© Simon Van den Bergh

‘De Vlaamse kleedkamer kan veel kleurrijker’, schreef De Morgen eind 2017. Maar dat mensen met een migratieachtergrond weinig de weg vinden naar de traditionele Vlaamse sportclub, wil niet zeggen dat ze niet aan sport doen. Sociaal-sportieve praktijken combineren sport met sociaal werk. ‘Zij tonen een heel ander diversiteitsverhaal."

Burgers sporten nergens zo gescheiden als in Vlaanderen, zo bleek uit Europees onderzoek naar sociale inclusie en vrijwilligerswerk in sportclubs uit 2017, waaraan de KU Leuven en 1.002 Vlaamse clubs deelnamen. 82% van de Vlaamse sportclubs bestaat voor 10% of minder uit mensen met een migratieachtergrond. In 36% van de clubs heeft helemaal niemand een migratieachtergrond. Op dat vlak scoort Vlaanderen rond het Europese gemiddelde. Maar met slechts 2% van de sporters behorend tot een etnische of culturele minderheid duikt het onder het gemiddelde van 4%. En dat in Vlaanderen maar liefst 50% (gemiddeld 22%) van de mensen uit een minderheidsgroep enkel sport met mensen uit diezelfde groep, maakt van ons de slechtste van de klas.  

‘In de eerste plaats is het doel niet de gemengde sportclub, maar gelijke sportkansen voor iedereen.’ (Bart Rogé, directeur Demos)
Bron: 'Onderzoek naar sociale inclusie en vrijwilligerswerk als uitdagingen voor sportclubs' (2017)

’We willen wel een gemengde sportclub, maar het lukt niet goed’, kopte De Morgen (24/11/17). Hoofdonderzoeker en sportsocioloog Jeroen Scheerder (KU Leuven) wees op een zware ondervertegenwoordiging van mensen met een migratieachtergrond. Bart Rogé is directeur van Demos, een kenniscentrum dat werkt aan gelijkheid en participatie in de cultuur-, jeugdwerk- en sportsector. Op de site van Demos reageerde hij op het artikel in De Morgen. ’Dat we graag in homogene groepen sporten, hoeft niet onnodig geproblematiseerd te worden. In de eerste plaats is het doel niet de gemengde sportclub, maar gelijke sportkansen voor iedereen, en dus: erkenning en steun voor verschillende soorten sportaanbieders’, aldus Rogé. De sociaal-sportieve praktijken tonen volgens hem een heel ander diversiteitsverhaal.

Sportclub én sociaal project

Met sociaal-sportieve praktijken worden verenigingen bedoeld waar de sociale en sportieve dimensies elkaar versterken. Naast het aanbieden van sport maken ze gebruik van methodieken die ook in het sociaal werk gangbaar zijn. Pieter Smets is stafmedewerker sport bij Demos. In samenwerking met de Vrije Universiteit Brussel doet hij onderzoek naar het potentieel en de problematiek van zulke verenigingen. Hij schreef zijn bevindingen neer in een blogreeks. ‘Ons stedelijk sportlandschap wordt steeds diverser’, zegt Smets, ‘In de laatste decennia ontstond bijna geruisloos een nieuw en erg gevarieerd sportverenigingsleven.’ Ook professor Scheerder ontkent het potentieel van sociaal-sportieve praktijken niet. ‘Integendeel. Maar als je een wetenschappelijk representatief staal neemt, merk je dat ze nog steeds fel in de minderheid zijn. Dat is het resultaat van ons onderzoek uit 2017, en valt niet te ontkennen. Wel verdienen ze meer aandacht vanuit het beleid. Eerder deden we onderzoek naar sociale innovatie bij the Belgian Homeless Football Cup en daar hebben we het potentieel empirisch kunnen vaststellen.'

