Jaarlijks organiseert de faculteit Sociale Wetenschappen van de KU Leuven een Dag van de Alumni. De studiedag stond dit jaar in het teken van radicalisering. Een thema dat daarbij aan bod kwam was het integratiebeleid in België. De centrale vraag: waarom lukte het in Genk wel en in Molenbeek niet?

Zowel Genk als Molenbeek staan bekend om hun grote diversiteit waaronder een aanzienlijk aandeel moslimjongeren. In tegenstelling tot Molenbeek, dat sinds de aanslagen in Brussel en Parijs in het oog van de storm staat, kende Genk slechts vier vertrokken Syriëstrijders en weinig andere problemen met jihadisme. Een verklaring voor dat frappante verschil werd gezocht in het integratiebeleid van beide steden.

Positieve identiteitsvorming

Wim Dries, sinds 2009 burgemeester van Genk, mocht de spits afbijten. In een keurige presentatie deed hij uit de doeken hoe de mijnstad omgaat met haar diversiteit. Burgemeester Dries prees Genk als een warme en tolerante stad waar actief wordt ingezet op wijkontwikkeling. Ook godsdienstbeleving blijkt een veel minder groot issue te zijn dan in centrumsteden elders in Vlaanderen.

Ondanks de relatief weinige problemen die Genk kent, voelt ook Dries dat onder invloed van media zowel polarisering als radicalisering vaker de kop opsteekt. Voorkomen probeert hij door te werken aan een positieve identiteitsvorming bij jongeren in het algemeen en bij jongeren met een etnisch-culturele  achtergrond in het bijzonder.

“Zo simpel is het hier nu eenmaal niet”

Na Genk was het de beurt aan Molenbeek dat werd vertegenwoordigd door Johan Leman, directeur van de vzw Foyer in Molenbeek en als antropoloog verbonden met de KU Leuven. Leman was kort en bondig: “Alles wat men in Genk doet, doen we ook in Molenbeek. Maar, zo simpel is het hier nu eenmaal niet.”

Leman startte zijn betoog dat de bedenkelijke eer die Molenbeek ten beurt valt, voor een groot deel te wijten is aan de bureaucratie en de complexe politieke structuren die er heersen. Hoewel hij zijn best doet, vergemakkelijkt de huidige politieke situatie het integratiebeleid allerminst.

De voormalige directeur van het centrum van Gelijke Kansen wees ook op het belang van positieve identiteitsvorming en de nood aan rolmodellen in de hyperdiverse stad. “Je kan het als Molenbekenaar zeker maken. Alleen hebben rolmodellen de neiging om, eens ze succesvol zijn, Molenbeek te verlaten. Voetbaltalenten als Romelu Lukaku en Vincent Kompany zouden anders veel kunnen betekenen voor onze jongeren”, voegde Leman daar aan toe.

Integratieparadox

Wat Genk uiteindelijk kan onderscheiden van Molenbeek is haar specifieke soort diversiteit. In Genk wonen namelijk vooral moslims van Turkse origine terwijl Molenbeek grotendeels moslims met Marokkaanse roots kent. Een belangrijk verschil, zo bleek ook uit de keynote speech van Khalid Benhaddou, eerder op de dag.

De Gentse imam sprak in zijn speech over de integratieparadox. Jongeren met Marokkaanse roots zijn beter ‘geïntegreerd’ dan Turkse jongeren. Dat wil zeggen dat ze onderling vaker Nederlands spreken en dat ze de taal van hun ouders niet goed (meer) kennen. Jongeren van Turkse origine spreken daarentegen wel de taal en voelen zich sterker verbonden met het land van herkomst.

Marokkaanse jongeren in Vlaanderen identificeren zich ook meer als Belg, aldus Benhaddou. Wanneer zij dan botsen op een muur van racisme en discriminatie wankelt hun complexe identiteit en opent dat een eerste deur naar radicalisering. Volgens Khalid Benhaddou is het dan ook belangrijk dat we onze jongeren beschouwen als ‘één van ons’, als Belg en hen niet enkel reduceren tot hun geloof. “Ze moeten samen met ons meebouwen aan Europa. Wij hebben hen nodig.”

Dat er een nood is aan positieve identiteitsvorming en rolmodellen geeft ook Khadija Aznag, diversiteitsconsulent binnen het Vlaams Agentschap Integratie en Inburgering, aan. Ze omschrijft identiteitsvorming bij (moslim)jongeren als volgt:

© 2016 – StampMedia – tekst: Anouk Torbeyns; videoscribe: Anouk Torbeyns en Matthias Corneillie