AZ Turnhout, Palliatieve Eenheid: de afdeling waar patiënten hun laatste thuis proberen vinden voor een korte of lange periode. De afdeling die zij levend niet meer zullen verlaten, maar waar ook heel wat jonge mensen hen verzorgen. “Het is niet altijd droevig. Je kunt de mensen nog iets bieden zodat ze nog van hun laatste tijd kunnen genieten”, vertelt Djinni (24).

Nadat ik me door het drukke stadscentrum van Turnhout heb gewurmd, kom ik in een oase van rust terecht. Uit de ene kamer klinkt een gedempt geluid van de herhaling van ‘Thuis’ en uit een andere de vraag van een vrijwilliger aan een patiënt of deze puree of liever gebakken patatjes wil eten die avond.

Men probeert op de afdeling een sfeer te creëren alsof de bewoners zich niet in een ziekenhuis bevinden. Overal staan plantjes, er hangen schilderijtjes, maar de grote brede deuren, de handpompjes met ontsmettingszeep en de geboende pvc-vloer laten weinig aan de verbeelding over.

Ik neem plaats in de Stille Ruimte, een kamer met drie comfortabele zetels, een paar beeldjes gemaakt door de plaatselijke jeugdbeweging en ramen die uitkijken op een koertje. Even later komt Djinni (24) me begroeten in haar witte, sobere en weinig flatterende verpleegstersuniform. Ze gaat zich eerst nog even omkleden. Nog wat later komt er een hippe, modieus geklede jonge vrouw bij me zitten.

Hoe kwam je op deze afdeling terecht?

Eerst heb ik als jobstudent in dit ziekenhuis gewerkt. Je moet in dit ziekenhuis gewerkt hebben voor je naar deze afdeling mag komen. Na mijn studies ging ik werken op de afdeling neurologie. Op die afdeling moet je altijd gaan, gaan, gaan. Daar miste ik de zorg en het echte, persoonlijke contact met de patiënten. Op neurologie moest je je van ’s morgens af haasten en ervoor zorgen dat je bij elke patiënt op heel de afdeling was geweest. Hier heb je wat meer tijd voor de patiënten en hun familie, dat miste ik. Vorig jaar maart kwam   hier een vacature vrij. Ik solliciteerde en kreeg de job.

Het lijkt me niet de meest populaire afdeling, zeker niet voor jonge verplegers en verpleegsters.

Dat klopt, maar ik doe het heel graag. Ik heb een even oude collega die op de afdeling oncologie werkte. Ze kwam naar onze afdeling gekomen omdat ze zwanger is. Het valt haar ook reuze mee.

Maar inderdaad, ik ga dit ook niet voor de rest van mijn leven doen. Wie weet, heb ik op een bepaald moment genoeg van al die miserie.

Doen het persoonlijke contact en de zorgzaamheid je de droevige sfeer vergeten?

Het is niet altijd droevig. Je kunt de mensen nog iets bieden zodat ze nog van hun laatste tijd kunnen genieten. Zo zie ik dat eerder. Je weet ook waarom ze naar hier komen. Op andere afdelingen verlies je soms ook iemand. Dat is frustrerender omdat je er alles aan doet om de patiënten weer beter te maken. Hier weet je dat mensen hier blijven en kun je proberen kwaliteit te bieden aan hun laatste levensfase.

Wat kan er op deze afdeling verbeterd worden?

Het is hier heel druk. We hebben maar acht kamers maar met acht zware patiënten die veel verzorging nodig hebben, Je moet dat met twee doen. We kunnen wel iemand extra gebruiken. Als een patiënt erg verzwakt is, is het toch de bedoeling dat je vaker langskomt. Bij de ochtendzorg moet je soms al rap-rap-rap langsgaan om in elke kamer geweest te zijn.

Sluipt de stress van andere afdelingen ook hier binnen?

Stilaan wel. Gelukkig hebben we ook veel hulp van de vrijwilligers. Zij komen ’s morgens, zorgen voor het ontbijt, zetten ’s middags de tafel klaar, want de patiënten kunnen ook in de woonkamer eten als ze dat willen. Zonder vrijwilligers loopt het hier in het honderd. Als zij een keer niet komen,merk je pas hoeveel ze eigenlijk doen.

Is deze afdeling een optie als je later niet meer voor jezelf kunt zorgen?

(grinnikt) Goeie vraag. Ja, als het niet anders kan, maar ik zou toch het liefst thuis blijven. Maar als dat niet kan, is dit de ideale plaats om opgevangen te worden.

Voor veel mensen blijft dit een erg moeilijke stap?

Absoluut.

Is dit emotioneel een erg zware job?

Soms, ja. Je weet waarom patiënten naar hier komen en soms kun je je daar aan optrekken, onder meer door de leuke dingen die je hen kunt bieden. Je krijgt ook enorm veel dankbaarheid terug. Anders is deze job niet vol te houden. We houden het vol omdat de mensen zo content zijn en je bedanken. Dat doet echt heel veel.

Maar de emotionele geladenheid blijft. Wie of wat is jouw uitlaatklep?

Op de afdeling wordt onder collega’s heel open gepraat over wat je meemaakt, denkt en voelt. We hebben ook supervisie. Dan zitten we met een klein groepje samen en bespreken we hoe je met moeilijke situaties bent omgegaan. Via sport – ik loop en zwem – probeer ik zoveel mogelijk afstand te nemen.

Je gaat er dus zeer individueel mee om?

Ja. Soms vertel ik wel eens iets aan mijn ouders, als er iets heel ergs gebeurd is. Maar echt professionele hulp heb ik niet nodig.

