Wat zijn de obstakels opdat niet elke Europese jongere op uitwisseling naar het buitenland kan gaan, en hoe kunnen die óverkomen worden? Deze vraag stond centraal tijdens een conferentie over learning mobility in Istanboel met als thema inclusie. Het probleem bleek te liggen in die verscheidenheid aan landen, waar dus ook verschillende vormen van jeugdwerk bestaan.

Het was de tweede editie van de tweejaarlijkse conferentie European Platform on Learning Mobiliity,, ofwel EPLM. De term “uitwisseling” wordt bekeken vanuit een formele en een niet-formele hoek: het gaat zowel om de bekende Erasmusprogramma’s om een semester aan een andere Europese universiteit te gaan studeren, als om kortere uitwisselingsprogramma’s tussen Europese jeugdgroepen en –verenigingen.

Het centrale thema van deze conferentie was inclusie. Er werd specifiek ingezoomd op Europese jongeren met een migratieachtergrond, een beperking en/of die in armoede leven. Iedereen was het er roerend over eens dat zij gelijke kansen moesten krijgen en dus evenveel toegang moesten hebben tot de waaier aan mogelijkheden. Hoe dat concreet aangepakt moet worden, was één van de hamvragen.

Meer dan honderd afgevaardigden van verschillende Europese landen, vooral Frankrijk en Duitsland, bogen zich over tal van vragen. Tijdens speeches, panelgesprekken en workshops kregen alle deelnemers de kans om hun toekomstvisie te uiten, maar even goed om hun problematische situatie te schetsen. In Turkije, gastland van deze conferentie, is er bijvoorbeeld nog maar sinds 2010 een minister die zich bezighoudt met jeugdzaken. Vijf jaar geleden was er geen enkel jeugdbeleid vanuit de Turkse regering.

Erascout 

Een conferentie over jeugdwerk en uitwisseling is natuurlijk de uitgelezen kans voor deelnemers om hun projecten onder de aandacht te brengen bij hun Europese collega’s en optimaal te netwerken. De Vlaamse Chip, in het dagelijks leven beter bekend als Veerle Haverhals, vertegenwoordigt het Europese scoutscomité, waarin zij een van de zes verkozen en volledig vrijwillige verantwoordelijken is. “Bij de scouts doen we al aan learning mobility, denk maar aan buitenlandse evenementen als de Jamboree. Daarom hebben wij het project Erascout op poten gezet. Jongeren die in hun land lid zijn van scouting kunnen hiermee ook in het land waar ze via Erasmus gaan studeren bij een scoutsgroep aansluiten. Zo kunnen ze hun hobby meenemen en omzetten in iets nuttigs. Na afloop keert die leid(st)er terug, en brengt hij of zij veel nieuwe input uit het nieuwe land mee.”

Ook de Hongaarse Agnes Sarolta Fazekas vraagt op EPLM aandacht voor haar project: “Ik wil de mensen hier inlichten over alle mogelijkheden voor jongeren met een beperking, die ze vaak niet kennen. Speciaal daarvoor bracht ik een handige gids mee over inclusieve mobiliteit voor iedereen.” Haar doel op de conferentie is duidelijk: “Zodra ik iemand een aha-moment kan bezorgen iets nieuws heb bijgeleerd, ben ik tevreden.”

België geprezen

Een hele rist vragen passeerde de revue: hoe kunnen jeugdwerk en uitwisselingen overal even kwalitatief gemaakt worden? Een semester studeren in pakweg Spanje staat qua niveau meestal niet gelijk aan een niveau in België. En hoe zit het met de erkenning van learning mobility? Hoe moet die eruit zien, hoe belangrijk is die, en wat ís erkenning zelfs? Een ander heikel thema waren de ondersteuningsstructuren: hoe kunnen we ervoor zorgen dat jongeren optimaal warm gemaakt worden voor projecten in het buitenland, maar wel op een manier zodat het voor hen allemaal toegankelijk en overzichtelijk blijft?

Geen van de vragen kreeg een sluitend antwoord. Het grote probleem is namelijk net die verscheidenheid binnen de verschillende Europese landen, en het gebrek aan uniforme regels en normen. België werd bijvoorbeeld geprezen voor zijn rijke aanbod aan jeugdwerk, - denk maar aan de verschillende jeugdbewegingen die we hebben – maar dat is zeker niet overal het geval.

Geen consensus

Een Finse jeugdwerkster sprak over naschoolse opvang voor allochtone tieners in haar dorp, en hoe succesvol dat was. Een Macedoniër legde uit hoe moeilijk het is om in zijn land erkenning te vinden voor het beroep jeugdwerker. En de Belg Tony Geudens gaf de resultaten van een onderzoek weer. Daaruit bleek dat jongeren uit armere milieus, de zogenaamde inclusieve groep, zich na afloop van een uitwisseling positiever voelden over hun prestaties en perspectieven dan andere jongeren. Elke presentatie leidde tot een discussie tussen de aanwezigen, waaruit telkens opnieuw vooral bleek hoe anders de klemtonen liggen per persoon en per land.

Doordat de verschillen hemelsbreed zijn, werd geen consensus gevonden. Zowel bij de aanwezige onderzoekers als de mensen die feitelijk in het jeugdwerk staan, bleek het water tussen de naties te diep. Wat werd bereikt is dat de deelnemers over elkaars situaties en obstakels bijleerden en dat er nu concretere, gerichtere vragen op tafel liggen die hopelijk wél een antwoord kunnen krijgen op een volgende conferentie. Die staat, zoals het een tweejaarlijkse conferentie betaamt, gepland voor 2017.

© 2015 – StampMedia – Jonathan Hendrickx



Dit artikel werd gepubliceerd door Allesoverjeugd.be op 13/10/2015
Dit artikel werd gepubliceerd door KifKif.be op 13/10/2015