Ik ben niet goed met begrafenissen. Zet mij in een uitvaart van een onbekende man die op gezegende leeftijd in zijn slaap gestorven is, en nog zal ik de ogen uit mijn kop schreien zodra iemand anders dat begint te doen.

Een overlijden geeft mij altijd een drang om iets te schrijven. Zelfs toen ik voor het eerst een kinderlijke poging tot een samenhangend verhaal deed, was dit om een dood te verwerken. Sommigen gaan samen iets drinken, anderen zullen zich verliezen in sport of spel, en ik rijg een hoop woorden aaneen. Het valt nog te begrijpen, is de dood niet - na de liefde - een van de meest besproken onderwerpen in muziek en literatuur?

Toen ik amper vijf jaar oud was, ving ik per ongeluk enkele beelden op van de begrafenis van prinses Diana, die toen live uitgezonden werd op tv. Dit moet een diepe indruk op me hebben nagelaten, want ik kan één scène nog altijd herinneren, weliswaar grotesk vervormd door de indrukken van mijn vijfjarige ik. Een gesloten koets met bloemen rijdt door de straten, omringd door honderden (zeker een miljard, protesteert mijn geheugen) mensen die zwaaien en zich tegen de dranghekken drukken om toch maar zo dicht mogelijk bij de koets te kunnen zijn. Het leek wel een groot feest, de camera’s waren te ver om betraande mensen te zien, of ik was te gefascineerd door die koets om op zulke details te letten.

Groot was dus mijn frustratie toen mijn moeder kort daarna naar een begrafenis moest, en me weigerde mee te nemen. Ik was er immers van overtuigd dat elke begrafenis er zo aan toe ging, en nu miste ik het hele spektakel!

Het heeft nog enkele jaren geduurd voordat ik mee mocht naar de begrafenis van een bejaard familielid van een van mijn vriendjes, en ik was er van overtuigd dat ik, eindelijk, onderweg was naar de dag van mijn leven.

Nooit eerder was ik zo teleurgesteld. De koninklijke praalwagen was vervangen door een saaie zwarte auto, en niemand scheen de ‘toeschouwers’ te hebben uitgelegd dat ze moesten zwaaien. De mensen deden geen poging om bij de kist te komen, ze bleven allemaal netjes zitten en stonden op van tijd tot tijd, waardoor mijn gezichtsveld volledig werd versperd. Die dag leerde ik wat de rest van de westerse wereld allang wist: begrafenissen zijn geen feest.

Ik vraag me af waarom. Elke grote prestatie in je leven wordt uitvoerig gevierd, het behalen van een diploma, een huwelijk, een promotie,… Al deze dingen betekenen ook het einde van iets, het is de dood van je studerende-ik, je single-ik of je eindeloos-pakketjes-wegbrengen-voor-meneer-Verbeecke-ik. Toch vieren we deze momenten, want ze betekenen het begin van iets nieuws, van een reis naar het onbekende. Maar het is ook een onzeker moment: hoeveel goedbedoelde raad mensen je zullen geven, uiteindelijk kan niemand met zekerheid zeggen hoe het zal aflopen.

Daarom zou je dood het grootste feest moeten zijn. Het is opnieuw een overgang naar het grote onbekende, waarop religies je proberen voor te bereiden, al kunnen ze je geen duidelijk antwoord geven. Het is ook de grootste prestatie van al, je bent geslaagd in het leven. Het leven met al zijn hindernissen, zijn pijn en vreugde: je hebt de eindstreep gehaald.

Ik zeg niet dat we iedereen Diana-gewijs in een koets moeten steken en er een dramatisch spektakel van moeten maken, maar dat we ons best één vraag stellen: wat zou de overledene denken van zijn begrafenis? Nu heb ik het gevoel dat de dode in slaap zou vallen moest hij zijn eigen ceremonie bijwonen.

Vandaag zag ik een begrafenis die een zeer persoonlijke ode aan de overledene werd. Dit kwam vooral doordat hij dankzij (en ondanks) de wetenschap dat hij bijna sterven zou, mee zijn begrafenis had kunnen voorbereiden. Het zou prachtig zijn moesten we allemaal op ons gemak zijn bij het idee van de dood, zodat we klaar zijn om lang op voorhand ons laatste feest te plannen. Maar onze cultuur leert ons om bang te zijn van de dood, en we durven pas aan de dood te denken als we hem in de ogen kijken.

Aan het eind van de dienst, die niet in een muffe kerk plaatsvond maar in een hangar in Park Spoor Noord in Antwerpen, vormden zich twee lange rijen mensen die de kist naar buiten droegen, en even waande ik me weer vijf jaar oud.

Ter nagedachtenis aan Roel Verniers, 1973-2011.

© 2011 – StampMedia – Lora Van den Eynde