Jong en oud

Een jonge vrouw op een afdeling met oude patiënten, ouder personeel en oude vrijwilligers, dat moet opvallen.

Ze zeggen vaak: ‘Allez, ge zijt nog zo jong!’ Ik ben de jongste op de afdeling. Iedereen weet intussen dat ik de snotneus ben. Het komt niet vaak voor dat naar mijn leeftijd gevraagd wordt. Iedereen weet dat je moet solliciteren om hier te kunnen werken. Niemand zit hier dus tegen zijn of haar goesting.

Soms merk je wel dat er sneller naar oudere, vooral mannelijke collega’s gegaan wordt omdat ze meer gezag en ervaring uitstralen, zeker wanneer de familie van de patiënt me nog niet zo goed kent. Dat stoort me niet.

En positieve reacties?

(opgewekt) Ja, ook! ‘Knap da ge dat doet’ en zo van die dingen. Als je iets goeds hebt gedaan, krijg je regelmatig complimenten van collega’s en patiënten. En ik kreeg ook nog geen klachten, da's toch ook al iets, he?

Je mooiste moment tot nu toe?

(denkt even na) Een patiënt die erg verzwakte, had een kleinzoon die viool kon spelen. Hij hoorde hem heel graag bezig. Plots ging die patiënt bergaf en hij wilde zijn kleinzoon voor een laatste keer viool horen spelen. Maar omdat de familie rap-rap-rap gekomen was, had de kleinzoon de viool niet goed ingepakt Ze bleek kapot te zijn toen ze aankwamen.

Wij vonden het heel erg omdat het de laatste kans was dat de patiënt zijn kleinzoon kon horen spelen. We hebben een muziekwinkel gebeld en gevraagd om langs te komen. De familie wilde blijven omdat elk moment het laatste kon zijn. De eigenaars van de winkel zijn gekomen, hebben de viool hersteld en gestemd. Zo kon de kleinzoon toch nog voor zijn grootvader op zijn viool spelen voor hij stierf.

Hoe bedwing je op zo’n moment je tranen?

Soms niet. Ik heb hier nog niet geweend, maar dat kan gebeuren. Uiteindelijk zijn wij ook maar mensen. Met sommige patiënten heb je een heel goede band en klikt het erg goed. Wanneer zij dan sterven is dat niet leuk.

Je moeilijkste moment tot nu toe?

(licht emotioneel) Er is ooit een jonge patiënt geweest die erg onverwacht ziek werd. Hij had een hersentumor. Zijn familie was er absoluut niet klaar voor dat hij ging sterven. Telkens wanneer hij verzwakte, stelde zijn familie zich meer verwijtend naar mij en mijn collega’s op.

Hij was wel een leuke patiënt. Nog ne jonge gast. Daarom was het zo moeilijk. Wanneer oude mensen sterven, heb ik er meer vrede mee.

Ik had het ook moeilijk toen ik voor 't eerst een sterfgeval meemaakte op deze afdeling. De man stierf op de wc. Dat was de eerste keer dat ik een dode te ruste legde, terwijl ik normaal onmiddellijk met reanimatie begin. Het was het heel onnatuurlijk om hem op zijn bed te leggen en niks meer te doen.

Achter het gordijn

Je generatie zou bekend staan om karige ambitie in het beroepsleven. Hoe ambitieus ben jij?

Ik leef niet voor mijn job, ik werk om te leven, daar ben ik heel eerlijk in. Indien er thuis iets gebeurt en het is nodig dat ik thuis ben, zal ik thuis zijn. Maar mijn job komt niet pas op de derde of vierde plaats, ik vind het ook belangrijk om te groeien in mijn werk als die mogelijkheid er is. Je kunt altijd beter worden in je job, zeker in een evoluerende branche als deze.

Je jaagt dus wel op een succesvolle carrière.

(lacht hartelijk) Als je dat zo wil zeggen, ja! Maar thuis blijft op de eerste plaats staan.

Hoe denk jij over het hiernamaals?

Pfoe… Ik ben niet echt katholiek maar ik geloof wel in iets. Ik geloof dat er iets is, alleen weet ik niet echt wat.

Soms zeggen de patiënten: ‘Er zit iemand achter ’t gordijn’ of ze voelen dat ze er het komende weekend niet meer zullen zijn. Vaak klopt dat. Soms gebeuren er absurde dingen en dan denk ik: ‘Dat kan hier geen toeval zijn’.

Zoals?

Ooit kwam een partner van een pas overledene koffie drinken. Kort daarvoor had ik het met mijn collega’s nog over haar gehad. Toen we in de woonkamer over haar overleden partner spraken, over leuke momenten zoals hun huwelijk, speelden ze plots op de radio hun openingsdans. Zoiets kan geen toeval zijn.

Heb je meer angst voor de dood sinds je hier werkt?

Niet echt, als je dood moet gaan, ga je dood. Daar heb ik geen schrik voor. Wel heb Ik schrik om te verdrinken. Dat lijkt mij enorm angstaanjagend. Mensen die hier rustig inslapen, da 's iets anders.

Niet elke patiënt zal hier rustig en pijnloos zijn einde vinden, toch?

Over het algemeen wel. Met medicatie en andere hulpmiddelen waken we erover dat de patiënten niet op elk moment bewust moeten meemaken dat ze verzwakken. De meesten weten wat hen te wachten staat.

(zucht) Tja… job apart, he. (grinnikt)

© 2015 – StampMedia - Glenn Aerts


Dit artikel werd gepubliceerd door Allesoverjeugd.be op 09/01/2015
Dit artikel werd gepubliceerd door Het Nieuwsblad - online op 09/01/2015