De verkiezingskoorts in Vlaanderen en Wallonië neemt toe. Maar ook in het niet zo verre oosten, in de derde taalgemeenschap van België: de Duitstalige. Vergeten in debatten en onbekend bij de bevolking. Tijd voor een bezoekje aan haar joviale minister-president.
Het is haast symbolisch, mijn reis naar het kantoor van de 'Ministerpräsidenten der Deutschsprachige Gemeinschaft Belgiens', Karl-Heinz Lambertz (SP). Vertrokken vanuit mijn woonplaats in Vlaanderen, de trein genomen in Brussel, even halte gehouden in Luik om uiteindelijk uit te stappen in Eupen, hoofdstad van de Duitstalige Gemeenschap.
Vier landsgedeelten doorkruist, maar geen vier gewesten. Want, tot spijt van minister-president Lambertz, de kleinste gemeenschap van ons land vormt géén volwaardig gewest. En ondanks de ontelbare staatshervormingen die bedisseld zijn onder Vlamingen en Walen, zit dat er ook niet meteen aan te komen. Of toch?
U bent minister-president van de Duitstalige Gemeenschap sinds 1999, of reeds 15 jaar. Komen er daar na 25 mei nog eens vijf bij?
“Ik zou mijn mandaat graag vernieuwen, ja. Op die manier kan ik samen met de regering het begonnen werk verderzetten én tot een goed einde brengen. De laatste 15 jaar hebben we een ontwikkelingsstrategie uitgewerkt en toegepast. Bovendien is er ook de zesde staatshervorming en het statuut van de Duitstalige Gemeenschap. Er zullen nog heel wat inspanningen nodig zijn om tot het statuut te komen dat de Duitstaligen wensen en ook vastgelegd hebben in de resolutie van 27 juni 2011. Het worden interessante verkiezingen: komt er continuïteit in de Oost-Belgische politiek of wenst de kiezer een andere ploeg?”
Wat die staatshervormingen betreft: vorig jaar noemde u de confederalistische plannen van de N-VA een stap achteruit voor de Duitstaligen.
“Kijk, over het programma van de N-VA kan je drie zaken opmerken. Ten eerste is het coherent en maakt het de voorstellen duidelijk. Daarom is het ook een interessant model. Maar die voorstellen gaan wel tegen de continuïteit van de vorige staatshervormingen in. Die beogen immers een Belgische bondsstaat zonder de federale staat te verlaten. Het N-VA-model is echter een eerste stap richting een onafhankelijk Vlaanderen. Ten slotte is er in de plannen van de Vlaams-nationalisten geen plaats voor de Duitstalige Gemeenschap, want ze wordt niet erkend. Het is een model met slechts twee deelstaten: Vlaanderen en Wallonië.”
“In het België van de N-VA wordt mijn gemeenschap een louter Waals probleem. Maar wij zijn een Bélgisch probleem. Wij zijn een deel van België. Het is wel zo dat we een speciale band hebben met Wallonië, gezien de bevoegdheden die het Waals gewest hier uitoefent. Het is trouwens wel perfect mogelijk om die over te hevelen naar de Duitstalige Gemeenschap zonder wettelijke of grondwettelijke aanpassingen: via grondwetsartikel 139. Die is sinds 1984 vijf keer gebruikt en binnenkort rekenen we op een zesde keer voor de nieuwe bevoegdheden omtrent tewerkstelling. Wij vragen trouwens een nog groter pakket aan gewestelijke bevoegdheden, zoals huisvesting of ruimtelijke ordening. Want uiteindelijk is voor ons het enige wenselijke model dat van een Duitstalige deelstaat die alle bevoegdheden heeft, zoals nu al in Vlaanderen het geval is.”
U heeft het met andere woorden over een volwaardig Duitstalig gewest?
“Het maakt niet uit hoe dat heet: gewest of gemeenschap. Wie weet maakt men binnenkort nog het onderscheid. De zesde staatshervorming geeft immers meer gewicht aan de gewesten. Kijk maar naar de Franstalige Gemeenschap: die is enkel nog juridisch een federale entiteit, feitelijk al lang niet meer. Het hangt allemaal af van wat er met Brussel gebeurt, en dat is een bron van discussie tussen Vlaanderen en Wallonië. Dat was in het verleden al zo.”
