(Extrasport) Delfine Persoon werd op 21 september voor de tweede keer wereldkampioene. Na haar WIBF-titel, kon ze toen ook de IBF-wereldtitel op haar naam schrijven (International Boxing Federation). Extrasport trok naar haar trainingszaal in Lichtervelde. Er volgde een interessant gesprek over vrouwenboksen, de onderwaardering ervan en het gebrek aan sponsoring.

Delfine, hoe ben je er eigenlijk toe gekomen om te gaan boksen?
Ik ben oorspronkelijk begonnen met judo. Van mijn zes tot 21 jaar beoefende ik deze sport op een hoog niveau. Ik deed dat gewoon graag, omdat ik die competitie nodig had. Ik moest er ook veel voor trainen en daar hou ik wel van. Op een bepaald moment kreeg ik echter problemen met mijn rug. Drie van mijn rugtussenwervelschijven waren beschadigd en ik moest noodgedwongen stoppen. Toen ik regentaat LO ging studeren, heb ik een tijdje tennis gespeeld. Dat was echter niets voor mij. Ik kon er mij niet genoeg in uitleven.

Hoe ben je dan toch de bokswereld ingerold?
Na drie jaar was ik afgestudeerd als regentes, maar aangezien je met dat diploma heel moeilijk werk vindt, ben ik aan de politieschool begonnen. Hierdoor kwam ik weer in contact met die gevechtssporten en uiteindelijk heb ik tijdens deze opleiding het boksen ontdekt. In het begin dacht ik zoals velen over boksen denken: boksen is marginaal en een crapuulsport (lacht). Maar ik deed het echt graag en ik ben toen eens komen proberen hier in de boksclub in Lichtervelde. Ik schrok er echt van hoe streng en gedisciplineerd het er hier aan toe ging. Na die eerste keer ben ik blijven komen, maar ik durfde dat in het begin niet vertellen aan mijn ouders. Ik verstopte zelfs mijn windels onder mijn bed! (lacht) Tot ik op een dag plots zelf thuiskwam met een blauw oog. Toen moest ik het wel vertellen. Ze schrokken toch wel even. Nu kennen mijn vrienden en mijn familie mij op die manier en steunen ze mij er ook wel in. De sport is zeer toegankelijk en absoluut niet duur. Een trainingsbroek, wat geld voor de lessen en je kan er aan beginnen.

Helpt je voorgeschiedenis als judoka je bij het boksen?
Het helpt wel op sommige vlakken. Mentaal had ik een stapje voor. Ik had ervaring met het competitieritme en ik kon al omgaan met de stress. Ook het één-tegen-ééngevecht, de contactsport, dat was niet echt nieuw. Op technisch vlak is het geen meerwaarde dat ik eerst judo heb gedaan: boksen is een totaal andere sport. Qua tactiek helpt het me wel, want ik let bijvoorbeeld meer op de passen van de tegenstander.

Hoe ben je dan uiteindelijk overgegaan tot competitie? Hoe wist je dat je er klaar voor was?
We hebben dat eigenlijk stilletjes aan opgebouwd. Eerst heb ik enkele amateurkampen gedaan. Ik ben toen Belgisch kampioene geworden. Ik won ook het Nederlands kampioenschap en versloeg de Franse kampioene. In de twaalf amateurkampen die ik deed, had ik alles bereikt. Op een bepaald moment zei m’n trainer: ‘Ofwel blijf je amateur ofwel ga je over naar de profs.’ Je moet weten dat de amateurs niet echt een grote structuur hebben in België. Op boksvlak lopen zij nog wat achter, zeker wanneer het gaat om subsidiëring. Die is er simpelweg niet. Er bestaat bijvoorbeeld ook geen nationale ploeg. Uiteindelijk was het voor mij beter om over te gaan naar de profs. Bovendien was het makkelijker te combineren met mijn werk, want zo kon ik mijn eigen planning wat sturen. Ik spaar bijvoorbeeld wat verlof op voor de maand voor een kamp.

Je maakte meteen furore in je eerste profkamp.
Inderdaad. Een kleine twee jaar geleden organiseerde de boksclub in Lichtervelde het Europees kampioenschap. Ik heb hier toen mijn eerste Europese titel behaald en stond die periode rond de achtste of negende plaats op de wereldranglijst. De trainer wou nog hoger mikken en hij maakte me stilaan klaar voor het WK. Een jaar later heb ik de toenmalig wereldkampioene, Lucia Morelli, uitgedaagd. Dat was voor de WIBF (Women’s International Boxing Federation). En dat was meteen een schot in de roos! Ik werd voor de eerste keer wereldkampioen!