Zo zijn er sportieve zelforganisaties die ontstonden vanuit de nood om zich te vereniging binnen een gemeenschap of buurt. Een groot deel daarvan speelt in op sociale noden en wordt geleid door mensen met een diverse migratieachtergrond. Bijvoorbeeld: een sportclub voor en door vluchtelingen.  Daarnaast zijn er anders georganiseerde sportverenigingen. Terwijl veel sportclubs in de jaren 90 nog volledig op vrijwilligers draaiden, ontstond een parallel circuit met professionele werkkrachten. Vanuit diverse hoeken organiseerden zij een alternatief sportaanbod voor een maatschappelijk kwetsbaar publiek op school, in het buurthuis of op pleintjes. Aanvankelijk werd dat gezien als een laagdrempelige, tijdelijke opstap naar het reguliere sportcircuit, maar sommige van deze initiatieven groeiden uit tot duurzame sportaanbieders. Bijvoorbeeld: een Braziliaanse jiu-jitsuclub met een breed buurt- en schoolnetwerk of een Brusselse boksclub met een specifieke focus op kwetsbare jongeren. Verder zijn er traditionele sportclubs die, als antwoord op de uitdagingen van de nieuwe stedelijke realiteit, voor een sociale focus kiezen en samenwerken met professionele werkkrachten. Bijvoorbeeld: City Pirates Antwerpen dat tegelijk een klassieke voetbalclub én een sociale werking is. 

Bart Rogé: ‘We moeten nastreven dat zulke initiatieven dezelfde erkenning krijgen als traditionele clubs, dat ze even gemakkelijk de weg vinden naar subsidies en ondersteuning van sportdiensten en federaties.’ Pieter Smets beaamt: ‘De toegang tot subsidies is vaak beperkt doordat zulke organisaties tussen twee beleidsdomeinen invallen. Daarom is het belangrijk dat hun meervoudige identiteit erkend wordt en dat er wordt nagedacht over hoe deze nieuwe sportclubs ondersteund kunnen worden.’

‘De toegang tot subsidies is vaak beperkt doordat sociaal-sportieve praktijken tussen twee beleidsdomeinen invallen.’
(Pieter Smets, stafmedewerker sport Demos)

Een gemeenschappelijke pedagogie

Zeno Nols (Vrije Universiteit Brussel) rondde in 2018 zijn doctoraat af over de pedagogie en de impact van de sociaal-sportieve praktijk. Vier jaar lang werkte hij samen met zes Vlaamse en Brusselse sociale sportclubs: ‘Antwerp Wolf Pack Basketbal’, ‘City Pirates Antwerpen’, ‘Kras Sport Antwerpen’ (zaalvoetbal), ‘Brussels Boxing Academy’, ‘Brussels Brazilian Jiu-Jitsu Academy’ en ‘Opboksen Genk’. De aanwezigheid van zulke initiatieven in deze steden hoeft niet te verbazen. De populatie is er superdivers en er bestaat veel armoede, zeker in bepaalde wijken. Op de site van Demos vatte Nols zijn onderzoek samen.

Nols ondervond dat de clubs, ondanks onderlinge verschillen, een gemeenschappelijke pedagogie hanteren, die steunt op verschillende waarden als rechtvaardigheid, solidariteit, gelijkheid en respect. In samenwerking met trainers en andere omkadering speelt hij in op hun concrete noden en maakt hij de sport toegankelijker. ‘De meeste praktijken proberen het lidgeld laag te houden, gaan op zoek naar kortingstarieven vanuit de stad of denken familietarieven uit. Ze maken betalen in schijven mogelijk of stellen iets oudere leden voor om een deel van hun lidgeld terug te betalen via vrijwilligerswerk’, aldus Nols.

‘De pedagogie van sociale sportclubs is gebaseerd op waarden als rechtvaardigheid, solidariteit, gelijkheid en respect.’
(Zeno Nols, Vrije Universiteit Brussel)

Daarnaast proberen de coaches een vertrouwensband op te bouwen met de jongeren. Ze zijn eerlijk, tonen respect en geven hen persoonlijke aandacht, waardoor gevoelige zaken, zoals problemen in de thuissituatie, gemakkelijker bespreekbaar worden. Verder werken ze aan een positieve identiteitsontwikkeling. Via reflectiemomenten, individueel of in groep, zoeken ze naar antwoorden op allerhande levensvragen, zoals: ‘Wie ben ik?’ en ‘Hoe wil ik me engageren in de samenleving?’.

De praktijken creëren ontplooiingskansen voor jongeren door activiteiten te organiseren die hun leefwereld verbreden, bijvoorbeeld een trektocht in de bergen, of door hen in te schakelen als vrijwilliger. Tot slot onderhouden de clubs contacten met ouders en leerkrachten of bieden ze huiswerkbegeleiding aan. Sport kan zo als trigger dienen tot het behalen van goede schoolresultaten.

