Tegenwoordig kan iedereen via diverse mediakanalen aan informatie geraken. Waar de informatiestroom vroeger beperkt bleef tot de krant en het avondjournaal, is de informatietoevloed nu niet meer tegen te houden. Overal kan je op eender welk moment aan informatie komen. Een gunstige evolutie, maar heeft niet elke medaille een keerzijde?

Checkt u elke ochtend voor uw ontbijt uw e-mails? Houdt u constant uw GSM in het oog? Ververst u om de vijf minuten uw internetbrowser om te zien of nog niemand gereageerd heeft op uw Facebookstatus? Dan lijdt u waarschijnlijk aan infobesitas.

Volgens de Nederlandse internetpionier Jim Stolze kan internet u ontspannen en ontlasten, "maar de mens kan - net zoals bij eten - een teveel aan digitale informatie consumeren." Geen vetzucht, obesitas, maar infobesitas, een drang naar verbondenheid en honger naar informatie.

Van boek tot Facebook

Het internet van nu is niet te vergelijken met het internet uit de jaren negentig. Eerst was alleen tekst mogelijk op internet. Die was gemakkelijk om te zetten in softwarecode en deelbaar via netwerken. Voor kranten en magazines ging een nieuwe wereld open, voortaan konden ook zij hun producten op een scherm aanprijzen. Al snel kwamen foto's en tekeningen op het web om de boodschap kracht bij te zetten. Daarna deden animatiefilmpjes, en ook video en audio hun intrede op het net. De technologie verbeterde. Vage tekeningen en foto's evolueerden tot films met een hoge resolutie.

Internet wordt steeds belangrijker in het dagelijks leven. Het is uitgegroeid tot een onmisbaar medium. We gebruiken het niet alleen voor zakelijke aangelegenheden, maar ook in ons privéleven. Miljoenen mensen zijn met elkaar verbonden dankzij Facebook en Twitter en verspreiden hun ideeën via blogs. Met slechts enkele muisklikken kan je online bestellingen plaatsen, bijhouden waar die zich bevinden en bedrijven opzoeken. Wikipedia, Flickr, Youtube, al deze toepassingen maken het mogelijk om informatie, foto's en videobeelden uit te wisselen.

Internet bevordert ons emotioneel welbehagen. Het Virtual Happiness Institute onderzocht de relatie tussen internetgebruik en geluk in samenwerking met verschillende wetenschappers. Uit hun onderzoek blijkt dat internetters daadwerkelijk gelukkiger zijn dan internetleken.

Overdaad schaadt

Wie met internet kan omgaan, heeft voordelen. Maar niet elke gebruiker beschikt over die gave. Stolze vergelijkt het graag met wijn: "Een fantastische uitvinding die een avond aangenamer kan maken. Totdat de wijndrinker te veel nuttigt en daardoor agressief wordt." Voor mensen die de juiste informatie weten te selecteren, vormt internet volgens Stolze een rijkdom. Anderen daarentegen voelen zich verplicht om alles te lezen dat het internet hen geeft. Bij opzoekingen via Google krijgen ze 40.000 zoekresultaten. Die klikken ze allemaal open. Heeft de gebruiker geen controle op de informatietoevloed, veroorzaakt internet stress.

Nicholas Carr gaat hierop verder. In zijn boek 'Het Ondiepe' legt hij uit hoe internet onze concentratie omlaag haalt. "Ooit was ik een diepzeeduiker in een zee van woorden. Nu glijd ik over de oppervlakte als een jetskiër." Volgens hem willen we nog amper de bladzijden van een boek of tijdschrift omslaan. "Sommigen vinden boeken lezen ouderwets en zelfs een beetje dwaas." Alles moet snel gaan. De lezer snakt steeds meer naar hapklare brokken. In de krant De Standaard zei Carr onlangs: "Mijn hersenen wilden zich niet focussen op de ene pagina na de andere, ze wilden heen en weer springen tussen de verschillende documenten, op links klikken, googlen, naar mijn inbox kijken. Het leek wel alsof ik mijn hersenen had getraind om te werken zoals op internet."

Naast een afnemend concentratievermogen zorgt internet volgens Carr ook voor kennisvermindering. "Dankzij het internet kunnen we alles opzoeken. We hoeven niets meer te onthouden."

E-suicide

Yvonne van Sark, directielid bij YoungWorks, een Nederlands bureau voor jongerencommunicatie, zette infobesitas met stip op één als dé jongerentrend van 2010. Volgens Tom Palmaerts, trendwatcher bij TrendWolves, ligt dat bij Belgische jongeren anders. "Infobesitas treft vooral jongvolwassenen van 25 tot 35 jaar", zegt hij. "Belgische adolescenten trekken zich sneller terug. Ze plegen bijvoorbeeld e-suicide waarbij ze hun Facebook-, Twitter- of Netlogaccount verwijderen. Of ze zetten hun GSM op airplane mode zodat ze niet bereikbaar zijn, maar wel nog spelletjes kunnen spelen. Sommige jongeren hebben zelfs geen voicemail. Ze gaan ervan uit dat als je hen dringend moet bereiken, je later wel nog eens zal terugbellen." Ook Stefan Kolgen, internetpionier in België, ziet deze toestand bij de jongeren met wie hij samenwerkt. "Wanneer ik in contact kom met jonge journalisten zonder Facebookaccount, die Twitter amper kennen, vind ik dat bizar. Ze zien er blijkbaar het nut niet van in."

