(Apache) VUB-politicoloog Dave Sinardet en VRT-journalist Ivan De Vadder ontwijken de mogelijkheid om participatie-initiatieven zoals G 1.000 of De Vragende Partij een beslissend karakter te geven. De Nederlandse professor Piet Bakker vindt dit een gemiste kans. "Zij durven niet buiten de vastgeroeste regels te denken. Maar net dat maakt het internet mogelijk. Het debat kan er gewoon doorlopen."
Sinardet en De Vadder zijn als de dood om een parallel systeem naast de klassieke democratische instellingen zoals het parlement of de gemeenteraad op te richten. De verkozen politici moeten de beslissingen blijven nemen, benadrukken ze tijdens het debat over de ‘Vijfde macht’, georganiseerd door Apache en de VUB-onderzoeksinstelling Emsoc en gemodereerd door Ike Picone (VUB). Hun burgerparticipatie-initiatieven blijven daarom beperkt tot waarschijnlijk een eenmalige worp zonder opvolging. De redactie van de VRT overweegt de besluiten van De Vragende Partij enkel over twee jaar nog eens van onder het stof te halen. De G 1.000 presenteren op 11 november hun eindbesluiten, maar wat daarna gebeurt, is door financiële perikelen onduidelijk.
Sinardet benadrukt echter dat hij graag de G1000 een permanent karakter wil geven. Hij vindt immers dat een digitale vorm van participatie structureel in het beleid ingebed moet worden. Enkel mag het de taak van het parlement niet overnemen. “Het moet aanvullen”, aldus de politicoloog.
Gebrekkige opvolging
“Het gebrek aan opvolging is een bron van frustratie”, weet Bakker voorts. “Je hebt iets op de rails gezet, maar uiteindelijk doe je daar niets mee. Dan riskeer je gefrustreerde deelnemers.” Die gebrekkige opvolging uit zich vaak in de media: “Ik stel vast dat relatief weinig journalisten actief hun stukken opvolgen of via sociale media in het debat dat ze zelf hebben opgestart durven mengen.” Die houding keert ook terug in de burgerinitiatieven die ze oprichten, meent Bakker. “De burgers melden iets, treden even in discussie waarop de politicus zegt ‘We nemen het idee mee’. En dat terwijl iedereen weet dat ze verder niets met dat idee zullen aanvangen. Je moet op dezelfde nagel blijven hameren en elke week of maand vragen waarom het probleem niet is opgelost. Dan pas bereik je resultaat.”
Bakker vindt ook dat media in een wereldje opgesloten zitten waar ze niet durven uitkomen. Daardoor missen ze talrijke discussies die niet door politici, invloedrijke belangengroepen of concurrerende media naar voren worden geschoven. “Er is geen plek op de wereld waar De Standaard beter wordt gelezen dan op de hoofdredactie van De Morgen, en omgekeerd”, weet Bakker. “Dat maakt dat andere stemmen niet gehoord worden. Er zijn andere agenda’s die niet gevolgd worden. Via het internet krijgen we zicht op een wereld die niet in de focus van de oude media zit. Goede journalisten kijken daar naar en pikken dat op”, aldus Bakker.
Meer discussie
De Nederlandse professor wil ook de indruk uit de wereld dat burgerparticipatie op het internet gefaald heeft. Hij geeft toe dat de verwachtingen té hoog gespannen waren. “Er is niet gebeurd wat werd gedacht, maar er gebeuren wel heel fijne en boeiende dingen. Het aantal mensen dat nu reageert op artikels is veel hoger dan het aantal lezersbrieven vroeger. Wat er mee gebeurt en hoe de reacties worden gemodereerd, is een andere zaak. Maar is het glas nu half vol of half leeg? Vroeger was er alleszins niets in het glas.”
