(PIDMAG) Ook in de jaren tachtig kende de Belgische economie een diepe crisis die leidde tot een grote jongerenwerkloosheid. Is de geschiedenis zichzelf aan het herhalen?

Volgens Marc De Vos, directeur van de onafhankelijke denktank Itinera Institute, hadden we in de jaren tachtig een stagnerende economie met stijgende prijzen, die een negatieve spiraal creëerde. Daardoor raakte de economie in een recessie verzeild. “Toch wel sterk vergelijkbaar met wat we nu hebben, al is de situatie van nu veel ernstiger”, vindt De Vos. “Men dacht dingen gewoon op te lossen door ze simpelweg dicht te smeren. Dat heeft nu een diepere crisis als gevolg.”

Volgens arbeidssocioloog Erik Henderickx ligt het probleem van de huidige crisis ook bij het onderwijs. “Het secundair onderwijs moet sterker inzetten op het motiveren van jongeren door school en werk beter op elkaar af te stemmen. Het bezitten van een diploma en professionele competenties speelt een essentiële rol bij het vinden van een job.”

 

Belgische frank

Het grootste verschil tussen de crisis van nu en die van de jaren tachtig ligt volgens Marc De Vos in de devaluatie. “Destijds was die waardevermindering van de Belgische frank een oplossing voor de crisis, maar vandaag maken we deel uit van de eurozone en is dat niet meer mogelijk. Nu kunnen we niet anders dan bezuinigen. Omdat alles internationaal verweven is, zijn de methodes om de crisis aan te pakken minder evident.”

In de jaren tachtig trof de overheid de jongeren door haar investeringen terug te schroeven. Ook nu zijn verstandige impulsen nodig. Volgens Erik Henderickx moet er geïnvesteerd worden in flexicurity: flexibiliteit die van de werknemers moet komen en werkzekerheid waarvoor de werkgevers moeten zorgen.

 

 

Generatie X

Men verwees indertijd naar de jonge werklozen met de naam Generatie X of Generatie Nix. Volgens Henderickx is die naam nu niet van toepassing. “Het is vooral aan de jonge werklozen zelf om initiatief te nemen. Gezien de demografische evolutie zullen jongeren moeten investeren in leren om terecht te kunnen op de arbeidsmarkt. En flexibeler werken wordt steeds meer de norm.”

In de jaren tachtig werden allerlei statuten en programma’s ingevoerd om de grote jeugdwerkloosheid tegen te gaan. Het Bijzonder Tijdelijk Kader (BTK) en het Derde Arbeidscircuit (DAC) zorgden voor jobcreatie. Maar volgens Marc De Vos waren er aan die statuten niet alleen voordelen verbonden: enerzijds ging er geld naar jongeren die zonder die statuten ook een job zouden hebben gevonden, anderzijds namen sommige werkgevers mensen aan enkel voor de financiële voordelen.

De leeftijd van het vervroegd pensioen verlagen was destijds een andere maatregel om jonge werklozen te activeren. Het was de bedoeling dat de vervroegd gepensioneerden plaats zouden maken voor jongeren op de arbeidsmarkt. Maar veel succes had die maatregel niet. “Door het brugpensioen werd de mindset van de werknemers en werkgevers te veel gericht op vroeger stoppen”, zegt De Vos. Anno 2013 slaat de slinger weer de andere kant uit: langer werken, later met pensioen.

Volgens Erik Henderickx ligt het probleem van de arbeidsmarkt niet noodzakelijk bij de jonge werklozen, maar bij de 45-plussers. Hun kansen op een nieuwe baan zijn namelijk klein. Jonge mensen zijn goedkoper, fris geschoold en zouden dus makkelijker aan de bak komen. Toch lijkt het fenomeen FIFO (First In, First Out), dat in de jaren tachtig veel voorkwam, ook nu een probleem te vormen.

 

 

10.000 stages

Federaal minister van Werk Monica De Coninck wil nu 10.000 stageplaatsen creëren. Marc De Vos: “Daar schuilt wel een valkuil. Als mensen die ook via de normale kanalen een job gevonden zouden hebben, vastzitten in een stage, dan is dat een probleem. Men moet ervoor zorgen dat alleen mensen die niet aan bod komen op de arbeidsmarkt in dat systeem stappen.