"Infobesitas brengt de jongere pas na zijn studies in problemen op de arbeidsmarkt", gaat Palmaerts verder. "De werkgever verwacht dat ze 24 op 7 bereikbaar zijn, zowel via e-mail als via GSM." Veel jonge werknemers kunnen hier niet mee leven en werkgevers begrijpen dat niet, aangezien deze jonge werkers de Facebookgeneratie vormen.

Rol van onderwijs

"Onderwijs moet jongeren hierop voorbereiden", vindt Palmaerts. "Ze moeten weten wat hen te wachten staat op de arbeidsmarkt." Ook Pieter Sprangers, co-auteur van het boek Edushock, deelt die mening. "Om hun mannetje te staan in de samenleving, dienen jongeren op het net verstandige keuzes te maken. Door tijdsblokken in te bouwen leren ze doelgericht werken. Wanneer zet je manifest het internet 'af'? Wanneer maak je wél tijd voor berichten op sociale media en wanneer ben je daar bewust niet mee bezig?" Tijdslimieten helpen jongeren om informatie verstandig te verwerken en efficiënter te zoeken: twee vaardigheden die de nodige begeleiding vergen.

Jong geleerd is oud gedaan

Volgens Palmaerts mag de school de informatiestroom niet afremmen in de les. "Veel jongeren kunnen moeilijk het onderscheid maken tussen privé en werk. Daarom zou de school GSM-gebruik tijdens de les niet mogen verbieden en zelfs moeten verplichten. Zo kan de school de jongeren leren omgaan met een GSM die constant rinkelt. Want in het beroepsleven moeten ze zich evengoed terugtrekken uit vergaderingen als hun GSM afgaat. Jong geleerd is oud gedaan." Kolgen deelt deze mening: "Alles verbieden leert jongeren niet met informatie omgaan, informatievrijheid en een open sfeer wel." Sprangers legt meer de nadruk op de veranderende rol van de leerkracht. "Een leraar mag zich niet beperken tot kennisoverdracht. Hij moet evolueren tot coach en leerlingen in contact brengen met kwalitatieve kennisbronnen."

Filters

Jongeren krijgen via hun opleiding mee hoe ze filters kunnen maken. Maar ook volwassen informatiejunks kunnen leren hoe het internet weer een vriend kan worden. "Als mensen klagen over een stresserend teveel aan informatie, dan moeten zij inzien dat ze dit zélf kunnen en moeten verhelpen", zegt Clo Willaerts, internetprofessional en schrijfster van het boek 'The Conversity Model'. Volgens haar is het sleutelwoord 'filters'. Filters analyseren de inhoud van opgevraagde websites en beslissen of die inhoud al dan niet getoond wordt. Er bestaan veel soorten filters, zoals human filters, technische filters en trusted filters.

Via 'human filters' geven vrienden elkaar belangrijke of leuke weetjes door. "Ik filter informatie voor de mensen die mij volgen", vertelt Willaerts. "Ik heb onder andere een 'webvideo van de dag'. Ik zie dagelijks misschien wel tien video's op Youtube, maar van slechts één ervan vind ik dat de rest die ook moet zien. Mensen volgen mij, net omdat ik een webvideo van de dag heb, een site van de dag, een vraag van de dag... Ik filter als persoon alles wat ik zie."

Nieuwsfilters

'Technische filters' selecteren relevante informatie, op websites als Twitter of Facebook. "Voorbeelden zijn Flipboard en Paper.li. Nadat je je Twitter- of Facebookaccount hieraan koppelt, kan je zoals in een echte krant de verschillende artikels lezen die je vrienden aanraden, zonder toeters en bellen."

'Trusted filters' gaan na of informatie al dan niet correct is. Journalisten kunnen bijvoorbeeld alle informatie lezen en controleren op geloofwaardigheid. Zo filteren ze de informatie voor de lezer op grond van betrouwbaarheid. "Mensen selecteren nieuws op basis van de informatiebron. Ze geloven bijvoorbeeld in het nieuws op de VRT-site en laten andere media aan hun neus voorbijgaan. De functie van de openbare omroep bestaat er dan ook in het juiste nieuws naar buiten te brengen, te filteren uit een overvloed aan informatiebronnen", aldus Willaerts.

Een korrel zout

Volgens Jim Stolze is infobesitas een reëel gevaar voor iedereen die toegang heeft tot het internet. Willaerts is het daar niet mee eens: "In de praktijk loopt het zo'n vaart niet. Net als gruwelijke sprookjes om kinderen te waarschuwen voor gevaar, maakt dit soort stemmen de mens alert. En dat is nodig, maar niet voor iedereen."

Ook Pieter Sprangers denkt dat we ons niet te veel zorgen moeten maken. "Toen de boekdrukkunst zijn opgang maakte, betekende dat ook een 'revolutie' voor de informatieverspreiding in de wereld. Mensen springen daar nu ook verstandig mee om." Stefan Kolgen treedt hem hierin bij: "Ingrijpende veranderingen zorgen eerst voor een hele hoop chaos. Kan de mens er eenmaal mee omgaan, verstoort weer iets anders de orde. Dat is leerrijk en cyclisch." Maar - zoals bij alle uitwassen en verslavingen - mogen we niet alles aan het toeval overlaten. "Mensen verstandig leren omgaan met technologie en informatie blijft de boodschap. En die uitdaging moeten we steeds opnieuw aangaan", aldus Sprangers.

© 2011 - StampMedia/Erasmus Hogeschool Brussel - Emilie Laurent


Dit artikel werd gepubliceerd door Achterhetnieuws.be op 17/06/2011
Dit artikel werd gepubliceerd door Radiovisie.eu op 20/06/2011