Onderwijs als partner
Het eerste contact met theater gebeurt voor veel kinderen en jongeren in schoolverband. Hierdoor krijgt het woord ‘theater’ voor velen van hen een serieuze en negatieve bijklank. “Alles wat met cultuur te maken heeft en een zekere kwaliteitsernst draagt, wordt vaak gekoppeld aan zwaarmoedigheid en strengheid,” zegt Wyckmans, “terwijl ik dat net niet wil.” De leeftijd van het doelpubliek van HETPALEIS loopt parallel met die van de leerplicht, waardoor het onderwijs een belangrijke partner is van het theaterhuis.
Confrontatie met kwaliteit
Wyckmans weigert te geloven dat theater te moeilijk is voor jongeren. “Er wordt te veel belang gehecht aan voorbeschouwingen en randinformatie”, vertelt ze. “Ik geloof niet in een langzaamaanproces, en zeker niet in streven naar het gemiddelde. Een stationsroman gaat ons ook niet leiden naar wereldliteratuur. Uiteindelijk draait het altijd om de onverwachte confrontatie met kwaliteit.”
Wyckmans stelt haar visie scherp met de vergelijking tussen een commerciële en niet-commerciële invalshoek. “Het allerbelangrijkste is de ingesteldheid tot verwonderen”, zegt Wyckmans. “Je moet verrast willen worden. Dat is het grote verschil met het commerciële. Als mensen 20 euro betalen om naar Samson en Gert te gaan kijken, dan gaat dat meer over het bewonderen van iets wat ze al kennen."
Monopolie doorbreken
Ondanks een divers aanbod aan voorstellingen, krijgt kindertheater veel minder media-aandacht dan flitsende organisaties als Studio 100 . “Ik hoop dat we evolueren in de richting dat televisie geen monopolie meer geeft aan één bepaald genre,” vertelt Wyckmans,“ en dat er naast piraten meer ruimte komt voor culturele projecten als W@=d@ . We mogen toch wel zeggen dat er in het verleden een vrij groot monopolie was. Al wat zich tot kinderen richtte, ging naar Studio 100. Studio 100 werkt natuurlijk ook met een bezorgdheid voor kwaliteit,” vult ze aan, “maar er is een nuanceverschil. Het commerciële wil tonen waarvan het weet dat de mensen het graag zien. Wij gaan proberen te werken aan iets wat ze niet kennen, maar hopelijk graag zullen zien.”
Hoewel Studio 100 en HETPALEIS vroeger elk een eigen doelgroep dachten te benaderen, richten ze zich nu op hetzelfde publiek. “Kinderen zijn omnivoren die van alles een beetje meepikken”, legt Wyckmans uit. “Ik denk niet meer dat we ons op twee gescheiden groepen concentreren. Laat Studio 100 strijden voor waar ze in geloven, laat ons strijden voor waar wij in geloven”, verdedigt Wyckmans. “Niemand wordt er beter van als we elkaar als tegenpolen blijven beschouwen.”
Financiële middelen
Een ander heikel punt blijft voor het kindertheater de financiële slagkracht. Succesrijke producties kunnen niet altijd worden verder gezet, door een beperkt budget. “Een grote zaalproductie vraagt niet alleen veel mensen op de scène, maar ook een goede belichting en scenografie,” verduidelijkt Wyckmans. “Het is niet omdat we voor kinderen spelen, dat de medewerkers ook boterhammen met choco eten. Zij krijgen dezelfde lonen als in Het Toneelhuis of andere huizen. De uitgaande bedragen zijn dus even hoog als bij een volwassenentheater. Onze ticketprijs ligt echter lager, waardoor we minder inkomsten hebben.”
Net zoals andere toneelhuizen dient HETPALEIS elke vier jaar een subsidieaanvraag in om te kunnen blijven functioneren. Hoewel minister Anciaux meer aandacht belooft voor het kindertheater, blijft het voor de toneelhuizen in de eerste plaats hard werken. “Ik vind het voor HETPALEIS echt een probleem”, zegt Wyckmans. “Het geldt voor alle toneelhuizen, maar je moet elke vier jaar opnieuw een dossier indienen om te vechten voor waar je denkt recht op te hebben.”
Hoop op beterschap
Ondanks de strijd om financiële middelen, weet Wyckmans dat er aan de noden van het kindertheater gedacht wordt. “Ik merk dat er al heel wat zaken verbeterd zijn”, vertelt ze. “Het Vlaams Theaterinstituut heeft het kindertheater al opgenomen in hun beleidsaccenten. Ik denk dat het de eerste keer is dat ze dat vermelden.”
© 2008 – StampMedia – Carmen Van Oers, foto: Gil Plaquet
Dit artikel werd gepubliceerd door Gazet Van Antwerpen - online op 05/09/2008.