker geen evidentie zijn. Om toch zeker te zijn, gaan wij alles monitoren. Dat doen we aan de hand van een nulmeting, waarbij we ongeveer weten hoeveel welke gemeente aan jeugdwerk besteedt, om dat dan te vergelijken binnen een en enkele jaren om de tendensen te bestuderen.

De jeugd is zeker niet onmondig, maar ook de volwassenen die goed jeugdwerk positief genegen zijn, zullen daar zeker ook een rol in spelen. Er wordt een hele zwart-wit discussie gevoerd alsof het jeugdwerk op lokaal vlak weggeveegd gaat worden. Ik ben echter zeker van niet, en we zullen ingrijpen als dat nodig is. Maar ik kan niet ingrijpen bij een afzonderlijke gemeente, want zij hebben erg veel autonomie. Als blijkt dat er verschillende gemeenten substantieel minder doen voor jeugdwerk, zullen we kijken wat we gaan doen, maar in dat geval zullen parlementsleden me zeker bijtreden.

De gemeenten krijgen dus nog meer vrijheid, maar de provincies zullen zich inderdaad niet meer met jeugdwerk bezighouden. De provinciale initiatieven worden overgenomen door de Vlaamse regering, en die gaan we allemaal het komende werkingjaar verder voorbereiden en uitwerken. Een simpel voorbeeld is een provinciaal domein waar jeugdgroepen kunnen verblijven, dat een Vlaams domein zal worden. Er is altijd veel onrust bij veranderingen: mensen zien dan vaak het ergste scenario. Ik zie natuurlijk ook niet alleen het meest positieve, maar laten we alles rustig bekijken. Ik zal mijn verantwoordelijkheid als minister van Jeugd altijd nemen, dat is evident.

“We zoeken vooral naar manieren om jongeren intensiever met elkaar in contact te laten komen. Het gaat er dan bijvoorbeeld niet om dat jeugdbewegingen actiever moeite doen om allochtone kinderen aan zich te binden, maar dat we organisaties die al mikken op die doelgroep, met jeugdbewegingen samenwerkingen laten opzetten.” 

- Frederique Loones, coördinator jeugdwerkondersteuning en breed jeugdbeleid bij De Ambrassade

Dat is de taak van mij als minister, en bij uitbreiding van de hele samenleving, om het met een cliché te zeggen. Misschien zijn we in vergelijking met andere landen de boot aan het missen over hoe we het Vlaamse jeugdwerk van iedereen kunnen laten zijn. Het is niet goed dat we nu een normaal spoor hebben van subsidiëring voor jeugdhuizen, en een apart spoor voor de WKMJ’s. Er moet meer en betere interactie komen tussen die twee groepen. Daarvoor voeren we experimentele projecten uit, die heel goed kunnen lopen als er creatieve burgemeesters en schepenen staan die dicht bij de jongeren uit hun gemeenten staan. In de loop van het najaar ga ik ideeën sprokkelen bij mensen vanop het terrein, om dan volgend jaar of in 2017 de regelgeving hier en daar aan te passen. We kunnen het ons niet veroorloven dat we binnen vijf of tien jaar nog steeds een aparte witte en gekleurde jeugdwerking hebben. Het is ook iets dat gedeeltelijk van onderaan moet komen. We kunnen een divers jeugdwerk niet zomaar opleggen. De kans op een evidente ontmoeting moet groeien en veel verder gaan dan enkel de schoolbanken, zoals het nu nog te vaak het geval is. Het is dus een veel breder verhaal dan enkel de jeugd, we zijn als het ware op zoek naar het ei van Columbus. Dit is hét vraagstuk waar ik binnen het komende jaar niet hét, maar wel een antwoord op wil vinden.

Er zijn goede projecten vanuit verenigingen en organisaties. Ik wil in detail kijken waarom sommige projecten werken en andere niet. Eén model dat overal even goed bestaat, daar geloof ik minder in. Er zijn zeker dingen gebeurd die wel werken, maar we gaan onderzoeken waarom die wel en andere niet.

“Ik zou ook willen weten waar de minister de middenweg ziet tussen besparen en mogelijkheid tot experimenteren. Door de besparingen zijn we verplicht ons als Chiro aan onze beleidsnota te houden. Ook bij het opstellen hiervan moeten we schiften. Het blijft volgens ons belangrijk om met experimenten te blijven innoveren.”

- Silke Borremans, diversiteitsmedewerker bij Chirojeugd Vlaanderen

Ik vind het heel raar dat jeugdbewegingen budget vragen om hun werking divers te maken. Die opmerking maakt mij boos. Er is een verandering nodig van mentaliteit, meer creativiteit en meer geduld. Als elk maatschappelijk probleem enkel met meer geld opgelost kan worden, schort er iets aan de maatschappij. Er gebeuren zeer goede dingen bij jeugdbewegingen: de Chiro zelf verspreidt brochures in het Turks en andere minderheidstalen, en bij Scouts & Gidsen Vlaanderen is men van plan in Antwerpen een aparte scoutsgroep voor allochtonen op te richten. Of dat allemaal zal werken, kan niemand voorspellen. Maar we moeten die sporen durven te bewandelen, in het achterhoofd houdend dat het inclusieve spoor natuurlijk het beste blijft.

Ik wil zeker met alle jeugdbewegingen bekijken of ze echt meer middelen nodig hebben, maar ik vind het vooral een te gemakkelijke startpositie. Daar wil ik met hen zeker over doorpraten.

“Wij zouden graag hebben dat de elders verworven competenties (EVC’s) een groter gewicht krijgen voor het latere leven van onze leiding. Welk takenpakket sommige van onze vrijwilligers opnemen, is immens en mag best meer aandacht krijgen.”

- Jo Baetens, pedagogisch medewerker bij KSA

In een informeel circuit hebben die EVC’s altijd al bestaan. Als ik op een sollicitatie lees dat iemand hoofdleider bij een jeugdbeweging was, heeft die persoon bij mij al een streepje voor. Met de diploma’s voor animatoren en hoofdanimatoren zijn die al geformaliseerd, maar het is belangrijk dat van die EVC’s geen diplomaatjes gaan maken. Ze dienen net om het diplomafetisjisme waar onze samenleving mee kampt, te ontkrachten. Het is tricky: je moet die EVC’s zeker valoriseren, maar het mag geen lapmiddel zijn om te gebruiken op de arbeidsmarkt. Het mag louter een bijkomstig iets zijn. Samen met De Ambrassade, een steunpunt in de erfgoedsector en een uit de socio-culturele sector, gaan we de komende maanden werken aan OSCAR, een project om de EVC’s wat meer te valoriseren.

Om alles wat te vereenvoudigen, werken we ook aan een verdere uniformering van de verschillende diploma’s animatoren, over de jeugdbewegingen en speelpleinwerkingen heen. Natuurlijk mogen ze zelf nog hun eigen accenten leggen, maar we zouden zeker kunnen kijken naar “lichte eindtermen”, een beetje zoals op scholen het geval is.

© 2015 – StampMedia – Timothy De Ghouy, Flore De Pauw & Jonathan Hendrickx