‘Maar’, waarschuwt Nols, ‘sport is geen sluitend middel om armoede, discriminatie of schooluitval aan te pakken. Het kan jongeren helpen om tijdelijk te ontkomen aan de kwetsbare situaties waarin ze opgroeien, maar het kan niets veranderen aan hun ervaringen buiten de sportclub: thuis, op school en op straat. Bovendien kan het niet verhelpen dat er jaarlijks meer kinderen in armoede worden geboren. Dat vergt structurele maatregelen vanuit verschillende beleidsdomeinen, op lokaal en vooral op bovenlokaal niveau.’

'Sport is geen sluitend middel om armoede, discriminatie of schooluitval aan te pakken, maar het potentieel wordt nog steeds onvoldoende benut.’ (Zeno Nols, Vrije Universiteit Brussel)

Het potentieel van zulke praktijken wordt volgens Nols nog steeds onvoldoende benut. ‘Zo kwetsbaar de doelgroep van sociaal-sportieve praktijken, zo kwetsbaar zijn ze zelf binnen het sportlandschap. Enerzijds moeten ze voortdurend op zoek naar middelen om hun sociaalpedagogisch werk te financieren, waardoor er minder tijd kan worden besteed aan dat werk zelf. Anderzijds is er een tekort aan gekwalificeerde trainers die over de nodige sociaalpedagogische bagage beschikken. Daarom zou het bestaande sportopleidingsaanbod herdacht moeten worden. Gelukkig erkennen sommige overheden dit vraagstuk intussen wel. Met het platform voor sociaal-sportieve praktijken van Demos hangt er een momentum in de lucht om van onderuit het toekomstige beleid mee uit te tekenen’, zo meent Nols.  

© Zeno Nols

De krachten bundelen

Op 16 mei 2019 organiseerde Demos voor het eerst een platform voor sociaal-sportieve praktijken. ‘De bedoeling is om verschillende hybride sportverenigingen samen te brengen en zo de krachten te bundelen. Een traditionele sportclub met sociale ambities heeft veel te leren van een sportieve zelforganisatie, en andersom. Zo kunnen we samen op zoek gaan naar oplossingen voor gedeelde noden en naar strategieën om meer te gaan wegen op het sport- en vrijetijdsbeleid’, zegt Smets. ‘We willen elkaar versterken en zichtbaar maken.’ 

City Pirates Antwerpen is een traditionele voetbalclub die het over de sociale boeg gooide. Onder het motto ‘voetbal de motor, sociaal engagement de brandstof, diversiteit de kracht’ ging het van 169 leden in 2004 naar 1200 leden vandaag.

De club vestigde zich in superdiverse wijken als Linkeroever, Luchtbal, Dam en Deurne-Noord. Matej Majstorovic (26) is er in dienst als maatschappelijk werker. ‘Maar bij huisbezoeken draag ik gewoon een trainingspak. Zo nemen jongeren en ouders mij sneller in vertrouwen en komen de hulpvragen meestal vanzelf. We proberen te helpen bij de financiële organisatie, fungeren als tussenpersoon bij schuldeisers, vertalen brieven en bij dieperliggende problemen verwijzen we door naar andere organisaties. Daarnaast bieden we huiswerkbegeleiding aan en gaan we op schoolbezoek.

Zo trachten we voetbal als positieve motivatie te gebruiken. Doordat we onze jongeren op de club, bij hen huis én op school zien, krijgen we een totaalbeeld van hen en kunnen we bij noden kort op de bal spelen.’ Vorig jaar won voorzitter Michel Pradolini de Burgerschapsprijs van de Stichting P&V. Eerder won de club ook de Uefa-prijs. ‘Daardoor worden we zichtbaarder en krijgen we erkenning en steun van de stad.

Maar de voorzitter pompt er ook gewoon veel van zijn eigen geld in. We hebben vijf sociaal werkers in dienst, maar daarnaast rekenen we zoveel mogelijk op vrijwilligerswerk. Het is vaak improviseren en daardoor lijken we soms meer op een jeugdbeweging. We hebben nood aan infrastructuur en personeel om extra kinderen op te vangen, want er staan maar liefst 400 kinderen op de wachtlijst. Het is echter afwachten op welke manier en in welke mate de stad ons daarbij zal bijstaan.’


Dit artikel werd gepubliceerd door Voltraweb.be op 25/06/2019

vorige volgende