(ExtraSport) Exact honderd jaar geleden werd in Zwitserland het eerste nationale kampioenschap veldrijden gehouden. Reden genoeg voor ons om eens in de geschiedenis te duiken van het Zwitserse veldrijden. Het is een reis in de tijd waarin 'vergane glorie' zowat centraal staat.

Het veldrijden werd niet altijd gedomineerd door Vlamingen. De eerste negen wereldkampioenschappen werden gewonnen door een Fransman. Pas in 1966, het zeventiende WK veldrijden dat georganiseerd werd, was het met Erik De Vlaeminck raak voor ons. Al kenden we voor 1950 al wel het Critérium International de cyclo-cross, zeg maar het officieuze WK veldrijden, dat steevast in Frankrijk werd gehouden. Deze wedstrijd werd tussen 1924 en 1949 twintig keer verreden en werd 15 keer gewonnen door een Fransman. Leuk om weten is dat onder andere tweevoudig Belgisch Tourwinnaar Sylvère Maes in 1933 dit kampioenschap won. Niet België, maar Frankrijk is de bakermat van het veldrijden. In 1902 werd het eerste Franse kampioenschap cyclocross verreden. In België was dat in 1910 en vrij snel daarna volgde Zwitserland in 1912. Dat laatste land wekt onze interesse. Zwitserland heeft vele sterke cyclocrossers gekend en heeft een traditie in de cross die nu helemaal lijkt weg te smelten als sneeuw voor de zon.

De beginjaren

De eerste Zwitserse kampioen veldrijden heet Henri Rheinwald. Tenzij je een wielerhistoricus bent die doctoreerde in Zwitsers wielrennen, zegt de naam je waarschijnlijk niets. Toch is hij vermeldenswaardig. Hij typeert de eerste veldrijders, zij waren namelijk zeer veelzijdig in tijden dat specialisatie nog niet aan de orde was. Rheinwald kon dan ook alles. Hij werd in 1912 naast cyclocrosskampioen van zijn land ook nationaal kampioen in de sprint op de baan en op de weg. We vermelden dit gewoon maar om je een gedacht te geven van diens veelzijdigheid. Hij werd dan ook niet voor niets de Leeuw van Genève genoemd. Hij was in 1914 trouwens ook de eerste laureaat van het enkele jaren geleden door financiële perikelen teloorgegane Kampioenschap van Zürich.

Zwitserland bewaarde zoals vaak de neutraliteit in de Eerste Wereldoorlog. Hierdoor kon het Zwitsers kampioenschap blijven doorgaan. Waar het Belgische kampioenschap meerdere onderbrekingen kende (zo werd in 1921 pas het vijfde BK georganiseerd), kent Zwitserland enkel in 1943 geen nationaal kampioenschap. Zo staat dit weekend ook voor de honderdste keer Zwitserse kampioenschap veldrijden op het programma. Al zal er niet veel te vieren zijn. Eén van de pioniers naast Rheinwald was ongetwijfeld Charles Martinet. Naast vijf keer kampioen van zijn land bikkelde hij ook kranig mee om het al eerder vermelde Critérium International de cyclo-cross, vaak een onderonsje van Fransen en Belgen. Zo reed hij er twee keer naar een derde plaats hoewel hij toen al in de nadagen van zijn carrière was. Martinet was immers succesvol in het begin van de jaren 20.

Sprong in de tijd

Om je niet te vervelen met allerhande onbeduidende namen maken we nu een sprong in de tijd. Zoals eerder al verteld werd het eerste officiële WK veldrijden gehouden in 1950. De eerste edities waren een uitsluitend Franse aangelegenheid. Het duurde tot 1959 voordat een niet-Fransman in de persoon van de Italiaan Renato Longo het WK won. Het weerwerk moest vooral van Zwitserse kant komen. Zo behaalde Albert Meier in 1952 brons op het WK en Bieri brons in 1954 en zilver in 1955. Voor ons Belgen was het tot 1957 met de in augustus overleden Firmin Van Kerrebroeck wachten op een eerste medaille, met name een zilveren. Het veldrijden was in zijn begindagen dus een internationalere aangelegenheid dan ze nu is. Dat is een objectieve vaststelling. De namen van Plattner en Gretener moeten we ook nog laten vallen. Beide heren zijn zes keer kampioen cyclocross van Zwitserland geworden in de jaren 50 en 60. Gretener was er ook steevast bij op het WK. Hij behaalde tweemaal zilver achter Erik De Vlaeminck en ook nog twee keer brons.