Hoe ga jij eigenlijk om met zo’n kamp? En wat met de recuperatie nadien?
Aangezien ik het boksen moet combineren met een job, werk ik amper zes tot zeven kampen per jaar af. Indien ik niet zou gaan werken, zou ik er toch wat meer doen. De dag na een kamp ben je sowieso wel wat stijf, maar het is vooral opletten voor het hoofd. Het is best dat je je dan wat rustig houdt, want je weet nooit. Er kan altijd iets van je hersenen geraakt zijn bijvoorbeeld.
De twee weken die na een wedstrijd volgen, sport ik niet intensief. Ik ga wel lopen en ik doe wat oefeningen op de boksbal, maar in die periode ga ik nooit trainen in de ring. Ook mentaal moet je recupereren na zo’n kamp, omdat het enorm veel stress met zich meebrengt. Ik ben zelf een echte stresskip en daarom is ontladen erna noodzakelijk. Als ik wat minder nerveus zou zijn voor een wedstrijd, zou me dat zeker in de eerste ronden ten goede komen. Nu kom ik trager op gang of maak ik meer foutjes door de zenuwen. Het is niet omdat ik niet bang ben om slaag te krijgen, dat ik niet bang ben om af te gaan.

Je hebt nu al twee wereldtitels in twee verschillende bonden op zak. Wat zijn je verdere sportieve doelen?
Ons doel is om de wereldtitels in alle verschillende bonden te veroveren. Er zijn vier grote bonden. Op mijn volgende kamp, hopelijk in februari, kan ik een nieuwe titel aan mijn palmares toevoegen. Daar zal ik de huidige WBO-kampioene uitdagen (World Boxing Organization). Het zal spannend zijn, want ik zet dan mijn IBF-wereldtitel op het spel en zij haar WBO-titel. Wie wint, zal dus meteen in beide bonden wereldkampioene worden. De kamp is nog niet helemaal zeker, maar het moet financieel wel mogelijk zijn. Het is in eigen land en de kamp zal bovendien veel spektakel opleveren. Dan is het minder moeilijk om sponsors achter je te scharen. Momenteel sta ik tweede op de wereldranglijst bij de lichtgewichten (tot 61, 237 kilogram). Er staat nog een Argentijnse voor mij. Plannen om haar uit te dagen, zijn er nog niet onmiddellijk. Daar heb ik meer promotors voor nodig. Je mag nog de beste bokser zijn ter wereld, als je niemand achter je hebt staan om je financieel te steunen, sta je nergens. Wie weet lukt het binnen een maand of zes, zeven, want ik wil heel graag haar eerste plaats inpakken. Aan Olympische Spelen mag ik voorlopig niet denken. In Londen stond vrouwenboksen voor het eerst op het programma, maar enkel amateurs mochten hieraan deelnemen. Al denken ze er wel over na om professionals op termijn ook toe te laten op de Spelen. We zien wel.

Je moet veel doen en laten voor je sport. Hoe ziet een doorsnee trainingsweek er voor jou eigenlijk uit?
Ik doe twee krachttrainingen per week van telkens één uur. Vijf tot zes keer per week ga ik lopen. Meestal zijn dat lange duurtrainingen op een lage hartslag, dit om de basisconditie aan te scherpen. Één keer per week gaan we ook naar de zee voor een zwaardere looptraining in de duinen of doen we een sprinttraining op het sportplein. Dan heb ik ook vijf keer per week bokstraining, waarbij ik twee tot drie uur op interval train. Als ik het optel kom ik toch aan twintig uur per week. Mijn leven bestaat werkelijk alleen maar uit werken, trainen en slapen. Dat ik niet veel vrije tijd heb, stoort me eigenlijk niet. Ik mis niks.