Erik Henderickx staat achter het plan van de minister: “Als men langer dan zes maanden werkloos is, moet men een verplichte stage volgen om zo werkervaring op te doen of een verplichte bijscholing van de VDAB volgen om zijn competenties te versterken.”

Marc De Vos besluit: “Ik hoop dat de moeilijkheden van nu de jongeren een boost geven om niet te rekenen op anderen, maar hun lot in eigen handen te nemen.”

© 2013 - StampMedia - Saena Chakkar & Hans Kemme, Illustratie: Renée Van Zadelhoff & Lien Teblick

 

 

 


==

 

 

 

"Ons beleid was gebaseerd op verbeeldingskracht"

Michel Hansenne (PSC) was minister van Werk tussen 1981 en 1988, midden in een diepe crisis.

Cockerill-Sambre-periode Bezoek aan Luik in de woelige Cockerill-Sambre-periode (december 1982). V.l.n.r. Jean Gol, Wilfried Martens en Michel Hansenne.

Hoe bent u minister van Werk geworden?
Na de verkiezingen van 1981 heb ik aan mijn partij gevraagd om federaal minister te mogen worden. Ik kreeg de post van Werk, omdat niemand anders daar zin in had. Misschien was ik naïef of pretentieus, maar ik dacht dat ik mee het verschil kon maken.

Wat voor een economische crisis was er in de jaren tachtig?
Eigenlijk waren er twéé crisissen. Er was een structurele crisis, omdat wij enkele verouderde sectoren hadden waarmee we niet meer competitief waren in Europa: textiel, steenkolen, staal... Daarnaast was er ook een financiële crisis, vergelijkbaar met die van vandaag. Het grote verschil met toen schuilt in de mondialisering. Europa moet zich nu positioneren in een geglobaliseerde wereld. Er is nog een ander verschil: de opeenvolgende staatshervormingen hebben ervoor gezorgd dat heel wat bevoegdheden van het departement Werk naar de regio’s zijn gegaan. Ik kan daarom niet oordelen over huidig minister van Werk Monica De Coninck, omdat er volgens mij bijna geen Belgisch beleid meer bestaat.

De werkloosheidscijfers stegen van 3,4% in 1972 naar 18,5% in 1983. Welke maatregelen heeft u toen genomen?
Wij zijn vooral creatief geweest. Een eerste maatregel was om de arbeidsduur en de salarissen te verlagen. Dat waren de zogenaamde ‘Hansenne-experimenten’. Daarnaast kostten de werkloosheidsuitkeringen de staat vele miljoenen. Die kost probeerden we op te vangen door iedereen voor dezelfde prijs weer aan het werk te krijgen. Tenslotte pasten we de wetgeving omtrent tijdelijke werkkrachten aan, zodat die mensen beter beschermd werden. Die wet wordt ook nu nog toegepast.

Vooral de jongeren werden door de crisis van toen getroffen. Allerlei nieuwe arbeidsstatuten en -programma’s werden opgericht als oplossing. Jullie leken het zelf niet goed te weten.
Het is evident dat iedere crisis de jonge generatie treft: als de arbeidsmarkt in de problemen komt, dan zijn het de nieuwkomers die het hardst getroffen worden. Wij richtten ons op voortijdige schoolverlaters en ontwikkelden nieuwe methodes om werk met leren te combineren. We hebben bij wijze van spreken duizenden formules moeten bedenken, omdat er evenveel problemen waren. Ik blijf vinden dat dat niet de uiting was van onmacht, maar vooral van een rijke verbeeldingskracht.

Hoe lang denkt u dat de huidige crisis nog zal blijven aanslepen?
Het zal lang duren voor we ons mondiale evenwicht terugvinden. Uw generatie zal misschien niets anders meer kennen dan crisissen. Daarom moeten we proberen om in deze crisis ook positieve elementen te vinden.

© 2013 - StampMedia -Nasira Akaouch  & Luis Muñoz
Deze artikels verschenen eerst in PIDMAG, het magazine van StampMedia op 27/03/2013

 

 

 

 


 

Dit artikel werd gepubliceerd door Allesoverjeugd.be op 06/04/2013