Journalisten kunnen de kwaliteit van de discussies naar omhoog tillen door er tijd in te steken, weet Bakker voorts. “Zelf reageren en modereren levert een beter debat op. Journalisten die dit doen, hebben zonder meer een voorsprong op de rest. Maar het is zeer arbeidsintensief”, weet Bakker. “Vroeger dacht men, ‘Zet de kraan maar open en dan komt het wel’. Vandaag weten we dat je moet investeren en modereren. Een platform dat zichzelf in stand houdt, bestaat niet. Van zodra je als auteur of journalist zelf tussenkomt, krijgt de discussie een extra dimensie. Dat is arbeidsintensief, maar het rendeert ook.” Hij besluit dat eigenlijk enkel een publieke omroep dit kan doen en verwijst naar enkele mooie voorbeelden bij de Britse omroep BBC.
De Vragende Partij
“Het is niet onze hoofdopdracht, maar het is vast en zeker zinvol”, zegt De Vadder over De Vragende Partij. “Commerciële media vinden dat het niet de taak van de openbare omroep is om actief te zin op internet, maar ik hoor nooit waarom dat dan zou moeten zijn.” Volgens Bakker zou een initiatief zoals De Vragende Partij bij een commerciële zender nooit plaatsvinden.
De Vadder is best fier op de realisaties van ‘zijn’ De Vragende Partij. “Het is een heel boeiende ervaring geweest. We hebben met vallen en opstaan geleerd. We hebben zeker en vast fouten gemaakt, maar de eindbalans is positief: mensen hebben dingen voorgesteld, we hebben het gevraagde debat met politici gekregen en er is positie gekozen. Ons eerste doel was om op een laagdrempelige manier een discussie op gang te krijgen. Dat is ons gelukt. We hebben 891.000 bezoeken geteld, waarvan 260.000 unieke bezoekers. We hebben 3.200 politieke beloften neergeschreven. Je kan dus wel zeggen dat mensen de weg naar ons hebben gevonden.”
De samenwerking tussen de redacties kon nog beter, vindt De Vadder. “De VRT is een huis met vele kamers. Je hebt de online redactie, televisie en radio. Het is jammer dat radio en televisie nauwelijks wat hebben gedaan met De Vragende Partij. Het materiaal lag voor het rapen, maar de houding ‘daar zijn de mannen van online weer’ zit nog te ingebakken. daar moeten we vanaf.”
Representativiteit
Ook de context speelt een rol. Volgens De Vadder zorgde het uiteindelijke succes van de formatie ervoor dat de (media)aandacht voor de G 1.000 verslapte. Bij De Vragende Partij vond hij dat de spreiding over vier maanden te lang was. “Ideeën die in het begin van de vier maanden aan bod kwamen, hadden niet dezelfde impact meer eens de politici aan bod kwamen.” De Vadder wilde de oefening in een korte, intensieve sessie van anderhalve maand gooien, maar intern is uiteindelijk anders beslist.
Een ander teer punt van De Vragende Partij komt ook bij de G 1.000 terug: representativiteit. “Bij de G 1.000 hebben we heroïsche discussies gevoerd over de manier waarop we ons panel zouden samenstellen”, herinnert Sinardet zich. “Door het ad random te doen, vermijd je dat de usual suspects – zeg maar de goed georganiseerde actiegroepen en de burgers die al zeer actief zijn – te veel op de voorgrond komen. Die bedenking kan je ook maken bij De Vragende Partij. In Antwerpen zag ik dat de thema’s in de top drie duidelijk doorgeduwd waren door actiegroepen zoals Straten-Generaal en Ademloos.”
Vanuit het publiek kwamen dan weer vooral vragen over de impliciet individualistische aanpak van initiatieven als de Vragende Partij. Burgers worden immers aangesproken op individueel niveau. Waarom moet het middenveld vermeden worden? Waarom mogen actiegroepen hun stempel niet drukken? Volgens Sinardet is het geen kwestie van niet mogen. hij wijst erop dat net die groepen al via de oude mediakanalen aan bod komen. Initiatieven zoals de G 1.000 kunnen net een andere stem die ook belangrijk is laten horen”, laat hij weten.
© 2012 - Apache.be - Bram Souffreau en Tom Cochez
Dit artikel verscheen eerder op Apache en kadert in een samenwerking tussen StampMedia en een aantal onafhankelijke nieuwsmedia waaronder Apache.