Aan professionaliteit dus geen gebrek?
Klopt. Hard werken met weinig middelen is mijn leuze. Tijdens de trainingen kiezen we voor eerder primitieve oefeningen. Ik hoef geen duur fitnessabonnement. Mijn trainer zoekt regelmatig nieuwe oefeningen op het internet, zo blijft er voldoende variatie. Ik doe bijvoorbeeld oefeningen met een tractorband, door op de handen te lopen, een krachtbal tegen de muur te gooien… Voor het boksen zijn dergelijke oefeningen veel efficiënter dan in een fitnesscenter zware gewichten te tillen.
Ik moet ook wel wat op m’n voeding letten. Op 12 januari heb ik mijn volgende kamp, dus moet ik er nu in december weer volle bak op letten. Zo zal ik geen chocolade of frieten eten en zeker geen alcohol drinken. Door de alcohol wordt de lever veel gevoeliger en als je daar dan een slag op krijgt tijdens training of op de wedstrijd, moet je veel langer recupereren. Ik ben wel een redelijk grote snoeper, maar tijdens de maand voor een kamp probeer ik dat dan te vervangen door een proteïnereep bijvoorbeeld. Het is trouwens ook altijd weer streven naar het juiste gewicht. Nu zit ik er gegarandeerd weer boven! (lacht)

Je liet al enkele keren het woord sponsoring vallen. Hoe moeilijk is het om financiële steun te krijgen?
Ik krijg werkelijk niks. Ik heb geen recht op een Bloso-statuut, maar ik moet wel zoals iedereen mijn whereabouts invullen! (verontwaardigd) En dat terwijl ik nog eens fulltime ga werken en belastingen betaal. Mijn sport wordt gewoon niet erkend.
Ik moet bijvoorbeeld ook zelf mijn voedingssupplementen financieren. Dat gaat toch om zo’n vijfhonderd euro per maand. Daar komen dan ook nog eens bezoeken aan de kinesist bij. Zonder privésponsors is het gewoon niet mogelijk. Gelukkig heb ik in Lichtervelde een aantal mensen achter mij staan.

Weegt dit ook mentaal vaak niet zwaar door?
Aan de ene kant is het enorm frustrerend, maar aan de andere kant kan ik wel zeggen dat we dit alles zonder steun hebben bereikt. We hebben de wereldtitel helemaal zelf, met hulp van de Lichterveldse boksclub, behaald, zonder enige ondersteuning van de overheid.
Er is trouwens ook wel een positief aspect aan het feit dat er geen geld komt van buitenaf. In Italië bijvoorbeeld, waar het boksen erg populair is, kiezen de scheidsrechters sowieso de kant van de Italiaanse. Als je daar niet wint met KO, dan verlies je gegarandeerd op punten, puur omdat er zoveel geld meespeelt. In België zijn de scheidsrechters neutraal. Hier weet je tenminste waar je staat.

Heeft het feit dat je tweevoudig wereldkampioene bent iets veranderd aan de media-aandacht voor het boksen?
Ik legde me er al snel bij neer dat onze sport niet vaak aan bod komt in de media. Het is in België trouwens over de hele lijn zo met vrouwensporten, vind ik. Ik was bij de laatste vijftien genomineerden die in de running waren om Sportvrouw van het Jaar te worden, maar ik had voordien al kunnen denken dat ik de laatste drie niet zou halen. En dit ondanks mijn wereldtitels. Spijtig, zeker als je dan ziet dat Ann Wauters dit en vorig jaar wel bij de drie genomineerden zat, terwijl ze vorig jaar een kind op de wereld zette. Of vorig jaar bijvoorbeeld, toen Kim Clijsters won, terwijl Evi Van Acker wel tweede werd op het WK en het EK. Ik ben daarom echt blij dat zij dit jaar gewonnen heeft!

Is er een verschil op vlak van media-aandacht tussen Vlaanderen en Wallonië?
Ja, in Vlaanderen is er heel weinig belangstelling voor het vrouwenboksen. Bij de mannen is dat iets beter, met Sugar Jackson en Junior Bauwens. Toen ik vorig jaar in Antwerpen wereldkampioene werd tegen de Australische Erin McGowan, stond dat in het lang en het breed op de Australische websites. In Frankrijk en Armenië werd de kamp zelfs live uitgezonden op televisie. Ook in Wallonië is er veel meer aandacht voor het boksen. Daar word ik bijna meer geapprecieerd voor mijn boksprestaties dan hier in Vlaanderen. Ik werd bijvoorbeeld al enkele keren uitgenodigd voor een huldiging bij een bepaalde wedstrijd.