“Neem nu de dualiteit van gemeenschappen en gewesten. Die is ontstaan door het probleem-Brussel. Toen België een federale staat werd, raakten Vlaanderen en Wallonië het niet eens over de hoofdstad. Uiteindelijk is er een compromis à la belge uit de bus gekomen: een België met gemeenschappen zonder Brussel, en een België met gewesten mét Brussel. En wij, als Duitstalige Gemeenschap, vallen er altijd tussen en moeten met die compromissen leven.”
“Maar goed, feitelijk zitten we héél dicht bij een België met vier entiteiten. Bijvoorbeeld: vier minister-presidenten die rijden met nummerplaten E1, E2, E3 en E4. Maar het duidelijkste bewijs is het samenwerkingsakkoord inzake budgettaire doelstellingen van eind vorig jaar. Die worden in vier pakketten verdeeld: Vlaanderen, Brussel, Wallonië én de Duitstalige Gemeenschap.”
***
Lambertz stopt mij een speldje toe die zijn visie op een federaal België symbolisch voorstelt: het wapen van de Belgische monarchie omringd door de vier wapens van Vlaanderen, Brussel, Wallonië en Duitstalig België. Vier entiteiten. Eén staatshoofd.
***
Maar op federaal niveau heeft de Duitstalige Gemeenschap opvallend weinig inspraak en vertegenwoordiging.
“We hebben een gemeenschapssenator uit ons parlement in de Senaat en momenteel ook een volksvertegenwoordiger in de Kamer. Maar daar is inderdaad geen wettelijk gehanteerde aanwezigheid. Dat is een verslechtering in vergelijking met vroeger. Door de provinciekieskringen vallen wij onder de provincie Luik en op die manier is het moeilijk om aan een Duitstalige verkozene te geraken. Daarom eisen wij een eigen kieskring, zoals we al hebben voor het Europese Parlement.”
“In het Waalse Gewest, waar we onder het arrondissement Verviers vallen, hebben we nu een, twee of drie verkozenen. Maar ook daar willen we een eigen kieskring. Zolang Wallonië bevoegdheden heeft bij ons, is onze aanwezigheid daar erg belangrijk.”
Is het niet moeilijk om zaken te bewegen zonder garantie op een stevige federale vertegenwoordiging?
“Eén, twee of drie Duitstalige volksvertegenwoordigers veranderen er niets aan. Het is gewoon van belang dat we er aan het woord komen. Maar nog belangrijker is dat de regering en het parlement van de Duitstalige gemeenschap actief zijn. Daarin ligt onze sterkte. Ook onze aanwezigheid in het Overlegcomité (waarin vertegenwoordigers zetelen van alle regeringen om overleg te plegen, red.) en de samenwerkingsakkoorden zijn essentieel. Bovendien zijn we met elke staatshervorming sterker geworden.”
U vindt uw afwezigheid op federaal niveau dus geen zwakte?
“Ik vind het jammer. Maar dat betekent niet dat we geen zeggenschap hebben. We hebben inmiddels wel een model uitgewerkt waarin we stellen dat we dezelfde juridische autonomie willen als de andere deelstaten, ondanks de feitelijke verschillen. Dat is bijvoorbeeld in Zwitserland al zo: kanton Zürich telt er 1,2 miljoen inwoners, kanton Appenzell Innerrhoden slechts 12.000, en toch hebben ze hetzelfde statuut.”
“We willen ook een wettelijke gegarandeerde vertegenwoordiging op alle niveaus. Nu is die er enkel voor de Senaat en Europa. Ten slotte vragen we respect voor de Duitse taal. Alle overheden moeten in het Duits kunnen communiceren met de mensen, en omgekeerd. Zoiets is al vastgelegd sinds de taalwet van 1963, maar de realiteit is anders.”