Maar dat was allemaal de voorbode van de jaren van melk en honing die zich situeerden eind jaren 70 en begin jaren 80. Albert Zweifel en Peter Frischknecht, die laatste is de vader van Thomas die we later nog zullen tegenkomen, domineerden zeker eind jaren 70 het veldrijden. Hierbij was Zweifel meestal de beste en moest Frischknecht meestal de duimen leggen. Zonder zijn landgenoot zou Frischknechts palmares er een pak mooier hebben uitgezien. Zweifel werd maar liefst vijf keer wereldkampioen veldrijden en hij won die titel steeds voor een landgenoot van hem. Zijn eerste drie wereldtitels behaalde hij voor Frischknecht, die van 1979 voor Gilles Blaser en die van 1986 voor Pascal Richard. De wereldtitel in 1986 was dus voor Zweifel nog een nakomertje en in feite een bekroning op zijn carrière. Er hangt aan die wereldtitel nog een verhaaltje vast. Het WK van 1986 is namelijk de geschiedenis in gegaan als WK van de schande. Ook toen zorgden parcoursen al voor de nodige ophef. De BWB moest een plaats aanduiden waar het WK zou worden gehouden. Lembeek legde het meeste geld op tafel, maar Asper kreeg na inspectie toch de aanduiding om het WK te organiseren. Hoogstwaarschijnlijk om een rechtszaak met Lembeek te ontlopen, duidde de BWB alsnog Lembeek aan om het WK veldrijden in 1986 te organiseren. En dat zorgde voor de nodige controverse. Het parcours was niet om aan te zien, Liboton gaf voortijdig op en Thaler, de titelverdediger, startte zelfs niet.

Liever bergen dan het veld

Peter Frischknecht lag dus vrij hard onder de knoet van Zweifel. Hoewel Frischknecht een topper was, nam Zweifel steevast de bovenhand. Zo ging het er ook aan toe op het Zwitserse kampioenschap. Zweifel won de titel maar liefst negen keer, Frischknecht won hem toch ook twee keer voor - jawel - Albert Zweifel. We kunnen misschien wel stellen dat Zweifel de meest vergeten topper in de geschiedenis van het veldrijden is. Het Zwitserse veldrijden kende dankzij hem ook een ongekende boost. Het crossen in Zwitserland floreerde, we kunnen wel stellen dat Zwitserland toentertijd het centrum van de cross was met naast Zweifel en Frischknecht ook renners als Blaser en later ook Pascal Richard. Die laatste kende naast een mooie veldritcarrière ook een succesvolle carrière op de weg. Richard slaagde er in 1988 in om Adrie Van der Poel van de wereldtitel te houden in het veld. Die laatste begon toen aan een reeks van vier zilveren medailles op rij op het WK veldrijden. Maar bekender is Richard waarschijnlijk van het feit dat hij in Atlanta Olympisch kampioen werd op de weg en in datzelfde jaar ook Luik-Bastenaken-Luik won.

Maar nadien werd het allemaal wat minder met het veldrijden in Zwitserland. Ze leverden nog wel toppers als Thomas Frischknecht, Beat Breu en Dieter Runkel. Die laatste is voorlopig de laatste Zwitserse wereldkampioen veldrijden. Hij bleef in 1995 Groenendaal en, een andere Zwitser, Beat Wabel voor. Thomas Frischknecht werd wereldkampioen bij de junioren in 1988. Hoewel hij toch succesvol was in het veldrijden, zette hij al vrij snel de stap naar het mountainbiken, een keuze die een trend bleek te worden bij Zwitsers. Zwitserland kent momenteel vele toppers in het mountainbike en sommigen onder hen zakken in de winter al eens af naar het veld, maar niet meer dan dat. Denken we maar aan Christoph Sauser die momenteel wat op de terugweg is, maar ook aan renners als Ralph Näf, Florian Vogel en Matthias en Lukas Flückiger. Al zien we deze laatste wel meer en meer in het veld opduiken. Maar voor de rest kiezen zij resoluut voor de mountainbike. Deze sport heeft een grotere uitstraling en wordt ook betwist op de Olympische Spelen. Zwitserland is dominant in het mountainbiken al durft daar ook wel eens een vervelende Tsjech (Kulhavyy) opduiken die de wereldtitel wegkaapt. Van waar kennen we dat nog?

