Woensdag 22 februari zijn er in Syrië opnieuw twee buitenlandse journalisten om het leven gekomen. Volgens Libération werd het mediacentrum in Homs onder vuur genomen door regeringstroepen. Dezelfde dag kwam ook een Syrische internetactivist, Rami al-Sayyed, om het leven. Persvrijheid is in Syrië een loos begrip.
De Amerikaanse journaliste Marie Colvin (55) en de Franse fotojournalist Rémi Ochlik (28) kwamen om het leven bij bombardementen door het Syrische leger. Tientallen burgers kwamen bij diezelfde aanvallen het slachtoffer. Het is niet bewezen dat het regeringsleger inderdaad met voorbedachte rade het perscentrum in Homs bestookte. Het staat echter vast dat journalisten een enorm risico lopen op Syrisch grondgebied. Volgens Freedom House en Reporters Sans Frontières (RSF) betekent persvrijheid nagenoeg niets in Syrië.
Vijand van persvrijheid
Volgens RSF is Syrisch president Assad 'een van de 38 vijanden van de persvrijheid'. In 2010 stelde de organisatie een persvrijheidindex op van alle landen ter wereld. Syrië bengelt onderaan die lijst op positie 173 van de 178 landen. Ook volgens Freedom House is de pers in Syrië absoluut niet vrij. In een rapport van 2011 zegt de organisatie het volgende:
"Het geweld van de overheid tegen journalisten bestaat uit arrestaties, langdurige en geïsoleerde opsluiting, foltering, verbanning en vertraagde of geweigerde accreditaties. Tientallen journalisten werden aangevallen, gearresteerd en het zwijgen opgelegd. Velen werden veroordeeld omdat ze te kritisch bericht zouden hebben over de Syrische regering."
RSF bespreekt in een artikel uitvoerig de manier waarop het regime van Assad de pers aan banden legt. Het internet wordt bijvoorbeeld nauwgezet in de gaten gehouden. De uitbaters van cybercafés moeten alle commentaren bijhouden die hun klanten posten op websites. Syrische journalisten en bloggers worden aangehouden en zelfs gefolterd, wanneer zij verslag uitbrengen van demonstraties of aanslagen.
Vorig jaar nog heeft Al-Jazeera de activiteiten in Syrië stopgezet, omdat de werknemers bedreigd werden door de regering. De Syrische overheid is eveneens bijzonder zuinig met visa voor buitenlandse journalisten. Op die manier kan ze de buitenlandse media immers kortwieken. Ten gevolge daarvan verblijven veel internationale journalisten illegaal in het land.
Geweld veroordeeld
In een artikel over de aanslag op het mediacentrum in Homs, veroordeelt RSF het geweld gebruikt door het regeringsleger. "We veroordelen ten zeerste deze drievoudige misdaad (RSF verwijst ook naar de dood van een internetactivist, nvdr). De overheid blijft haar bloedige repressie van censuur volhouden", zegt de organisatie. "Ze heeft besloten de hele bevolking te straffen en excessief geweld te gebruiken om journalisten het zwijgen op te leggen, wanneer zij getuigen zijn van haar misdaden", voegt ze er nog aan toe.
De internationale gemeenschap is ook streng voor de regering in Syrië. Volgens Frans president Nicolas Sarkozy is het tijd 'dat het Syrische regime opstapt'. De Verenigde Staten ziet de aanslag op het perscentrum als 'een zoveelste voorbeeld van schaamteloos geweld'. De Britse eerste minister, David Cameron, ten slotte vindt de dood van de journalisten een 'droevig bewijs van de risico's die journalisten nemen om de wereld te informeren over de gruwelijke gebeurtenissen in Syrië'.
Tijd voor actie
De Verenigde Staten sluiten verdere acties tegen het Syrische regime niet uit, maar wanneer die er komen en waaruit ze bestaan is nog onduidelijk.
De huidige maatregelen en de strenge woorden van de internationale gemeenschap blijken niet voldoende om president Assad te stoppen. Ook Reporters Sans Frontières vindt dat het tijd is voor actie en doet een oproep: "De internationale gemeenschap kan niet langer passief toekijken terwijl steden en dorpen, die het centrum zijn van prodemocratisch protest, weggeveegd worden."
© 2012 - StampMedia - Gunther Malin
Dit artikel werd gepubliceerd door Nieuws.be op 24/02/2012
Dit artikel werd gepubliceerd door MO* - online op 24/02/2012
Dit artikel werd gepubliceerd door Kif Kif op 24/02/2012
Dit artikel werd gepubliceerd door De Wereld Morgen op 24/02/2012