“De 21ste eeuw wordt de Gouden Eeuw van de journalistiek”. Dat poneerde journalist en Newsmonkey-oprichter Wouter Verschelden deze week in de zeer interessante artikelenreeks op Newsmonkey. Maar "hoezeer ik hoop dat hij spijkers met koppen slaat, ben ik zeer voorzichtig met zoveel optimisme. Het digitale informatieaanbod brengt een aantal noemenswaardige paradoxen met zich mee", reageert Jef Cauwenberghs (20) in onderstaand opiniestuk.
“De toekomst van de journalistiek heeft er nog nooit zo goed uitgezien. De consument krijgt een enorm en rijk aanbod voor quasi geen kosten. Het journalistieke vak wordt transparanter, de concurrentie eerlijker en de instapkosten voor nieuwe initiatieven alleen lager.”
Ziedaar de profetische woorden van Wouter Verschelden. Als kind van de digitale revolutie en journalist aan de kiem van mijn carrière zou zoveel optimisme mij als muziek in de oren moeten klinken. Maar dat doet het hoegenaamd niet. Het internet biedt een enorme hoeveelheid mogelijkheden, zeker voor een sector die rond communicatie draait. Maar hoe groter de jungle, hoe sneller je verdwaalt.
Paradox
De stelling dat we “beter geïnformeerd zijn dan ooit”, moet je met een grote korrel zout nemen. We worden inderdaad meer en sneller geïnformeerd, maar worden we ook juist geïnformeerd? Het is de paradox van de digitale revolutie: de komst van een gigantische informatieberg zorgt er juist voor dat we slechter geïnformeerd zijn dan ooit.
Als een Nigeriaanse prins ons per e-mail om geld vraagt, geloven we daar doorgaans geen snars van. Waarom doen we dat dan wel met informatie die we lukraak ergens op het web vinden? Het idee dat we met het internet een muisklik verwijderd zijn van de waarheid is een utopische gedachte.
Uitdaging
Daarmee is het hoge woord er ook uit: de waarheid. Wat in deze digitale 21ste eeuw een redacteur nog altijd onderscheidt van een auteur, is dat hij niet zozeer op zoek gaat naar een verhaal maar wel naar een verhaal waar een waarheid achter schuilt.
Voor digitale ontdekkingsreizigers, creatievelingen en ondernemers is de revolutie uiteraard een zegen. Maar voor de pur sang-journalisten blijft de essentie van het vak ondanks alle tweets, geframede Instagramfoto’s en interactieve longreads wel hetzelfde: dat verhaal met die waarheid zoeken en brengen.
Een reden om het uitbundige optimisme omtrent de toekomst van de journalistiek lichtjes te dempen, is dan ook de angst dat het genoemde overaanbod aan informatie de zoektocht naar wat echt belangrijk en relevant is, zal bemoeilijken. De komst van het internet is voor de journalist net zo goed een vloek als een zegen. Hij moet dan wel niet meer die stoffige kelder in, op zoek naar oude krantenknipsels en ordners vol documenten, in plaats daarvan mag hij de krochten van het wereldwijde web afschuimen in een zoektocht naar betrouwbaar bronnenmateriaal.
Harder, faster, (better?)
De digitale revolutie heeft inderdaad een concurrentiële wereldoorlog uitgelokt waar nieuwsconsumenten de vruchten van plukken. Websites en apps van internationaal gerenomeerde kranten als The Guardian of The New York Times waren nog nooit zo toegankelijk. Het idee leeft dat zulke kanjers van websites enorme concurrentie bieden aan online-redacties in België. In de praktijk gebruiken de meeste webredacties de grote jongens juist als gemakkelijke toeleverancier. Hoe wereldwijd het web ook is, de concurrentieslag speelt zich vooral af binnen de landsgrenzen en daar gaat het redelijk vaak mis.
Door de snelheid van het internet is de druk op redacties om het nieuws snel of alleszins sneller dan de concurrent te brengen enorm toegenomen. Fouten in berichtgeving zijn daarbij helaas legio. Controleren van de feiten en gegevens mag dan wel een nobel begrip blijven, in het werkveld blijkt het op sterven na dood.
Een ander bijverschijnsel van de toegenomen concurrentie zijn de zogenaamde clickbaits. Zingende honden of stuntelende dronkenlappen zijn vandaag eerder regel dan uitzondering in de online ‘journalistiek’. Zelfs de websites van De Standaard of De Morgen laten er zich al aan vangen. Alles voor de adverteerder tenslotte. Het is alweer een paradox binnen de journalistiek. Websites van kranten die zich al decennia lang bedrijven in het schrijven van prachtige stukken, verlagen zich in het digitale tijdperk tot het brengen van journalistieke snelle hap. Is dat de weg die we willen opgaan?
Iedereen journalist
Dat de doorgedreven digitalisering de instapkosten voor nieuwe initiatieven verlaagt, hoeft op zich geen probleem te zijn. Integendeel, het zet de deur open voor jonge, frisse mensen met fantastische ideeën. Het creeërt een digitaal medialandschap waarin niet enkel meer de gevestigde waarden van tel zijn, maar evengoed de nieuwkomers.
Een fantastisch voorbeeld is De Correspondent, dat steeds hogere toppen scheert met een straf aanbod van ijzersterke stukken. Maar de verlaagde instapdrempel zet dan ook de deur weer open voor Jan met de pet. Met een aardige webdesigner en een handjevol slimme marketeers kan tegenwoordig elke zelfverklaarde journalist zich in het medialandschap smijten. Waar vroeger een gevestigde krantenredactie bestond uit een groep redacteurs die aangenomen werd op basis van competentie en vakkennis, kan tegenwoordig iedereen voor een uitgebreid lezerspubliek pretenderen de waarheid in pacht te hebben.
De lezer zal het onderscheid wel maken tussen juiste en foute berichtgeving, tussen betrouwbaar en onbetrouwbaar, tussen kunst en kitsch… Een uitermate optimistische gedachte. De kwantiteit aan online stukken van duizend en een redacties dreigt de kwaliteit ervan te verstikken.
Juiste informatie
De digitalisering is een machtig wapen in het overbrengen van informatie, maar evengoed is het een wapen dat paradoxaal genoeg vecht tegen het overbrengen van juiste informatie. Dat zou de essentie van het journalistieke vak moeten zijn.
In dat opzicht kunnen we ons afvragen of dit dan wel echt de aangekondigde Gouden Eeuw van de journalistiek wordt.
© 2015 - StampMedia - Jef Cauwenberghs