Laat ons eens verder kijken dan het louter politieke. Ook met het imago van de Duitstalige Gemeenschap zit het niet snor. Nauwelijks een Vlaming die veel over jullie weet.
“Dat is juist, maar niet alleen in Vlaanderen. Ook in de wereld zijn wij nauwelijks bekend. Daar moeten we zeker aan werken. We hebben heel lang geleefd volgens de filosofie 'vivant caché, vivant heureux' en dat was niet altijd zo slecht. Maar sinds we een beter idee hebben van onze institutionele toekomst, werd het belangrijker om bekender te worden.”
“Een specifiek probleem in België is natuurlijk de structuur van de media, die sterk opgedeeld zijn tussen Vlaanderen en Wallonië. Het is enorm moeilijk om daarin aan het woord te komen als Duitstalige. Het dagelijkse leven is hier zonder belang, dus er moet al iets uitzonderlijks gebeuren. We hebben wel al heel hard ingezet op toerisme, maar dat is lang niet genoeg. Want ook in het buitenland moeten we aan ons imago werken, vooral in Duitstalige landen.”
“We willen een verbinding zijn tussen België en Duitsland of Oostenrijk. Grensoverschrijdend en interregionaal werken is voor ons heel belangrijk. Want autonoom zijn, betekent niet alles zelf doen. Voor een kleine entiteit zoals wij, is het soms beter om samen te werken. Bovendien zijn succesvolle regio's vaak zij die diepgeworteld zijn in hun identiteit, maar ook breed vertakt zijn en veel contacten hebben.”
***
De minister-president geeft me een uitdraai van een wetsvoorstel en vraagt me de toelichting te lezen. “Ons nationaal leven is onderhavig aan een gevoel van onbehagen waarvan gans België zich meer en meer bewust wordt. Vlamingen en Walen tegenover elkander zonder te stellen, zou het ten slotte de Belgische eenheid nadelig beïnvloeden: de Franstalige gewesten voelen thans, niet altijd om gelijkaardige redenen, dezelfde gewaarwording van crisis of minderwaardigheid die zolang een reden van bezorgdheid waren voor de Vlaamstalige Belgen. De oorzaken van die onbehagelijke stemming moeten worden opgespoord.” De datum die erboven prijkt? 21 mei 1946. Tijdloos.
***
Na 25 mei beloven het geen eenvoudige onderhandelingen te worden, met een waarschijnlijk grote N-VA. Heeft u, vanuit uw ervaring als koninklijk bemiddelaar in 2007, raad voor de onderhandelaars?
“Geen raad, wel een bemerking: in een democratie heeft de kiezer altijd gelijk. Hij bepaalt wat de verdeling is van de machten. Bovendien is het vraagstuk federatie-of-confederatie niet iets wat je met verkiezingen kunt oplossen. Vlaanderen en Wallonië kennen een andere politieke realiteit. Dan hebben we ook nog eens Brussel en de Duitstalige Gemeenschap. En als de kiezers in de verschillende deelstaten een andere richting aangeven, dan is er maar één mogelijkheid: samenzitten en onderhandelen. België is niet voor niets wereldkampioen aller categorieën in het compromis. (lacht) In het buitenland begrijpen ze dat niet, omdat ze daar federale partijen hebben. Maar in België hebben we die niet, en daar moeten we mee omgaan.”
U klinkt hoopvol.
“Ik ben er zeker van dat we een oplossing vinden. Zelfs in de moeilijkste omstandigheden zijn we daar al in geslaagd. Ik denk dan vooral aan de tijd rond het Egmontpact (een overeenkomst in 1977 over de hervorming van België naar een federale staat, red.). Het gaat er vooral om of we verdergaan in de continuïteit van de staatshervormingen of niet. Indien de kiezer ingaat op het N-VA-model, dan is dat een breuk met het verleden. Maar: zelfs met een sterke N-VA kan het anders lopen. Dat is het mysterie van 26 mei en daarna.”
© 2014 – StampMedia – Gunther Malin
Dit artikel werd gepubliceerd door deredactie.be op 22/05/2014