Heb je, ondanks alles, het gevoel dat de bokssport in de lift zit in België?
Als ik het vergelijk met een aantal jaar geleden, denk ik dat er een stijging is in het aantal mensen die gaan boksen. Dat komt toch deels door de populariteit van Jackson en Bauwens, denk ik. Ook in Wallonië zitten een aantal grote talenten. Ik besef ook wel dat boksen nooit een grote sport zal worden in Vlaanderen. Daarvoor komt het niet genoeg op televisie en ik zie ook niet meteen een verbetering op dat vlak.
Wat betreft het vrouwenboksen, zijn er een zestal profboksers in België. Eentje daarvan is trouwens Europees kampioene, de Waalse Sabrina Giuliani.
Onze club telt negentig leden, waarvan er vijftien aan competitie doen. Ongeveer zes van hen, zowel mannen als vrouwen, zijn profs. Onder de negentig leden telt onze club zeven meisjes, maar ik ben daarvan de enige prof. Ik zie wel talent binnen de club. Zo is er een dertienjarig meisje uit Ruislede, waarin heel veel potentieel zit. Soms is het wel moeilijk voor die jonge meisjes om zichzelf te blijven motiveren. Na een eerste verloren kamp laten ze vaak hun schouders hangen. Doordat er zo weinig meisjes zijn die boksen, is er een groot niveauverschil, waardoor zij soms uitkomen tegen iemand die veel beter is. Dan is het belangrijk om ze op te peppen zodat ze er blijven voor gaan. Al moet ik wel zeggen dat er meer en meer meisjes beginnen met boksen. Dat is goed, want dat zorgt voor een algemene stijging van het niveau en voor minder grote verschillen tussen de tegenstanders.

Je zei al dat je alle wereldtitels in de verschillende bonden op je naam wil schrijven. Je hebt voor jezelf dus je hoogtepunt nog niet bereikt. Hoe zit het daarnaast met de extrasportieve toekomst?
Boksen op hoog niveau kan ik nog wel een jaar of drie volhouden. Misschien zelfs  vijf jaar, maar daarna is het gedaan, vrees ik. M’n voordeel is dat ik er laat aan begonnen ben. Hierdoor heb ik mijn hoogtepunt nog niet helemaal bereikt. Zowel op technisch als op tactisch niveau heb ik zeker nog groeimarge. Nu, voor hetzelfde geld raak ik volgend jaar zwaar geblesseerd en dan is het gedaan. Zoiets kan je niet plannen. Je zou het niet onmiddellijk denken, maar de kin is het zwakke punt in het boksen, en dus niet de neus.
Er is trouwens nog een leven na de boks, dat besef ik heel goed. Ik heb een diploma om LO-les te gaan geven, maar het is heel moeilijk om daar een job in te vinden. Misschien als ik ouder ben dat ik dan makkelijker aan werk geraak in die sector. Op mijn huidige werk bij de politie, kan het boksen trouwens ook handig zijn. Niet dat ik veel moet vechten, maar het is alleszins een boost voor mijn zelfvertrouwen. De collega’s weten ook, als ze met mij op stap zijn, dat ik mijn mannetje kan staan.
Als mijn bokscarrière er op zit, wil ik graag nog eens een marathon lopen. Tenminste, als mijn knieën dan nog meewillen! (lacht)

Tot slot, waarom moeten mensen zeker eens naar een boksmatch komen kijken?
Iedereen denkt altijd: boksen, dat is op elkaar kloppen en elkaar bloedneuzen slaan. Maar eigenlijk gaat het er heel sportief aan toe hoor. Het is echt niet zomaar op elkaar slaan. Boks is een heel technische sport. Er zit heel veel structuur achter. Voor de kamp ga je uiteraard niet praten met elkaar, want dan is vooral het showelement belangrijk: elkaar wat uitdagen en intimideren. Na de kamp gaat het er echter vriendschappelijk aan toe. Dan maakt uitdagen plaats voor vriendelijkheid en elkaar proficiat wensen… Boksen moet gewoon meer als sport worden gezien en niet als een ordinaire vechtpartij.

© 2012 – Extrasport – Bieke Cornillie & Anne-Laure Gheerardyn
Dit artikel verscheen eerder op Extrasport.be en kadert in een samenwerking tussen StampMedia en een aantal onafhankelijke nieuwsmedia waaronder Extrasport.