Dat Christian Heule zes keer Zwitsers kampioen is kunnen worden, zegt meer over de dalende kwaliteiten in het Zwitserse crossgelid dan, met alle respect, over de kwaliteiten van Heule zelf. Momenteel is Heule zo wat aan het eind van zijn carrière, hij wordt in 2012 immers 37 jaar. Nu moeten de Zwitsers het doen met Marcel Wildhaber en Simon Zahner. Wie? Juist, het zijn niet meteen grote namen. Zahner was wel degelijk een toptalent, maar koos voor de weg. Hij lijkt nu op die keuze terug te komen. Maar op 28-jarige leeftijd is het geen evidentie om weer vol voor het veld te kiezen. Ook Wildhaber lijkt in een wereldbeker dichter en dichter naar de top tien op te schuiven. Meer dan een achterhoedegevecht leveren ze dus nog niet. Oh ja, er is ook nog een derde generatie Frischknecht op komst. Andri Frischknecht werd twee jaar geleden Zwitsers kampioen veldrijden bij de nieuwelingen. Wie weet zien we hem nog terug.

Wetzikonkantje

Ook van crossen organiseren hadden de Zwitsers wel kaas gegeten. Wetzikon is - excuseer was - een klassieker. Door geldperikelen verdwijnen steeds meer crossen in Zwitserland van de kalender. Crossen als die in Hittnau en Steinmaur zijn gedegradeerd tot tweederangscrossen. Vroeger trok de Superprestige ook al eens naar Zwitserland. Deze uitjes zijn ook voorbij. Een wereldbekerwedstrijd zit er voor Zwitserland ook niet meer in nu Wetzikon en ook Aigle, waar oh ironie de UCI zetelt, hebben afgehaakt. Getuige hier ook van begrippen in de cross zoals een 'Zwitserse omloop' of een 'Wetzikonkantje.' Dat laatste hoorden we in de Sporza-uitzending van de wereldbekermanche van Namen. We vonden hem te mooi om deze niet te vermelden. Hiermee wordt een schuin opkantje bedoeld, zeer lastig om daar het evenwicht op te bewaren. Diezelfde cross van Namen was misschien wel de spannendste van dit seizoen en viel dan ook te vergelijken met een Zwitserse omloop.

De evolutie van het veldrijden valt te spiegelen aan die van de Superprestige. Dit klassement kende in haar beginjaren een verscheidenheid aan crossen die ver buiten de grenzen van de Lage Landen werden verreden. Zo mocht Zürich-Waid vijf maal een manche voor de Superprestige organiseren en Wetzikon een veertiental keer waarvan een laatste keer in 2001. Sindsdien werden Italiaanse en Zwitserse crossen overboord gegooid. Nu is de Superprestige verengd tot een plaatselijk criterium met nog enkel een cross in het verre Gieten. Dit is natuurlijk ook te wijten aan een veelvuldigheid van crossen. Er vallen tussen zaterdag en zondag immers geen al te grote verplaatsingen te maken. Toch moet een weekendje crossen in Zwitserland of in een ander Europees land zeker lukken. De sport is in deze landen doodgebloed ondanks de rijke traditie. En dat is zonde. Zonder wedstrijden in deze landen te organiseren, zal de matige interesse helemaal wegebben en zullen Zwitserse talenten helemaal geen motivatie meer hebben om resoluut voor het veldrijden te kiezen. Dat Zwitserland dus een metafoor is voor de toestand van de cross had je intussen wel begrepen...

© 2012 - Extrasport - Matthias Vangenechten