De situatie van kinderen op de vlucht vormt voor het Kinderrechtencommissariaat een grote bekommernis. Niet alleen ontvangen wij regelmatig klachten en vragen van kinderen en jongeren zelf, ook voogden, scholen, opvangcentra, en andere voorzieningen wijzen ons vaak op knelpunten in het onderwijs, de zorg en de begeleiding van deze groep kinderen en jongeren.
Onze bekommernissen gaan deels uit naar de plek van kinderen in de verblijfsvergunningsprocedures. Zeker voor kinderen die hier met hun gezin verblijven is er op dit vlak nog heel wat werk. In een asielprocedure voor niet-begeleide buitenlandse minderjarigen is er ruimte voor een gesprek met de minderjarige. In een asielprocedure voor gezinnen met kinderen wordt naar de ouders geluisterd, maar worden de minderjarigen niet gehoord. Die kinderen blijven in de hele asielprocedure bijna onzichtbaar.
Als de asielaanvraag van hun ouders afgewezen wordt, en er voor hen ook geen redenen tot subsidiaire bescherming gezien worden, volgt de uitwijzing. En dan gaan de kinderen gewoon mee. Kinderen die samen met hun ouders op de vlucht zijn, klagen bij het Kinderrechtencommissariaat aan dat ze nergens een stem hebben. Tolk spelen voor hun ouders, dat mogen ze. Of moeten ze soms zelfs. Maar zelf hun verhaal brengen, dat kan niet.
Het kan dan ook niet als vanzelfsprekend beschouwd worden om kinderen als aanhangsel van hun ouders te beschouwen en de belangen en rechten van de kinderen niet afzonderlijk te wegen. Kinderen hebben het recht dat hun belangen systematisch en inhoudelijk op hun eigen merites worden beoordeeld, vanaf het moment dat zij in België zijn en zeker naarmate hun verblijf in België voortduurt.
Er is dus dringend nood aan een verbetering van het vreemdelingenbeleid ten aanzien van kinderen, hun rechten en belangen. Met deze – en wellicht nog andere – aanpassingen zouden in de toekomst schrijnende gevallen beter voorkomen kunnen worden.
Dat klinkt mooi, maar niet voor de grote groep kinderen die nu al jaren in België woont en daar geworteld is. Het is zeer onwenselijk dat deze kinderen nog langer in onzekerheid wachten. Voor hen moet een overgangsregeling opgesteld worden, die recht doet aan hun belangen en rechten.
Het Kinderpardon naar Nederlands voorbeeld vormt hier een mogelijk antwoord op. Het is evident dat een gelijkaardige overgangsregeling opgesteld wordt voor kinderen en jongeren die al geruime tijd als niet-begeleide minderjarige vreemdeling in ons land verblijven. Het is belangrijk zorgvuldig na te denken over de criteria die men bij de installatie van een mogelijk kinderpardon zal hanteren.
We moeten er daarbij over waken dat niet enkel de “modeljongere” voor deze overgangsregeling in aanmerking komt. Zeker omdat we er tot op vandaag onvoldoende in slagen om voor de gepaste (psychologische) begeleiding van deze jongeren in te staan. Onderzoek heeft intussen veelvuldig aangetoond dat kinderen op de vlucht heel vaak een lange historiek van stress en trauma’s achter de rug hebben. Niet elke jongere is bijgevolg in staat om te schitteren op school of om snel en succesvol zijn plaats op de arbeidsmarkt in te nemen.
De discussie over het Kinderpardon toont tegelijk de wenselijkheid aan van het beschikken over een goed totaalbeeld van deze groep kinderen en jongeren waar onze overheid verantwoordelijkheid voor draagt. Feiten en cijfers zijn cruciaal om een passend beleid voor deze vreemdelingenkinderen te maken. Als Kinderrechtencommissariaat geven wij het dringende advies om deze kinderen beter te monitoren op hun aantal, verblijfsduur, welzijn en andere relevante aspecten. Dat zou alvast helpen om de discussie op een meer genuanceerde wijze te voeren dan vandaag vaak het geval is.
Bruno Vanobbergen is Kinderrechtencommissaris